Jes kondigt aan dat God iets nieuw begint. In Joh maakt Jezus komaf met het zondige verleden van een beschuldigde mens. Zo opent Hij de nieuwe toekomst.
Drie weken voor mijn priesterwijding heb ik mijn laatste examen afgelegd. Ik weet nog welk vak dat was en bij welke prof ik toen moest bewijzen wat ik van zijn vak wist. Toen ik terug buiten was, voelde ik een last van mij afvallen. Een periode werd afgesloten en een nieuw tijdvak was begonnen.
Dat moet de vrouw uit het evangelie ook gevoeld hebben. Ze heeft geen enkel argument om haar zondig verleden schoon te praten. Op heterdaad betrapt, dan staat de sanctie vast: dood door steniging. Jezus gaat niet mee in dat verhaal. Jezus veroordeelt haar niet. Dat wil niet zeggen dat hij haar gedraag goedkeurt. Hij doet niet alsof het allemaal niet erg is. Maar Jezus pint de vrouw niet vast op haar verleden. Hij geeft haar een nieuwe toekomst.
Jesaja kondigde dat reeds aan. In de barre tijd van de ballingschap spreekt hij over het nieuwe begin dat God met en voor zijn volk zal maken. ‘Het kiemt al. Zien jullie dat niet?’ Het gaat dus niet altijd zo plotseling als in het evangelie. God neemt zijn tijd, kiemtijd, duurzame tijd.
Veertig dagen hebben wij de tijd om te zien hoe God iets nieuw begint. Tijd om goed te horen en goed te kijken.
‘Godsdienstpsychologie van de jeugd’ was het laatste examen dat ik in Leuven heb gedaan. Ik heb de plechtige proclamatie enkele dagen later gebrost, want er begon een nieuwe tijd. Laten we samen de nieuwe tijd tegemoet gaan, de tijd die met Pasen begint en laten we die nieuwe tijd versterken.