Twee vrouwen gaan bij het krieken van de dag naar het graf van Jezus. Ze willen niet langer wachten, na de verplichte sabbatrust.
Als jonge mensen voor de kerk huwen, beloven ze elkaar het einde van de wereld en hun hele leven. Ze zijn immers vervuld van elkaars liefde.
Of als een jonge man diaken of priester gewijd wordt, roept de bisschop hem op. Met volle overtuiging antwoordt hij: “Hier ben ik”. Hij is immers vervuld van vertrouwen dat hij die taak met Gods hulp zal kunnen doen.
Twee vrouwen, allebei Maria, gaan ‘s morgens vroeg, bij het ochtendgloren, naar het graf van Jezus. Ze willen niet langer wachten, na de verplichte rust van de sabbat. Misschien gaan ze ook wel zo vroeg omdat ze bang zijn. Er is immers veel gebeurd.
De kring rond Jezus en de mensenstroom die hem volgde, zijn op korte tijd klein geworden. Er was een moment geweest dat duizenden kwamen luisteren, misschien ook om van de wondere broden te kunnen eten. In Jeruzalem waren nog zijn leerlingen en enkele vrouwen in zijn gezelschap. In de tuin van Getsemane waren er nog drie bij hem, die dan nog in slaap vielen. Eén van die drie zou Jezus dezelfde nacht verloochenen.
De twee vrouwen ontmoeten Jezus de Christus, de Verrezene. Zij krijgen meteen een opdracht: Ga naar mijn leerlingen en zeg hen... Het is het eerste dat de Christus hier doet: de kring terug groter maken: de vrouwen, de leerlingen. Later komt de opdracht om te verkondigen.
De evangelist schrijft dat de vrouwen naar de leerlingen snellen. Zijn zij zeker? Is het geen droom? De twee wagen het. Ze durven de engel geloven en ze durven aannemen dat ze de Christus echt zien.
Wie het waagt in de Christus te geloven, heeft haast. Die wil het voortzeggen, uitdragen, verkondigen en delen.
God is vol liefde,
durf voor die liefde alles te geven.
Durf het te wagen.
Geef je zonder angst.
Omdat de vrouwen en de leerlingen dat gedaan hebben is de kleine groep beginnen groeien. Nu is er geen sensatiezucht of broodhonger. Nu is er overtuiging, kracht, heilige Geest.
Zalige Pasen!