Geloof jij in wonderen? Zo ja, dan mag je jezelf tot een groeiende groep mensen rekenen. Recent onderzoek op verzoek van de Nederlandse omroep KRO-NCRV en het museum Catharijneconvent in Utrecht stelde immers vast dat 63 procent van de ondervraagde Nederlanders beweerde in meer of mindere mate in wonderen te geloven. Toch een vreemde vaststelling. Je zou immers denken dat we hier in Nederland en België toch wel nuchtere mensen zijn en zij zich zeker niet bezighouden met iets onverklaarbaars als wonderen. Wel viel op dat van diegenen die zeggen in wonderen te geloven slechts zes procent dit linkt aan een goddelijke oorsprong.
Voor de meesten heeft een wonder iets te maken met datgene wat ons overstijgt, wat groter is dan onszelf, wat ons eigen denkvermogen te boven gaat. En zo zijn er heel wat zaken die onder deze noemer kunnen vallen. Op die manier zit er toch iets religieus in deze nieuwe wonderbeleving, ofschoon het niet altijd religieus geduid wordt. Het heeft immers te maken met een groter verband. Geloven in wonderen veronderstelt een houding van ontvankelijkheid voor datgene wat ons overstijgt. Geloven in wonderen houdt in dat je je openstelt voor datgene wat groter is dan jezelf. Misschien een houding waarin we ons in deze veertigdagentijd kunnen oefenen? Want is verrijzenisgeloof niet pas mogelijk wanneer je jezelf openstelt voor datgene wat niet onmiddellijk rationeel en wetenschappelijk te verklaren valt, maar veeleer van de orde van het mysterie is?