Als het weer én de gezondheid het enigszins toelaat, komt ze iedere week te voet met haar rollator naar de Sint Jozefkerk in Evere. Ondanks haar gezegende leeftijd is ze daar één van de vaste deelnemers aan de eucharistieviering en vaak mogen we haar ook verwelkomen bij de potlucks.
Wie haar nog niet kent, krijgt nu de kans om kennis te maken met mevrouw Josée Deryck. Een bezoekje aan huis mocht gelukkig al dankzij de versoepeling van de strenge lockdown. Toch blijft dit gesprek nog fel corona-beladen.
Beste Mevrouw Deryck, bent u een geboren Brusselaar ?
Josée Deryck: ik ben geboren in Houwaart, een dorp ten zuiden van Aarschot maar ik heb 27 jaar in Wezembeek gewoond, en het zal nu ongeveer 30 jaar zijn dat we hier in Evere wonen. Ik ben getrouwd in Houwaart maar mijn man, René werkte als bediende in de Zuidertoren. Hij moest voor 6 uur ’s morgens thuis vertrekken en eerst met de fiets tot Schubbeek, dan naar Leuven, de trein naar Brussel én dan moest hij nog een tram nemen. Dat was dus niet te doen om in Houwaart te blijven wonen. Ondertussen hadden we ook een zoon, Maxime gekregen.
Komt u uit een groot gezin?
Josée: ik was enig kind en mijn ouders zegden, met die kleine op de boerderij, dat gaat niet, zoek liever iets dichter bij Brussel. Zo hebben we een woonst gevonden in Wezembeek. Onze zoon, Maxime, is daar gestorven. Hij was blind en alles in dat huis was voor hem ingericht. Na zijn overlijden heb ik tegen mijn man gezegd, ik blijf hier niet. Het was daar heel groot en een jaar later hebben we het huis verkocht en zijn we hier naar Evere komen wonen. Mijn man moest nog één jaar werken en dan kon hij op 60 jaar op pensioen. Hij is veel jaren heel goed geweest en dan gingen we regelmatig op zaterdag naar Scherpenheuvel naar de basiliek en naar Onze Lieve Vrouw. Dat betekende heel veel voor mij. Om 12 uur gingen we naar de mis en in de namiddag was er dan de markt. Daarna gingen we bij de familie goeiedag zeggen. Dat hebben we heel lang gedaan tot mijn man ziek geworden is en in 2018 is overleden.
Kon Maxime ook school lopen?
Josée: tot zijn 14 jaar is Maxime altijd bij mij thuis geweest omdat hij niet naar school kon. Dan is er op woensdagnamiddag een broeder komen les in braille geven. Ik dacht dat het moeilijk zou zijn voor Maxime maar hij leerde snel. Dan hebben we hem naar Woluwe naar school laten gaan. Een busje kwam hem afhalen. Hij was heel graag gezien bij de broeders op school. Maxime is afgestudeerd als telefonist en de broeders hebben het nodige voor gedaan zodat hij aan de slag kon in het hoofdbureau bij de douane en accijnzen. Maar hij heeft er amper twee jaar kunnen werken. Hij is twee keer gevallen en bij onderzoeken hebben ze in de kliniek kanker aan de ruggenwervel vastgesteld. Ze hebben hem nog geopereerd maar na tien maanden, hij was dan graatmager, is hij daar gestorven.
Waar zoek je dan steun om dat te verwerken?
Josée: ik vind steun bij Ons lief Vrouwke. Met Maxime zijn we één keer met de ziekentrein naar Lourdes geweest. Hij was wel blind maar hij trok goed zijn plan en hij had ‘een goeie tong’. Hij ging veel bij de kinderen en kon het ook goed vinden met de verpleegsters. Na zijn overlijden, zegde mijn schoonzus : “ge moet eens weggaan om op andere gedachten te komen”. Dan heb ik aan mijn man gezegd: ik zou nog graag eens terug naar Lourdes gaan. En we zijn teruggegaan, later ook nog eens, niet met een vereniging, gewoon onder ons twee.
Hoe was het om hier in Evere te komen wonen? Hoe heb je contact gevonden met de parochie?
Josée: we kwamen hier naar de kerk en op een dag zag ik de vrouw van Jan Amerijckx. Zij ging rond in de kerk en ze was hier vaak bezig. Ik heb haar aangesproken en gevraagd of er hier een vereniging voor vrouwen was, zoals de KAV, en dan heb ik mij daarbij aangesloten.
Hoe was het om de coronatijd door te brengen nu je alleen bent?
Josée: ze zegden direct ‘ieder in zijn kot’ en dat heb ik gevolgd. Normaal gezien komt hier wekelijks een mantelzorgster, Ria. Het is een kleuterleidster, maar één dag in de week brengt ze me eten of vergezelt ze me naar de kapper of naar de winkel. Ik vreesde ervoor dat ze door de coronamaatregelen niet meer zou kunnen komen, maar ze bracht me toch iedere week alles mee wat ik nodig had.
Soms had ik het moeilijk want ge zit veel alleen. Gelukkig heb ik wel dagelijks de krant, iedere week Libelle en op woensdag Kerk en Leven. Daar hebben de priesters veel in geschreven, heel mooi geschreven, echt. En er was ook de meditatie via de telefoon. Héél schoon! ’s Morgens luister ik, in het begin overdag ook, nu is dat meer ’s avonds. Als ik niet kon slapen, dan stond ik op en nam ik de telefoon en luisterde ik naar de meditatie. Dat vond ik heel aangenaam en dat gaf me veel steun. Want televisie zegt mij eigenlijk niets. Vroeger luisterden we altijd naar de radio maar sedert de dood van mijn man, René zegt mij dat ook niets meer. Natuurlijk er zijn wel momenten dat het moeilijk gaat, dan bel ik wel eens naar zuster Rita.
Nu mag de kerk terug open. Waar zie je naar uit?
Josée: om naar de mis te komen natuurlijk. Ik weet nog niet of het zal gaan want ja, door de corona heb ik veel thuis gezeten en ik moet nu weer beginnen oefenen om te stappen. Ik heb ook in de krant gelezen dat ze niet mogen zingen. En hoe gaat dat gaan met de communie? Moeten we dan handschoenen aandoen in de kerk?
Beste Josée, ondertussen ben je op zondag voor de viering al in de kerk geweest, zoals gewoonlijk mét je rollator. Handschoenen waren niet nodig, ook niet voor de communie. Wat deed het deugd je daar terug te zien!
Ria V.A.