Er rijzen vragen over de positie die ik inneem als pastoor in de kerk waar de verantwoordelijke bisschoppen bekennen dat machtsmisbruik gebeurde en werd toegedekt. Ik begin met een klassieke zin maar zal verder de geschenkverpakking achterwege laten: Waar macht ligt, loert de verleiding om die te misbruiken. Dat is in heel de samenleving zo. Het is moeilijk om integer te zijn als je over andere mensen macht hebt. Je moet daar bewust van zijn en jezelf (laten) controleren. Dat is te weinig aanwezig (geweest) in de kerk.
Toen ik 48 jaar geleden naar het seminarie trok had ik van seksueel kindermisbruik niet gehoord. Ik herinner mij niet dat dit thema ter sprake is geweest tijdens mijn opleiding, behalve in de cursussen ‘Pastoraalpsychologie’ en ‘Bijzondere psychologische problemen’. In het eerste jaar seminarie leefde daar een hele discussie over het celibaat. Enkele maanden tevoren was een priester uitgetreden die begeleider van de seminaristen was. Dat zinderde fel na en dat was toen het discussiepunt. Het bracht mij zelfs in verwarring zodat ik na twee jaar het seminarie verliet om mijn verplichte legerdienst te doen. Ik had meer bezwaren tegen het leger na mijn diensttijd dan ervoor maar de tijdelijke vervreemding had gewerkt. Ik keerde versterkt terug naar het seminarie, werkte mijn studies en stages af en kwam in Opwijk terecht.
Persoonlijke schuld
Ik hoor over geheime relaties van sommige collega’s. Zolang dat onder volwassenen gebeurt én met wederzijdse toestemming, heb ik dat altijd als een privézaak beschouwd. De verplichting van het celibaat voor diakens (en bijgevolg voor priesters en bisschoppen) is zijn betekenis en zin verloren. Dit soort seksuele relaties laat ik hier verder buiten beschouwing.
Ik heb waarschijnlijk – zonder het te weten of te vermoeden – aan tafel gezeten met collega’s die macht hebben misbruikt. Ik heb echter nooit van een collega geweten dat die kinderen seksueel mishandelde. Hoe wreed het lot van slachtoffers van dergelijk machtsmisbruik ook is, ik heb daar geen persoonlijke schuld aan, want ik heb nooit een kind mishandeld en ik heb nooit kindermishandeling goedgepraat of toegedekt.
Ik ben verontwaardigd en boos over de systemen van machtsmisbruik die in de kerk gewerkt hebben. Echte macht is wanneer je beslist over het lot van andere mensen. Kerkelijke ambtsdragers en vertegenwoordigers kunnen functies hebben waar zij die macht krijgen. Dat er in de kerk systemen waren (zijn?) die het misbruik van die macht mogelijk maken en verbergen is voor mij een diepe ontgoocheling. Ik kan verdragen dat ambtsdragers fouten maken – ik maak die ook. De kerk is geen goddelijke maar een menselijke instelling en dus worden er menselijke fouten gemaakt. Daar ben ik niet fier op maar ik moet dat als onvermijdelijk aanvaarden, mezelf kennende. Maar dat de leiders in de kerk toelaten dat in eigen rangen machtsmisbruik wordt georganiseerd en geheim gehouden, is een bittere teleurstelling. Dat sommige kerkelijke leiders hieraan zelf meewerken is een slag onder de gordel waarvan ik moeilijk kan bekomen.
Begrip voor slachtoffers
Het machtsmisbruik in de kerk is breder dan kindermisbruik maar dat is wel de ergste vorm en uitloper. Ik zou graag hebben dat de slachtoffers geholpen worden om concreter te maken wat de kerk voor hen kan doen. ‘De kerk moet haar verantwoordelijkheid nemen,’ is vaag, onduidelijk en leidt tot misverstanden. Ik begrijp dat er grote verschillen zijn tussen de duizenden slachtoffers. Hoe kunnen we die mensen helpen om hun nood aan hulp, begrip en bijstand concreter en persoonlijker te maken? Natuurlijk moeten bekende daders in de kerk geïsoleerd worden, van alle macht ontdaan. Zij moeten uitgeleverd worden aan het gerecht. Maar dat is de gemakkelijkste kant van het probleem. De Belgische bisschoppen beweren dat zij de laatste tien jaar grote inspanningen hebben gedaan om slachtoffers te helpen. De aandacht in de media bewijst dat het niet voldoende is, of niet de juiste hulp is. Hoe kan dat beter en meer, concreet en daadkrachtig? Dat moet de bisschoppen bezig houden, zelfs als ze niet persoonlijk schuldig zijn. Een centrale vraag is de invulling van het begrip ‘verantwoordelijkheid van de kerk’. Wat betekent dat concreet, hoe kun je dat controleren en opvolgen, wat beantwoordt aan de behoeften van elk slachtoffer?... Ik heb de indruk dat slachtoffers botsen op een muur van eigen onmacht. Van die onmacht willen zij verlost worden, bevrijd van de dagelijkse kwelling van wat hen is aangedaan. Wat is dat dan concreet, in de feitelijkheid van elke dag, en wat kan de kerk op dat vlak voor hen doen? De ene roept: de kerk moet ‘echt’ luisteren; de andere meent dat luisteren niet voldoende is… Wie kan de slachtoffers van kindermisbruik in de kerk helpen om onder woorden te brengen wat ze van de kerk willen? Wie helpt de verantwoordelijken in de kerk om de vragen van de slachtoffers juist in te schatten, aan te voelen en te begrijpen (als dat al kan)?
Er gaan luide stemmen op om de financiering van de kerk te schrappen. Als dat de slachtoffers van machtsmisbruik helpt, moet dat gebeuren. Liefst neemt de kerk dan zelf het initiatief om afstand te doen van financiering van buitenaf. Als de stopzetting van de financiering door de Belgische Staat, het Vlaams Gewest, of de lokale overheden géén antwoord is op de noden van slachtoffers van machtsmisbruik, dan moet dat debat daarvan losgekoppeld worden. Het kan immers niet de bedoeling zijn om de klachten van de slachtoffers van machtsmisbruik onder te sneeuwen.
Verontwaardiging
De collega’s die in de duistere ondergrond met kindermisbruik bezig zijn of waren hebben hun dienstwerk in de kerk verraden. Als je een leven in de misdadige onderwereld leidt, hoe oprecht is dan je verkondiging van het evangelie? Kinderen bekijken als een mogelijke prooi, een val opzetten, dreigen, misbruik plegen, collega’s betrekken, een muur van geheimhouding optrekken,… Is je pastoraal werk dan nog iets anders dan een dekmantel? De kerk wordt al jarenlang geteisterd door de ontkerkelijking, ingegeven door factoren van buitenaf. Die invloeden halen ons onderuit. Maar wat de collega’s in het geniep doen of deden, is vergif spuiten in de aders van de kerk. Dat is de kerk onderuit halen van binnenuit. De pijn die de kerk hierdoor lijdt is niet te vergelijken met de levenslange ontreddering van de slachtoffers van het machtsmisbruik. Maar wat de kerk van binnenuit wordt aangedaan, raakt mijn pastoorshart ook heel scherp.
Sedert de bekendmaking van het misbruik door R. Vangheluwe noem ik in het dankgebed van de eucharistieviering geen enkele bisschop nog bij naam, ook niet de bisschop van Rome. Ik bid voor ‘de mensen die de kerk leiden en de vrouwen en mannen die het dienstwerk in de kerk opnemen’. Als onze aartsbisschop en onze hulpbisschop oprecht met de leiding van het bisdom bezig zijn, vallen zij onder dat gebed. Zijn zij actief in de duistere onderwereld van het machtsmisbruik of de toedekking daarvan, dan zijn zij niet bezig met de leiding van de kerk en vallen zij niet onder dat gebed. Geen risico om te bidden voor kindermisbruikers.
Evangelisatie
Ik sta dichter bij mijn pensioen dan bij mijn priesterwijding. Ik heb al enkele jaren, in de schoot van de Zoneploeg, geprobeerd om de pastoraal te hervormen van een parochie met vele tentakels naar een lokale kerkgemeenschap die levenslustig en levenskrachtig getuigt met veel minder bovenbouw. Minder macht en prestige, meer getuigenis en eenvoud. Talrijke nieuwe initiatieven zijn geboren: onthaal vluchtelingen, Schrift-uur, Koffiestop, Soep op de stoep, Zaadjes van vertrouwen, enzovoort. De pastoraal van de initiatiesacramenten werd grondig hervormd. De zondagsgemeenschap werd opgestart. Andere plannen werden wel uitgedacht maar niet uitgevoerd of mislukten. Zo gaat dat.
Moet die beweging nu stoppen? Ik zou dat kunnen verantwoorden: de tegenkanting langs de media, ongepaste uitlatingen van bisschoppen, financiering van de kerk die afgebouwd wordt, de blijvende schandvlek van het machtsmisbruik en natuurlijk mijn leeftijd en de leeftijd van andere medewerkers (v/m) in de pastoraal. Mocht ik die redenering volgen, dan moet ik weggaan. Een pastoor dient niet om een plaats te bezetten en toe te kijken.
Het evangelie van Jezus is en blijft een schat. Als je die eenmaal gevonden hebt, verkoop je alles en geef je je daar helemaal aan. (vgl Mt 13,44) In heel de Bijbel staan honderden getuigenissen van Gods liefde. Mensen komen rechtop, vinden levensmoed, worden verbonden en vinden hun juiste plaats in Gods schepping. Er staan in de Bijbel ook getuigenissen van menselijk falen door eigenzinnigheid en machtsmisbruik. Er zijn rode draden die als dikke kabels door de Bijbel lopen: God die de Schepper en Vader is, de God van het verbond, God die in de geschiedenis van de mensen komt. Dat loopt uit in Jezus de Christus. Zijn boodschap van geweldloos verzet en vrede, van zuster- en broederlijkheid, van vergiffenis en verzoening, zijn voorkeursliefde voor arme en uitgestoten mensen, zijn trouw aan mens en God tot en met het kruis: het is allemaal voor de wereld van vandaag van grote betekenis. Hier ligt de grond voor een moderne evangelisatie.
Ik ben nooit een grote voorstander geweest van de kerk-met-vlag-en-wimpel, van de grote optochten die indruk moesten maken, van de ambtskleding die een priester van ver herkenbaar maakt, van de voorbehouden plaatsen op de eerste rij en op de tribunes, van de brede gewaden en wolken wierook. Ik ben opgegroeid en opgeleid met op de achtergrond het beeld van de kerkelijke basisgemeenschappen en in mijn hart de roep van de bevrijdingstheologie.
Ik had gehoopt dat we in Vlaanderen sneller naar de kleine, dienende kerk van zusters en broeders zouden evolueren waar het belang van het evangelie van Jezus primeert op het belang van het instituut kerk. De komende jaren wil ik mijn geloof in de groeikracht van het mosterdzaadje voeden. Ik zal mensen uitnodigen om samen gist in het deeg te zijn, niet van de machtskerk maar van de wereld om ons heen.
Onze lokale gemeenschap is bezig zich te louteren en te verfrissen. Ik heb goede hoop en veel vertrouwen. We moeten ons niet verbergen maar tonen, niet om indruk te maken maar om uit te nodigen.
Onze liefde voor Jezus zal nog meer voelbaar worden in onze zorg als zusters en broeders voor de mensen om ons heen, voor de heelheid van de schepping, voor de solidariteit met arme volkeren wereldwijd, voor de kansen voor wie geen kansen heeft. Het zal klein zijn, maar het zal zijn. Er zal geen duistere ondergrond van machtsmisbruik en er zullen geen onduidelijke geldbewegingen zijn. We zullen vrij zijn om oprecht te kiezen zoals Jezus vandaag zou kiezen. We zullen het verloren schaapje zoeken en terugbrengen. We zullen blij zijn als kindjes worden gedoopt en een groeipad voor hun geloof in Jezus vinden. We zullen rouwende families nabij zijn, in de eerste plaats met onze vriendschap en ons geloof.
Daar wil ik mij nog enkele jaren met hart en ziel voor inzetten. Als het kan en als je wilt, samen met jou, beste lezer (v/m).
Guido MOEYS Reageren?