Van een interne joodse zaak, wordt de aanhouding van Jezus een publieke affaire; van een religieuze wordt het een politieke zaak.
In sommige conflicten die de media beheersen, is het niet gemakkelijk om te achterhalen wat de echte achtergrond en de feitelijke motieven zijn. Met de arrestatie van Jezus is dat ook zo.
We hebben in het evangelie gelezen dat Jezus wordt aangehouden door een “bende” die gestuurd was door de hogepriester en de oudsten van het volk. Op dat ogenblik is Jezus’ arrestatie een joodse aangelegenheid. Later leidt men Jezus voor Pontius Pilatus, de hoogste vertegenwoordiger van het Romeinse, wereldlijke gezag. Hij wordt dan weggevoerd door de “soldaten” van de prefect. Jezus’ arrestatie is niet langer een joodse of religieuze zaak; het is een publieke en politieke kwestie geworden.
De joodse leiders hebben Jezus niet laten aanhouden omdat Hij in Galilea, aan de oevers van het meer, een populaire rabbi was. Daar was Jezus geen bedreiging voor henzelf. Zij hebben Jezus niet aangeklaagd om wat Hij verkondigde en zei. Jezus werd door de kaste van de tempel aangehouden omdat Hij tegen het gebruik van de tempel protesteerde. Jezus was niet tegen de tempel maar wel tegen al wat er gebeurde en dat niets met godsdienst te maken had. En dat was bedreigend voor de leidende kaste. Daarom moest Jezus eraan.
Het is vandaag niet altijd gemakkelijk om de wortels van een conflict bloot te leggen. Met de veroordeling en terechtstelling van Jezus was het niet anders. Leidende mensen voelden hun voorrechten bedreigd en daarom moest Jezus weg.