Devotie tot de Heilige Nicolaas van Tolentijn | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
P.E. Sint-Jakob Tielt-Pittem-Dentergem

P.E. Sint-Jakob Tielt-Pittem-Dentergem

  • Startpagina
  • Contacten
  • Zoeken
  • Meer
    • Zoeken
    • WELKOM
      WelkomHet teamPatroonGDPR
      KERKEN
      St.-Pieter TieltSt. Martinus AarseleO.L.V. PittemO.L.V. en St.-Stefanus DentergemSt.-Petrus en St.-Catharina WakkenO.L.V. TieltSt.-Jozef-Werkman TieltO.L.V.-Geboorte SchuiferskapelleSt.-Bavo KanegemSt.-Germanus EgemSt.-Amandus en St.-Lucia MarkegemSt.-Martinus Oeselgem
      VIERINGEN SACRAMENTEN/RITUELEN
      DoopselEerste communieVormselHuwelijkZiekenzalvingUitvaart
      NIEUWS ACTIVITEITEN IN DE PE WEEKAGENDA KERKEN PE WERKGROEPEN
      DiaconieGebed en liturgieCommunicatieVerkondiging en catecheseEconomische adviesraad
      GROEPEN
      Koren
      DEVOTIES - SPIRITUALITEIT CONTACTGEGEVENS
      ContactgegevensNieuwsbrief PEKerk&LevenFacebookLinksInstagram

Devotie tot de Heilige Nicolaas van Tolentijn

icon-icon-artikel
Gepubliceerd op dinsdag 9 maart 2021 - 14:30
Afdrukken

De meeste info hieronder komt uit een boekje van J. Samyn: 'Het wonderbaar leven van St-Niklaais van Tolentijn'

1 Van de geboorte, de jeugd en 't heilig kloosterleven van St-Niklaais van Tolentijn
Tolentijn of Tolentino, in het Italiaansch, is een stedeken
dat eertijds deel miek van de Pauzelijke Staten, sedert 1871 door den koning van Italië ingepalmd. Het ligt langs den Chienti, 19 kilometers zuid-oost van Macerata; ’t was eertijds de zetel van een bisdom dat, in
1856, met dat van Macerata vereenigd wierd, en het telt hedendaags rond de 4000 inwoners. ’t Is in dat stedeken dat St-Niklaais langen tijd leefde, ontelbare mirakels deed en stierf – en van daar komt hem de name van St-Niklaais van Tolentijn. Hij wierd geboren in 1246 te San Angelo-in-Vado, een ander stedeken van de Pauzelijke Staten. Zijne ouders waren brave treffelijke christenen, rijker in deugden dan in gelde, die van jongs af hun kind opkweekten in godsvrucht en geloove, en het wierd, met Gods gratie, een wonderbaar kind, dat elkendeen stichtte door zijn voorbeeld. Het vond zijn meeste vermaak in ’t bezoeken van de kerken, in ’t hooren van sermoenen, in ’t dienen van de mis, en het kon uren lang blijven bidden voor het H. Sacrament des Autaars.
Van dien tijd reeds zei het volk: “Dat zal een heilige worden.” Zekeren dag hoorde de jonge Niklaais – hij was toen nog geen 18 jaar oud – in de straten van Tolentino, enen Pater Augustijn prediken over de vergankelijkheid der wereldsche zaken. ’t Was Pater Reginald, overste van ’t klooster der Augustijnen te Tolentino, een der beste predikanten van zijnen tijd, en zijn sermoen deed op ’t gemoed van onzen Heilige zulk eenen indruk, dat hij besloot de wereld te verlaten en Augustijn te worden. Dat wierd hij met Gods gratie en de toestemming zijnen ouders. Hij deed zijn proefjaar te Tolentino en stichtte er al de Paters door zijne eenvoudigheid, zijne godsvrucht en zijn heilig leven. Na zijn proefjaar deed hij de plechtige beloften van zuiverheid, armoede en gehoorzaamheid, en van dan af was zijn dagelijksch leven de zieken bezoeken, de bedrukten troosten, de armen ondersteunen, de zondaars bekeeren, en bidden en lijden voor levenden en dooden.
Een nauw celleken had hij voor woonplaats, voor slaapstede een ruwen zak vol haveren kaf, voor hoofdkussen een harden steen en voor deksel zijnen mantel. Op eenen steen knielde hij neêr, en op een anderen lei hij zijne armen om te bidden; met een kwetsenden keten omgordde hij zijne leden en met eenen geesel vol ijzeren pinnen sloeg hij zijn zuiver lichaam, om boetveerdigheid te doen, ten bloede.
Wat een voorbeeld voor ons, die geheele dagen een gemakkelijk leven zoeken en jammeren bij de minste pijn! Zijn dagelijksch voedsel was brood en groensels. Drijmaal te weke vastte hij te water en broode, en dat had hij gedaan van kindsgebeente. Later vastte hij nog den zaterdag, ter eere van O.L. Vrouw. Van al den tijd dat hij te Tolentino leefde – dertien jaar – en at hij maar éénen keer daags, uitgenomen als hij erg ziek was, en hij at noch vleesch, noch visch, noch eiers, noch boter, noch kaas, noch fruit. Tegen zijn eigen zelven had hij dat vonnis uitgesproken, met vrijen wil, met blijden geest, omdat hij de heilige armoede lief had en wilde lijden om Jesus te gelijken. Eene deugd die moeielijk in alle volmaaktheid geoefend wordt en die een sieraad is, niet alleen voor kloosterlingen, maar voor wien ook in de wereld, is zeker wel de gehoorzaamheid. De heilige Niklaais was zijn leven lang een voorbeeld van onderdanigheid. Zijn eigenen wil had hij onder de voeten als ’t ware verpletterd; wat zijne oversten wilden, was Gods wil voor hem, en hoe onzeggelijk lief hem de verstervinge was, toch moest ze wijken voor de gehoorzaamheid.
Eens lag hij ziek te bedde, schier uitgeput van krachten; de geneesheeren vonden dat de eenigste middel van genezen kloek voedsel was, en zij raadden hem aan vleesch te eten. Dat viel onzen wonderbaren Heilige hard; lijden en zijn lichaam kastijden was hem immers
zoeter dan leven. Maar de geneesheeren staken den Prior-Generaal, die dan juist in ’t klooster was, op, en deze, ziende hoe deerlijk en hoe afgemat de zieke was, gebood hem vleesch te eten. Dan gehoorzaamde de heilige Niklaais, hij stak een stukske van ’t bereide vleesch aan zijne lippen, proefde er van, en zie, God, om zijne deugd te beloonen, schonk hem van stonden aan, op eene wonderbare manier, de gezondheid weder.
God is wonder in zijne heiligen, en omdat eene zaak ons nieuw en aardig schijnt, en hebben wij geen recht om ze te loochenen. De gelukzalige Jordaan van Saxen en menig andere geloofweerdige schrijvers, verhalen het
volgende. Eens dat zijne oversten hem andermaal,  om reden van ziekelijkheid, geboden hadden vleesch te eten, bracht men hem eene gebradene patrijs ter tafel. Al zuchten hief de Heilige zijne oogen ten hemel, miek een kruis over ’t gebraad, stak zijne hand uit, en zie, de vogel herleefde en vloog in de lucht, de venster uit.“
Die onderdanig is aan de wet, zal geen kwaad te lijden hebben, en de mensch die gehoorzaamt, zal zegepralen,” staat er in het H. Schrift. Ware de groote deugd van gehoorzaamheid in de familiën en overal beter onderhouden, de zaken zouden beter gaan, en er zou geen twist en tweedracht zijn, lijk nu, eilaas!
 

2 Van de heiligheid en de menigvuldige mirakels van St-Niklaais

Als de heilige Niklaais vierentwintig jaar oud was, wierd hij priester gewijd te Cingole, door den heiligen Benvenuto, bisschop van Osimo. Dan wierd hij opvolgentlijk naar verschillige kloosters zijner order gezonden, gelijk het nu nog gewoonlijk gebeurt. Overal was hij een spiegel van volmaaktheid voor zijne broeders.
De arme menschen beminde hij uit ganscher herten. Ieder arme was voor hem lijk een andere Jesus-Christus; hij kuste dikwijls hunne handen en voeten en omhelsde hen met teederheid, weende met dezen die verdriet hadden en had altijd een woord gereed dat balsem was voor hun herte.
Voor de armen ging hij bedelen, en waren de almoesen niet groot genoeg om voedsel en kleeding te jonnen naar behooren, dan spaarde hij het eten uit zijn eigenen mond en gaf het hun met blijdschap, wetende dat het aan God geleend is wat den arme gegeven wordt. De arme lieden die naar ’t klooster kwamen om onderstand, wierden zoo talrijk, dat de Pater die met het huishouden belast was, benauwd wierd van al dat geven en zijn beklag deed aan den Overste.
“Ik zal onderzoek doen, zei deze, en is ’t noodig, ik zal ’t verbieden. ”Zoo, ’t was in December, en ’t gebeurde zekeren dag dat de Overste den Heilige tegenkwam, die geladen met allerlei voedsel naar de poorte liep, waar dat er een geheele bende arme menschen te wachten stonden. “Wat draag gij daar, Niklaais?” vroeg Pater Overste.
–"Wel, ’t zijn rozen, Pater Prior,” zei de H. Niklaais al grimlachten. – “Rozen! Rozen! In ’t putje van den winter? Rozen! Laat eens zien...” En de Heilige spreidde zijn voorkleed open en ’t waren al frissche welriekende rozen. Geen minder medelijden had hij met de zielen van het Vagvuur, en dienaangaande vertelt men in zijn leven het volgende. De Heilige was dan in ’t klooster van Valmanente, dat nu sedert lang den naam van St-Niklaais van Tolentijn draagt. Daar had hij op zekeren keer een wonderbaar visioen. Voor hem stond een onbekende, in den halfduister en, die al jammeren zei: “O broeder Niklaais, ik ben broeder Peregrinus van Osimo, dien gij levend gekend hebt; ik zuchte nu in de vlammen van het Vagevuur; heb medelijden met mij, bid voor mij opdat ik verlost gerake!...”
En broeder Peregrinus geleidde den Heilige naar den anderen kant van ’t klooster, en daar in de verte toonde hij hem een groote vlakte vol menschen van allen rang en alle oude, en hij zei andermaal: “O broeder Niklaais, heb toch medelijden met al die zielen, die van u hulp en bijstand verwachten; doe de misse voor ons, en velen zullen uit hunne afgrijzelijke pijnen verlost worden.”
Dat visioen deed diepen indruk op den Heilige; hij vertelde het aan zijnen Overste; geheel de weke offerde hij het H. Sacrificie op voor de zielen van het Vagevuur, bad dag en nacht al zuchten, en zie, geen acht dagen waren voorbij, of Broeder Peregrinus verscheen hem andermaal, en verzekerde hem dat, door zijne gebeden, een groot getal zielen uit het Vagevuur verlost waren.
Het is dan niet te verwonderen dat men den H. Niklaais van Tolentijn gekozen heeft tot Patroon van de zielen van het Vagevuur.
God wilde de heiligheid van zijnen dienaar nog meer doen uitschijnen en hem als een licht doen blinken, zelfs binst zijn leven, te midden de duisternissen dezer wereld. Zekeren nacht dat hij in ’t gebed verslonden was, kwam er hem al med’eens eene groote schitterende ster tevoorschijn, die boven San Angelo, zijne geboortplaats, in de lucht zat; en de ster naderde, naderde, bijna tegen den grond hangende, naar Tolentino waart en bleef eindelijk stille staan boven de autaar waar Niklaais gewoonlijk misse las, en ’t docht hem dat de volkeren van alle talen en alle landen der wereld toegeloopen kwamen en in menigte rond hem geschaard stonden. Datzelfde visioen zag hij nog meermaals nadien. Eenigen tijd daarna, zoo ging hij op zekeren dag naar de kapel van het klooster en eene schitterende ster ging voor hem en bleef hangen boven den autaar. Zes jaar lang, alle dagen, tot aan de dood van den heiligen man, deed de mirakuleuse ster hare wonderbare reize. En lange jaren nadien, op den dag van zijn overlijden, verscheen er boven den autaar een wonderschoone schitterende ster; van alle kanten kwam men naar Tolentino om dat wonder te zien, en duizende en duizende menschen wierden getuige van de heiligheid van den nederigen kloosterling, en van ’t mirakel dat God doen wilde om hem te verheffen in de oogen van het christene volk.
’t Is om dat mirakel te herinneren, dat men gewoonlijk den H. Niklaais met eene ster verbeeldt.
Geen heilige misschien was ooit wonderbaarder in zijne werken dan de heilige Niklaais, en ware ’t niet dat de uitdrukkinge te gemeen is om van zoo groote zaken te spreken, men zou mogen zeggen dat “hij met de mirakels speelde”. 
Paus Eugenius IV getuigt in de Bulle van Canonisatie (1 Febr. 1446) dat er boven de drij honderd mirakels door de aanroeping van den H. Niklaais geschied zijn, en hij voegt erbij dat er geen heilige meerdere en menigvuldigere mirakels gedaan heeft dan de H. Niklaais. Hij noemt hem den grooten mirakeldoener.
Eens dat men aan ’t bouwen was om het klooster van Tolentino te vergrooten, had men water te kort om moortel te maken. De werklieden graafden den eenen put na den anderen, maar geen druppel water te vinden. De Heilige steekt zijnen stok in ’t zand en gaat aan zijn geliefkoosden autaar bidden. En zie, al med’eens springt er, waar hij zijnen stok gestoken heeft, een klare bron uit den droogen grond. Die bron bestaat nog en haar mirakuleus water geneest voortdurend allerhande ziekten en kwalen.
Eene vrouw van Macerata was zoo deerlijk van schromelijk hoofdzeer gekwollen, dat geheel haar aangezicht van de pijne mismaakt en getrokken was. Vol hoop kwam zij den H. Niklaais vragen om van hem gezegend en genaakt te worden. En de Heilige zegende ze en zei: “Dat mijn Heer en Verlosser Jesus-Christus u geneze!” En, op den oogenblik zelve, ontzwol het aangezicht en alle pijn was verdwenen. Die zelfde vrouw had een zoontje dat in ’t vuur gevallen was en jammerlijk zijnen arm en zijne hand verbrand had: de vingers waren gelijk een geheelen vleeschklomp geworden. Vol berouwen kwam de vrouw met haar kind den Heilige andermaal te voete vallen, die zei: “Dat mijn Heer Jesus-Christus u geneze, kind!” Aanstonds was arm en hand gezond en geen mensch die nog zien kon dat ’t kind verbrand was geweest.
Zekere Thomas, een timmerman, had in zijnen voet gekapt, en de wonde was zoo gevaarlijk, dat de geneesheeren overtuigd waren dat hij nooit meer gaan en zou: al de zenuwen waren af. Men droeg hem naar ’t klooster, de Heilige bezag de wonde, las eenen Onze Vader, deed de wonde wederom verbinden en zei: “Ga in vrede, vriend, en dat mijn Verlosser Jesus-Christus uw geloove beloone!" Men droeg hem weder naar huis. Op den gewonen tijd kwam de geneesheer den gekwetste bezoeken en was verwonderd – en de timmerman nog meer – te zien dat de gapende wonde van daags te voren onzichtbaar geworden was. “O, ’t is door den heiligen man Niklaais dat ik genezen ben,” riep  de timmerman uit, en in eenen wenk was hij in ’t klooster om den Heilige te bedanken. “Bedank God, antwoordde deze, en zeg het, ik beveel het u, aan niemand!”
Zekere Viridiana, eene vrouw van Tolentino, had het gezicht verloren en had daarbij zulk een hoofdzeer gewonnen dat zij, om zoo te zeggen, dag en nacht van haar zelven was. Eensdaags, over van de pijne, trok ze naar ’t klooster. De Heilige was juist bezig met misse te lezen. “O! Heilige man Gods, riep zij, zeg toch over mij eenen Onze Vader en zegen mij, ik lijde onverdragelijke pijnen.”
En de nederige dienaar des Heeren, beschaamd en, als ’t ware, om gerust gelaten te zijn, deed wat de vrouwe vroeg en zei: “ ’t Is God die de kreupelen doet gaan en de blinden ziende maakt. Ga in vrede!”
En op dien stond zelve was de vrouw ziende en gezond.
Blanda, eene andere vrouw van Tolentino, was zoo gekwollen van hoofdzeer, dat zij schier noch hoorde noch zag, al vijftien jaar lang. De heilige man lag dan ziek op zijn sterfbed, en met de schoonste woorden van de wereld te spreken, wierd zij eindelijk bij hem toegelaten. De Heilige genaakte met zijne hand haar hoofd, miek er een kruisteeken op, en de vrouw was volkomen genezen. De mirakels van den H. Niklaais zijn oneindig in getal,” zegt Joannes Manuanus, “en het is onmogelijk van ze al te vertellen.”

Gepubliceerd door

P.E. Sint-Jakob Tielt-Pittem-Dentergem

Meer

Artikel

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Lees meer

readmore

Devotie tot de Heilige Nicolaas van Tolentijn II

icon-icon-artikel
buitenzicht Sint-Pieterskerk
readmore

Sint-Pieterskerk Tielt

icon-icon-artikel
Hoe ondersteun je dementerenden? © Freepik
Lees meer

Ethiek van euthanasie bij vergevorderde dementie

icon-icon-evenement

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook