Sinds kort is hij lector in de kerk van Sint Jozef in Evere. Maar hij is al verschillende jaren lid van de pastorale ploeg. Vader van Pontus en Anna en echtgenoot van Frederika. Samen nemen ze geregeld deel aan de gemeenschapsvieringen. Hoog tijd dus om hem aan u voor te stellen... Geraard Goossens.
Ben jij geboren Brusselaar Geraard?
Geraard Goossens: neen, op mijn 20e ben ik in Brussel film komen studeren aan het HRITCS. Dat is meer dan 30 jaar geleden en dat was een heel leuke tijd. Maar ik moest ook nog soldaat worden. Tijdens de periode bij het leger in Duitsland, kreeg ik een telefoontje van een oud-leraar die zei dat men radiotechnici zocht op de toenmalige BRTN, voor het pas opgerichte ‘Radio Donna’. Ik ben op die vraag ingegaan maar omdat ik thuis meer met klassieke muziek werd opgevoed, ging ik niet bij Donna werken maar bij andere radionetten. Ik zat nog op kot in Brussel en ben in Brussel gebleven. Ondertussen werk ik al meer dan 25 jaar bij de VRT: 25 jaar bij de radio waar ik een heel parcours heb afgelegd: bij Radio 1 en de dienst ‘Luisterspelen’ maar vooral bij Radio 3, het huidige Klara. Tot de besparingen bij de openbare omroep ook Klara troffen en er op personeel moest bespaard worden. Sinds een goed jaar werk ik als archivaris op het VRT-archief.
Ik ben dus een inwijkeling in de stad en was altijd heel mobiel tussen Antwerpen, Gent en Brussel. Eigenlijk pas na mijn huwelijk en vooral toen we kinderen kregen die ook in Schaarbeek school lopen, ben ik echt geïntegreerd in de gemeente.
Kom je uit een groot gezin?
GG: neen, mijn vader is een aannemer en mijn moeder was kleuterleidster. Ik heb maar één broer die zes jaar jonger is, een cruciaal leeftijdsverschil want we hebben nooit samen op school gezeten. Nu speelt dat leeftijdsverschil natuurlijk geen rol meer.
Ik liep school in Sint-Niklaas in het ‘beruchte’ Sint-Jozef-Klein-Seminarie, de school waar Anton Van Wilderode les had gegeven en o.a. dichter Paul Snoek en schrijver Tom Lanoye oud-leerlingen zijn. Ik heb nog altijd vrienden uit die schooltijd.
Welke herinneringen heb je aan jouw communie of vormsel?
GG: dat was toen vanzelfsprekend. Uit die tijd herinner ik mij maar één vriendinnetje dat dit niet deed. Ik heb het geloof van thuis uit meegekregen en alles wat daarmee cultureel samenhangt. Als kleine jongen was ik gefascineerd door de ‘hocus pocus’ van de consecratie, die theatraliteit van een misviering. Thuis speelde ik dat na. Dat boeide mij maar in mijn tienertijd kon ik mijn ouders wel uit de kerk praten. Op school kregen we veel onderwerpen om over na te denken. Zeker door de leraren godsdienst die ons uitdaagden. Zo leende ik in de bibliotheek werken van Nietzsche omdat ik de leraar daarmee wilde confronteren en dat gaf heel wat stof voor discussie en vorming.
Hoe ben je hier in Brussel in contact gekomen met de kerk en de pastorale eenheid Sint-Franciscus?
GG: toen mijn vrouw Frederika zwanger was, hebben we er veel over nagedacht of we ons kind wilden laten dopen. Via de slager op de Milcampslaan kregen we het telefoonnummer van pastor Tony. Hij nodigde ons uit om eens naar de viering in Sint Jozef in Evere te komen. We apprecieerden het dat het allemaal heel gemoedelijk was, niet het dwingende dat we ons herinnerden van vroeger. De verzorgde vieringen, de interessante homilies waar je telkens iets van meeneemt, zorgden ervoor dat we terug ‘verkerkelijkt’ zijn. Eigenlijk hebben we ervaren dat je meer gelovig wordt door meer deel te nemen aan de vieringen en niet omgekeerd, dat je naar de viering gaat omdat je gelovig bent.
Hoe en waarom ben je lid geworden van de pastorale ploeg?
GG: vooral omdat mij de vraag is gesteld. We leven in een tijd dat de kerk enorm krimpt. Zelf ben ik vooral een ‘cultuurkatholiek’ en dan komt die vraag. Ik zag er misschien ook een aanleiding in om meer over het geloof na te denken en ik was ook wel nieuwsgierig om van de andere leden te horen welke plaats het geloof in hun leven inneemt, waarom ze zich engageren. Sommigen zien het als een soort missie, een getuigenis, anderen vinden er inspiratie en levenskracht in. Waarom, blijft voor mij een moeilijke vraag. Het zal wel met golven gaan maar ik vind het ook mooi om net dat engagement te hebben.
Wat heeft jou aangespoord om je als lector op te geven?
GG: ik lees heel veel. De mens heeft pas heel laat ‘stil’ leren lezen. Veel teksten zijn echt geschreven om luidop te lezen. Door mijn werk als radiotechnicus heb ik lang geluisterd naar heel goede stemmen. Bij het voorlezen aan onze kinderen, heb ik zelf gemerkt dat je daarbij verschillende accenten kan leggen. Ik raad het iedereen aan om het zelf te proberen. Ik was geen ‘bijbellezer’ maar de grote verhalen ervan spreken me aan en nu lees ik ze ook vanuit een zekere verwondering.
Hoe zie je de toekomst van de pastorale eenheid?
GG: ik ga geen voorspelling doen want we leven met een heel onbekende toekomst. Maar ik ben er wel van overtuigd dat religiositeit zal blijven. Essentieel daaraan is de eredienst en het ritueel. Momenten die vorm geven aan het omgaan met wat niet in onze macht ligt, onze eindigheid bijvoorbeeld, de dood, momenten die we vaak associëren met verdriet, daar kan het ritueel en het geloof een sterke troost bieden. Maar ook momenten van blijdschap, van dankbaarheid, als we onze liefde willen tonen, of bij een geboorte, komen daarvoor in aanmerking. Toevallige dingen die gegeven zijn, dingen die we moéten aanvaarden, spelen in het leven een enorme rol. Daarmee omgaan, dat is de betekenis van religiositeit. Als je mij dus de vraag zou stellen: zal het ritueel overleven? Dan hoop ik dat de kerk de kracht vindt om haar eigenheid te behouden, het ritueel te behouden en niet te veel te moderniseren. Zelf heb ik moeite met te veel aanpassingen. Rituelen staan ook voor een zekere duurzaamheid. Deelname eraan contrasteert met de permanente aanpassingsdruk die in onze snel veranderende maatschappij kenmerkend is voor het profane leven. En ik denk dat we dat soort tradities nodig hebben.
Beste Geraard, bedankt voor je verhaal en voor de inzichten. Het doet ons ook nadenken over onze toekomst...
Ria V.A.