Heb je je ooit gevraagd: ‘wat voor goeds moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ In de Bijbel bevindt deze vraag zich oorspronkelijk in de dialoog tussen Jezus en de schriftgeleerde die Jezus vroeg wat het allereerste gebod is. Jezus antwoordde “U zult de Heer uw God liefhebben… “Heb uw naaste lief als uzelf.” (Mc 12:28-31). Hier vinden de wortels van de integrale christelijke liefde hun funderende verhouding tussen het liefhebben van God en liefde voor de medemens. De kernvraag is: Hoe kunnen we het gebod om God lief te hebben adequaat en onderbouwd voor een praktische integrale christelijke liefde in de wereld vandaag beleven? Wat zijn de implicaties daarvan voor het integrale christelijke liefdesgebod?
De oudtestamentische rabbijnse literatuur presenteert God niet als een apathische God maar als een sympathieke en medelevende God die altijd aan het werk is in de hele wereldgeschiedenis en daar ook te vinden is. God gaat met zijn volk zelfs mee in de ballingschap en lijdt hieronder, maar in zijn liefde heeft Hij hen zelf gered (Ex. 3:8; Jes. 63:9). De Bijbelse geschiedenis geeft kennis van God die in vertrouwen een nieuw verbond in een persoonlijke relatie met zijn volk sluit (Jer. 31:31).
In zijn openbaring en zelfmededeling aan de mens drukt God zijn existentieel verlangen uit tot een levend relationeel verbond met de mens. Deze zelfmededeling van God is geen privézaak, het is bestemd voor de hele mensheid. God openbaart zichzelf in de geschiedenis om erkend en bemind te worden door de mens. M.a.w.: God verlangt om hem lief te hebben in zijn schepping, in Jezus Christus zijn Zoon en in de wederzijdse liefde met de medemens. Dit impliceert dat Gods openbaring geen loutere openbaring is maar een openbaring met een zin. Gods openbaring gaat niet enkel over een cognitieve dimensie of als een speculatief en esthetisch opgesmukt verhaal, maar het verwacht een waarachtig ja-instemming van de mens naar het woord Gods. Hier kunnen we Maria afschilderen als de ware en ideale leerling door haar ja-woord aan de engel.
Paulus op zijn beurt past dit liefdesparadigma geworteld in Christus toe voor zijn gemeenschappen als model. Zonder onderscheid moet iedereen aanvaard en bemind worden met groot respect en zich opgenomen voelen in het liefdesproject van de Vader in Jezus Christus (Gal 3,28).