Zoals elk jaar bidden we in vele christelijke Kerken van 18 tot 25 januari voor de ‘eenheid onder de christenen’. Maar dit jaar is toch bijzonder, aangezien we in het late voorjaar van 2025 de 1700ste verjaardag van het oecumenisch concilie van Nicea vieren. Het was de eerste christelijke keizer, Constantijn de Grote, die voor het eerst alle bisschoppen van de christelijke wereld – dit is: van het Romeinse Rijk – bijeenriep in Nicea (de huidige Turkse stad Iznik in het uiterste noordwesten van Klein-Azië, net ten zuiden van de Zee van Marmara), omwille van de onrust die er was ontstaan door de verspreiding van het arianisme.
Dat arianisme is de leer van een christelijke presbyter uit Alexandrië, ene Arius, die stelde dat Christus niet werkelijk gelijk was aan God, maar het voornaamste schepsel en dus ondergeschikt aan de Vader. Deze leer werd scherp veroordeeld door de toenmalige patriarchen van Alexandrië, achtereenvolgens Alexander en Athanasius, terwijl er ook invloedrijke bisschoppen waren, zoals pakweg een Eusebius van Caesarea, die het arianisme minder eenduidig veroordeelden.
In Nicea werd een geloofsbelijdenis aangenomen die door alle aanwezige bisschoppen werd goedgekeurd en die wij – alle christenen! – nog altijd bidden:
Wij geloven (in de rooms-katholieke vertaling is dat Ik geloof geworden) in één God de almachtige Vader
Schepper van hemel en aarde, van al wat zichtbaar en onzichtbaar is.
En in één Heer, Jezus Christus,
eniggeboren Zoon van God,
vóór alle tijden geboren uit de Vader.
God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God.
Geboren, niet geschapen, één in wezen met de Vader,
en door wie alles geschapen is.
…
In Nicea werd een geloofsbelijdenis aangenomen die wij – alle christenen – nog altijd bidden.
Hiermee was de discussie echter niet beslecht. Ook na het concilie van Nicea bleef het arianisme bestaan, en bestreden worden. Al stelt zich hier wel een historisch-technisch probleem: wij kennen het arianisme sindsdien alleen uit wat de tegenstanders ervan wisten te vertellen en wellicht was de scheidslijn tussen de ‘ketterse’ inzichten en de orthodoxie niet eens zo scherp. Er speelden immers ook politieke motieven mee: de byzantijnse keizers waren erop gebrand de eenheid in hun rijk te bestendigen door streng op te treden tegen alles wat die eenheid in de weg stond.
Clovis
Wellicht was niet zozeer de ‘ketterse’ formulering van de goddelijke natuur van Christus het belangrijkste twistpunt, maar wel dat het arianisme populair was geworden onder volksgroepen die niet, niet meer of nog niet onder Romeins bewind vielen. Zo bijvoorbeeld waren Gotische krijgsheren ariaanse christenen geworden: zij vierden de liturgie trouwens in hun volkstaal en beschikten over bijbels in hun eigen taal, niet in het Grieks of het Latijn zoals onder de Romeinse heersers gebruikelijk was. Het is vrij waarschijnlijk dat ook de merovingische koning Clovis rond 500 zich niet van het heidendom maar wel van het arianisme naar het katholicisme bekeerde.
Want inderdaad, Nicea kwam steeds meer gelijk te staan aan ‘katholiek’ en ‘orthodox’ – in de oorspronkelijke betekenis van die woorden: ‘universeel’ en ‘recht in de leer’. Wat dat ‘recht in de leer’ voor de gelovigen van de ‘universele’ Kerk betekende, werd verder uitgewerkt tijdens latere concilies, in Constantinopel (381), in Efeze (431) en ten slotte in Chalcedon (451). Telkens stond de Drie-eenheid ter discussie en met name ook de twee naturen van Christus. En zo ontstond on-enig-heid in de ‘universele’ christenheid, omdat sommigen vonden dat de oecumenische concilies niet langer ‘recht in de leer’ waren en dus niet langer ‘katholiek’ en ‘orthodox’.
Nestorianen
Zo kwam het tot een breuk met wat nu de Assyrische Kerk van het Oosten is, naar aanleiding van de prediking van patriarch Nestorius van Constantinopel dat Christus uit twee personen bestaat – mens én God – in tegenstelling tot de leer van de twee naturen (ware God en waarlijk mens) van één heilig persoon. Later hebben een aantal Kerken de verdere uitleg van het concilie van Chalcedon niet aanvaard, omdat zij het er niet mee eens waren (de Koptische Kerk en Kerken in de Hoorn van Afrika), omdat zij er niet bij waren (zoals de Armeens-apostolische bisschoppen) of omdat zij niet meer tot het Romeinse rijk behoorden (de Syrisch-orthodoxe Kerk).
Paasdatum
Kortom: Nicea was het eerste oecumenische concilie, maar de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel is eigenlijk zowat het enige echt oecumenische erfgoed van de christelijke familie.
Of toch… er is ook die tweede beslissing van Nicea. Het eerste oecumenische concilie besliste immers dat het christelijke Pasen gevierd zou worden op de eerste zondag na de eerste volle maan na de lente-equinox. Ook dat is ‘universeel’ christelijk erfgoed. De verschillen in de berekening van de paasdatum tussen Kerken in oost en west hebben niets met die beslissing van Nicea te maken, maar wel met latere hervormingen in de berekening van de kalender.
Paus Franciscus
Het toeval wil dat christenen in oost en west net in het herdenkingsjaar van het concilie van Nicea op dezelfde dag Pasen vieren: op zondag 20 april. Daarom precies pleit paus Franciscus er sinds vorig jaar uitdrukkelijk voor te zoeken hoe de christenen alvast over die paasdatum hun eenheid kunnen terugvinden. In september jongstleden zei de paus nog dat ‘Pasen niet plaatsvindt op ons eigen initiatief of volgens een of andere kalender, maar omdat God de wereld zo liefhad dat hij ons zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft’ (zie Johannes 3,16).
Bron: otheo.be