Jezus bad tot zijn Vader. Er moest Hem iets van het hart. Hij had tenslotte iets op gang gebracht bij die toen nog jonge mensen. ‘Vader, bewaar hen in Uw Naam.’ Hoeveel ouders, grootouders zullen zich niet herkennen in zijn woorden en in zijn angst? Hoe dikwijls zouden ook zij zich niet tot God willen richten voor hun kinderen en kleinkinderen: ‘Vader, bewaar in uw naam hen die Gij mij gegeven hebt. Bewaar hen in datzelfde godsbesef, in datzelfde godsvertrouwen, in diezelfde verbondenheid met God. Het was het fundament van ons leven.”
Zij zien bij hun kinderen zoveel uiterlijke vormen van godsdienstigheid wegvallen. Zij weten niet of en hoe de boodschap nog wordt doorgegeven; zij weten niet of de diepe levensmoed en de levensvreugde die zij altijd bij God hebben gevonden, of de volgende generaties die ook zullen vinden.
Die volgelingen waar Jezus zich zorgen over maakt, zouden enkele jaren later van Hem getuigen in alle grootsteden van de toen bekende wereld: in de havensteden Korinthe en Efese; bij die halve wilden van de Galaten, in Antiochië en Rome. In een wereld zo ver van Jeruzalem en de tempel, zo ver van hun vertrouwde geloofsbeleving waarin zij waren grootgebracht.
Zijn angst en zijn zorg bleken dus voorbarig. Zou dat bij ons ook niet zo zijn? Die kinderen en kleinkinderen zullen terechtkomen in alle grootsteden van de wereld. Maar wat méér is, zij komen terecht in een wereld die een andere drijfkracht kent, die andere normen en waarden hanteert, die een andere opvatting van geluk heeft. Zij zullen zodanig worden overladen met gebruiksgoederen dat zij daar heel vlug het betrekkelijke van zullen inzien en veel dingen overbodig zullen vinden waar wij ons nog aan vergapen. Zij zullen het materialisme doorprikken en inzien dat we, als ieder voor zichzelf gaat leven, in een impasse terechtkomen met een onvoldaanheid, zowel bij diegenen die te veel hebben als bij hen die te weinig hebben. Als geld het enige levensdoel is geworden, zullen wij aan het geld ten onder gaan.
In die wereld zullen zij het christen-zijn opnieuw moeten uitvinden: met rituelen, met andere klemtonen, vanuit een andere opvatting inzake gezin en geluk. Vanuit onze levenservaring hebben wij de neiging om hen te leren hoe zij dat allemaal moeten verwerken, maar dat kunnen en mogen wij niet. Wij kunnen alleen hopen en bidden dat God hen voor het kwaad behoedt, dat zij de binding met God niet verliezen en de grondhouding van het christendom trouw blijven. Dat is leven vanuit een godsbesef dat ons uitdaagt om anderen gelukkig te maken. Het is de grondhouding van het christendom. Leef niet voor jezelf, maar leef met open hart en met open handen. Dat is de grote uitdaging waar zij voor staan. ‘Mogen zij behoed blijven voor het kwaad.’ Het onherroepelijke van verslaving en geweld en misdaad. Ieder ouder denkt eraan in die laatste bede van het Onze Vader. ‘Verlos ons van het kwaad.’ Dat Gij, Vader, hen blijvend behoedt voor dat kwaad.
E.H. Manu Verhulst