In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest!
Geliefde Broeders en Zusters,
Hoe transparant, hoe duidelijk en tegelijkertijd hoe streng de parabel van vandaag is. Ik wil er twee punten uitlichten. De rijke man stierf, die alles kreeg van de aarde, van het tijdelijke leven - niet alleen wat het kon geven, maar ook wat ervan genomen kon worden; genomen zonder het met iemand te delen, genomen met volledige minachting, met volledige onverschilligheid voor de behoeften of de dromen van anderen. En hij stierf, een plechtige begrafenis werd over hem uitgevoerd. De aarde keerde terug naar de aarde, de mensen op aarde die hem hadden liefgehad, of liever gezegd die één met hem waren geweest, begroeven hem, en dat was het einde van zijn hele leven. Hij werd niet meer nodig; hij kon niets geven, niemand kon iets van hem krijgen, hij werd plechtig en definitief begraven.
Stierf ook de arme man die jarenlang op de stoep van die rijke man had gezeten, schuilend, misschien onder zijn ladder, hopend dat de rijke man en zijn vrienden hem tenminste een stuk brood zouden toewerpen, zoals zij het voor de honden gooiden, maar hij kreeg niets van hen. Zij waren met zichzelf bezig, zij bevonden zich op een levensniveau van waaruit men niet naar beneden kijkt, van waaruit men de mens niet ziet. De beesten, ja: die omringden de arme man, likten zijn wonden, troostten hem met hun aanwezigheid. En in de ogen van de rijke man waren zowel de arme man als de beesten gelijk aan elkaar, alleen kregen de beesten iets, en de arme man slechts minachting en vergetelheid. Dit alles aanvaardde de arme man met veel geduld en nederigheid. En toen hij stierf, daalden de engelen van God af uit de hemel, namen zijn ziel in hun heilige handen en brachten haar in Abrahams boezem. Er was geen plechtige begrafenis op aarde, maar een feest in de hemel.
Zo verloopt ons leven tussen deze twee polen - wie zijn wij? Zijn wij die rijke man blind, ongevoelig, alleen omringd door de zijnen, mensen van zijn niveau, zijn klasse, zijn rijkdom, of behoren wij tot degenen wiens beeld wij zien in Lazarus?
En nog iets: de woorden van de Verlosser, toen de rijke man Hem vroeg om Lazarus (Lazarus weer, de rijke man was gewoon te denken dat Lazarus arm was, dat men met hem kon sollen, dat men hem overal naartoe kon jagen, zelfs zonder een woord van dank, maar
gewoon onder bedreiging van grofheid) naar zijn nog levende broeders op aarde te sturen, om hen te waarschuwen. En de Verlosser antwoordde met woorden die ook voor ons een waarschuwing en een oproep zouden moeten zijn: Nee! Zij hebben Mozes - d.w.z. de grootste wetgever van Israël, die de wet van God zelf verkondigde, de wet van het leven; zij hebben profeten - ze moeten hun luisteren.
Geldt dit niet voor ons? Hoe vaak wensen wij, zowel in het gebed als in heel ons innerlijk en uiterlijk leven, dat een woord van God persoonlijk tot ons zou komen, alleen tot mij, een woord waar ik mij niet van kan afwenden, omdat het alleen tot mij spreekt en niet in mijn leven komt als een algemene verkondiging van de waarheid, toegankelijk voor iedereen, maar als een wonder dat mijn leven binnenkomt en waarvan ik mij niet kan afwenden. En de Heer zegt tegen ons: Jullie hebben het hele evangelie, niet alleen Mozes en de profeten, niet alleen het Oude Testament, niet alleen de oude wetgeving, maar het levende woord, niet van God alleen, maar het woord van God zelf, die op aarde is gekomen. Vervul wat u is gezegd, vervul wat ik u heb gezegd en waardoor ik voor u de weg van het leven heb geopend. En wanneer u dat doet of tenminste begint te doen met een goed geweten, met uw hele verstand, met uw hele hart, met uw hele leven, dan zal dit nieuwe woord u bereiken of liever gezegd zal de Heilige Geest u de diepten van dit woord van God, dat ik verkondig, openbaren. Maar als u het niet gehoorzaamt, als u geen acht slaat op dit woord, zelfs als iemand terugkomt uit de dood, zult u hem niet geloven.
Dit is wat er gebeurde met het volk van het Oude Testament toen de Heer opstond. Zij verwierpen Hem, verwierpen Zijn getuigenis, verwierpen Zijn gebod en zeiden: Nee, wij luisteren naar een ander. En wij staan voor dezelfde vraag: de Heer is opgestaan, het grootste wonder is gebeurd. God werd vlees en nam ons mee naar de hemel, en toch aarzelen we nog: geven we acht op zijn woord, leven we uit dit levengevende woord?
Laten we denken aan de rijke man en Lazarus, laten we denken aan de waarschuwing van Christus: vervul wat u al ter beschikking staat, en wat u nog niet ter beschikking staat, zal geopenbaard worden. Dan zullen Christus' opstanding, leven, kruis en overwinning de onze worden als levenservaring - meer dan dat: als eeuwig goddelijk leven zelf, dat ons verstand verlicht, ons zelf makend tot een stroom van eeuwig leven voor anderen. Amen.