Jezus vraagt de vruchten van de oogst. Het is niet voldoende goed te doen; wij moeten goed IN GODS NAAM.
Als iemand de eenzaamheid van een buur kan doorbreken, heeft zij of hij die mens gelukkig gemaakt. Of als je een vete in de familie kunt oplossen, dan heb je mensen weer verbonden. Dat maakt onszelf ook gelukkig.
Toch is dat voor Jezus niet voldoende. Dat leren we toch uit het evangeliestukje van vandaag. Er gebeuren gruwelijke zaken: mensen worden mishandeld en zelfs gedood en dat allemaal uit winstbejag. Het valt op dat de landeigenaar eigenlijk lauw reageert. Hij stuurt geen strafexpeditie om de moordenaars aan te pakken. Hij zendt alleen andere mensen, en uiteindelijk zijn zoon, om de opbrengst van de oogst op te halen.
Dat is de kern van deze tekst. Er zijn wel vruchten, maar ze worden niet afgedragen. Daar ligt de oproep voor ons. Goed doen voor andere mensen, maakt onszelf gelukkig en daar is absoluut niets mis mee. Maar Jezus vraagt dat wij die vruchten aan God afdragen. Hij schenkt ons aan elkaar om elkaar gelukkig te maken. De vruchten daarvan komen God toe. Daarmee schakelen wij ons helemaal in Gods plan met leven voor iedereen, zelfs over de dood heen.