Jezus vraagt dat zijn leerlingen de eigen zekerheden (familieverband) loslaten en op God vertrouwen. Dat kan door de mensen te ontvangen die ‘van God’ zijn.
Vorig jaar in september koos de Werkgroep “Liturgie” het thema van de zomerviering van vandaag: “Zot veel vriendschap”. De werkgroep kon toen niet weten dat we maanden zouden beleven waar vriendschap van onschatbare waarde zou blijken te zijn en waar vriendschappelijke banden ook beproefd zouden worden. Zonder vriendschap zou de ophokplicht nog zwaarder gewogen hebben.
Jezus geeft in het stukje evangelie van vandaag aan wat van belang is in het menselijk leven. In zijn tijd en cultuur was de familie een essentieel verbond. De familie was groter dan onze gezinnen en was ook lokaal verankerd. Oude mensen rekenden op de jongeren om voor hen te zorgen, financieel en materieel. Dat was een zorg. Daardoor werd de familie een instrument, een hefboom. Liefde en vriendschap werden ondergeschikt aan arbeid, berekening en sociale zekerheid voor later.
Jezus pleit voor gastvrijheid, in ons huis en in ons hart. Jezus is specifiek, want Hij vraagt gastvrijheid voor hen van wie wij juist niets materieel verwachten: de profeten, de rechtvaardigen, allen die God zendt. Zij komen niet met zakken vol geld en ook niet met de belofte van een gemakkelijk leventje. Zij brengen Gods liefde als grond van ons bestaan.
Daarmee brengt Jezus verdeeldheid in sommige families. Er zijn mensen die twjifelen aan hun toekomst als de materiële rol van de familie verlaagt.
Als we goed lezen wat Jezus zegt op het einde van de zendingsrede, zien we dat Hij de familie niet afschaft maar herijkt en herbront als de plaats waar Gods liefde gastvrij wordt ontvangen. Dat wordt een bron van vriendschap onder de mensen, zot veel vriendschap van mensen die graag voor elkaar zorgen - niet omdat het moet, maar omdat ze daarvoor kiezen en zo God welkom heten.