Vanuit de lezing uit Jesaja kennen we de symbolische betekenis van de sleutelmacht. Petrus wordt een sleutelfiguur.
In elke organisatie die goed werkt, zijn er sleutelfiguren. Dat is zo in een gezin, in een vereniging of een parochie maar ook in een onderneming of een regering. Het zijn mensen langs waar veel passeert en die het allemaal sturen. Als dat geschikte mensen zijn, heeft de hele organisatie daar baat bij.
In de eerste lezing hebben we gehoord dat Sebna wordt terechtgewezen door de profeet. Sebna is de hofmaarschalk die elke dag de poorten van het paleis opent en sluit. Hij heeft letterlijk de sleutelmacht maar maakt er misbruik van.
Dat speelt op de achtergrond als Petrus de sleutels van het koninkrijk van de hemel krijgt. Tenminste dat is een belofte van Jezus. Eerst kwam de belijdenis van Petrus dat Jezus de Christus is. Hij begrijpt de hele breedte van dat woord nog niet, maar zijn geloof en zijn goede wil zijn er.
Petrus heeft in de eerste kerk inderdaad een sleutelrol gespeeld. Er was geen paleis om dagelijks te openen en te sluiten, maar hij vervulde wel een belangrijke taak als centrale figuur. Er waren trouwens nog andere apostelen met een sleutelrol. Het was telkens een dienende taak, geen eisende functie met voorrechten.
In de kerk zijn wij zusters en broeders, elkaars gelijken. Sommigen dragen de verantwoordelijkheid van een deel van de organisatie, maar allemaal zijn wij een schakel in de lange ketting en dus onmisbaar.