In de gemeenschap waar diepe zuster- en broederlijkheid wordt beleefd, wordt de Heer ‘gezien’.
Er zijn onder ons oud-soldaten. Mannen die een jaar of langer het vaderland hebben gediend door de grenzen van het land te bewaken tegen de oprukkende troepen van de vijand. Roemrucht zijn de verhalen over die schone tijd van avontuur en heldendom. Zoals dat vaak is, worden de verhalen steeds beter met de jaren. Op de duur spreekt er heimwee uit: dat was een mooie tijd.
Lucas schijnt in zo’n bui te zijn, wanneer hij na enkele tientallen jaren zijn boeken schrijft: zijn evangelieverhaal en “Handelingen van de apostelen”.
Zij bezaten alles gemeenschappelijk, er was geen noodlijdende onder hen, ze verdeelden alles wat ze hadden. Dat is bijna te mooi om waar te zijn. Ook in de beginnende kerk van Jezus zullen wel spanningen en conflicten geleefd hebben. Waarschijnlijk denkt Lucas met enige weemoed terug naar de tijd van het begin. Zijn verhaal is met de jaren aangedikt en mooier geworden.
En toch. Als we dat stukje uit Handelingen naast het stukje evangelie over Thomas leggen - dan valt de nadruk op de gemeenschap op. Thomas was er eerst niet bij. Hij heeft de Heer niet ‘gezien’. Daarna is Thomas er wel. Het is in de gemeenschap van de zusters en broeders dat de verrezen Heer wordt ‘gezien’. Die gemeenschap van zusters en broeders is meer dan bijeenzitten in de eucharistieviering. Het is zorgen voor de noodlijdende, het is herverdelen...
Ik ben ook verplicht soldaat geweest, maar dat ligt ver achter mij. Het is een van die voorbijgaande periodes in een mensenleven. Pas als we echt zusters en broeders worden, die breken en delen en over elkaar inzitten, kunnen wij de verrezen Heer ‘zien’.