Toen ik afgelopen zomer met vakantie was, zag ik in een stad een man op de grond liggen die met iets vreemds bezig was. Dichterbij komend zag ik dat hij kleine schilderijtjes aan het maken was op de grond. Toen ik hem vroeg waar hij mee bezig was, zei hij dat hij de kauwgoms die op straat achtergebleven en opengetrapt waren, beschilderde. Het was niet toegelaten om rechtstreeks op de grond te schilderen, maar kauwgoms beschilderen, dat kon wel. Hij vertelde me dat hij dit reeds vele jaren op verschillende plaatsen in tal van landen deed, en dat hij bekend stond als de ‘chewing-gum-man’. Toen ik dat achteraf even op internet opzocht, bleek dit ook te kloppen. Ik vond het echter symbolisch heel mooi wat deze man deed en nog steeds doet: hij tracht schoonheid te scheppen in en ondanks de lelijkheid. Het was één van de meest poëtische dingen die ik de laatste weken gezien heb. Is het ook niet een beetje dat wat christenen en kerkgemeenschappen zouden moeten zijn en doen? Zout der aarde zijn, licht uitstralen in de duisternis, mensen die iets lelijks als een platgetrapte kauwgom tot een kunstwerk weten te maken?