Jezus beleeft de wet van de sabbat van binnenuit: als een uitnodiging om tijd, aandacht en liefde te geven aan God en de mensen.
Als je in ons land als chauffeur een ademtest moet afleggen en je tussen 0,22 milligram en 0,35 milligram alcohol in één liter uitgeademde lucht hebt, krijg je een rijverbod van drie uur en een fikse geldboete. Dat schrikt veel chauffeurs af en ze letten op de hoeveelheid alcohol die ze drinken. Niet het gevaar dat ze voor andere weggebruikers en voor zichzelf zijn als ze dronken sturen, spoort hen tot die voorzichtigheid aan maar de pakkans om betrapt te worden.
Zoiets klaagt Jezus in het stukje evangelie van vandaag aan. We hoorden in de eerste lezing uit Deuteronomium hoe de wet op de sabbat werd geformuleerd. Die had tot doel een dag per week voor God voor te behouden. Jezus ziet dat ook zo. Hij gaat wandelen met zijn leerlingen; Hij gaat naar de synagoge. Jezus straalt rust uit en dat hoort zo op sabbat.
De wetgeleerden van zijn tijd hadden de wet op de sabbat echter herleid tot een doel op zich. De wandelafstand werd beperkt, aren plukken was arbeid, iemand genezen was verboden. Niet meer waarom de sabbatrust werd ingesteld, was van tel, maar de wet zelf. Jezus komt in conflict. Hij wil God eren door te rusten en dat brengt hem als vanzelf bij de zorg voor de mens. Dat is de sabbat: de mens voorop om God te dienen.
Mensen die op hun alcoholverbruik letten om niet gesnapt te worden en een boete te krijgen, vertrekken van de letter van de wet. Ze zijn niet doordrongen van de waarde van de wet: bescherming van mensenlevens tegen roekeloos rijgedrag. Laten wij als christenen Jezus volgen. Niet de letter van de wet is van tel: God tijd geven en daarom de mens voorop stellen.