De heilige Niklaais te Tolentino zijnde, lag eens ziek te bedde, afgemat en als 't ware op sterven. Met grooten eerbied en godsvrucht aanriep hij zonder op houden de H. Maagd. Zekeren nacht ontwaakte hij uit zijnen slaap en zag voor hem eene Vrouw, die blinkend van licht en klaarheid, hem met welbehagen bekeek. “Ik ben, sprak zij, de Moeder van uwen Verlosser, de H. Maagd Maria; zend iemand, in die strate, bij die rijke vrouw, om een brood te vragen, in Gods name; neem een deel ervan, doop het in water en eet het op, en gij zult genezen zijn.”
Niklaais riep den ziekedienaar, en zonder van ’t visioen te spreken, zond hij hem dat brood vragen in Gods name. De heilige deed wat O.L. Vrouw gezeid had en kreeg aanstonds de gezondheid weder. Met het overige van ’t brood genas hij zelf veel andere zieken, en van daar komt het gebruik van het gewijd brood van den H. Niklaais. Ontelbaar zijn de mirakels die men aan ’t gewijd brood te danken heeft. In 1349 ontstond er te Bonoië, in Italië, zoo een schrikkelijke brand dat er geen blusschen aan scheen. Een Pater Augustijn wierp een gewijd broodje in de vlammen, en het vuur doofde uit alsof er door het branden huis een waterstroom zou gespoeld hebben. – Menige andere zulkdanige mirakels staan bij de Bollandisten vermeld. Joseph-Clemens, hertog van Beieren en prins van Luis, bekwam op mirakuleuze wijze de gezondheid door het gebruik van ’t gewijd brood. Daarvan geeft hij zelf getuigenis in een stuk gedagteekend uit Rijsel, den 17 September 1704.
In de haven van Genua lagen een groot getal schepen, en de zee was zoo onstuimig, dat er voor vele gevaar was van te vergaan. Men wierp gewijd brood in de haven en de zee stilde. Dona Baldege, vrouw van den onderbevelhebber der citadelle van Antwerpen, was doodelijk gekwollen van kwaadaardige koortsen. Zij nam van ’t gewijd brood en wierd wonderlijk genezen. Dat gebeurde den 10 September 1608. In 1606 ontstond er te Corduba, in Spanje, eene schrikkelijke pestziekte die menigeen naar het graf sleepte. Vele menschen gebruikten het gewijde brood en wierden genezen.
Omtrent de honderd mirakels wierden door de geestelijke overheid opgeschreven en als waarachtig door den Bisschop onderteekend. In 1634 brak de peste los te Gent. De sterfte was buitengewoon; maar iets dat iedereen met reden verwonderde, was dat de menschen die in ’t kwartier van de Paters Augustijnen woonden, van die ziekte teenemaal ontslegen bleven en geen enkel geval van peste gewaar wierden. Waarbij kwam dat? Pater de Tombeur, een geleerde Augustijn van Gent, verhaalt dat die menschen gewijd brood van St-Niklaais aten en hun gewoonlijk brood insgelijks hadden doen wijden door de PP. Augustijnen. Veel andere menschen wierden door het gebruik van ’t gewijd brood op wonderbare manier van de pest genezen. Dat wonder gebeurde hetzelfde jaar ook te Brugge.
Te Edinghen (Enghien) in Henegouw, was de pest ook in de stad gevallen ten jare 1672. Alle middels om de ziekte te doen ophouden bleven vruchteloos, en geen huis bijna waar men geene dooden telde. De inwoners namen van ’t gewijd brood en deden eene processie met het beeld van den H. Niklaais, dat zij godvruchtig en vol betrouwen rond de straten der stad droegen. Dien zelfden dag staakte de pest, al de zieken genazen en geen enkel nieuw geval wierd men gewaar.
–Lange jaren deden de Edinghers uit dankbaarheid eene luisterlijke processie ter eere van den H. Niklaais, en nu nog, al zijn de Paters Augustijnen weg, is de wonderbare Heilige niet vergeten. De processie wordt niet meer gedaan, ’t is waar; maar jaarlijks nog viert men luisterlijk de octave van St-Niklaais.
In 1849 heerschte de schrikkelijke cholera te Antwerpen. De inwoners riepen naar den H. Niklaais om hulpe; dertig duizend gewijde broodjes wierden uitgedeeld; men deed eene solemneele processie met het beeld van den Heilige, en van dien zelven dag staakte de ziekte. Ontelbare moeders, in barensnood, behielden op wonderbare wijze hun leven en dat van hun kind, met eenige gebeden te lezen ter eer van den H. Niklaais en met van het gewijd brood te eten. Menige gevallen staan bij de Bollandisten (Tom. III. Sept. 735) eerbiedig aangeteekend.
De geleerde Pater Bollandist C. Suyskens, die een merkweerdig werk over het leven van den H. Niklaais geschreven heeft, vertelt van zijn eigen zelven het volgende.“ ’t Is met de rechtzinnigste waarheid, zegt hij, dat ik dit getuige. Ik was van Roomen wedergekeerd en ik had er betrapelijke pestkoortsen van medegebracht, die elkendeen van mij verre weg hielden. Ik was dan in
’t collegie te Perouse, deerlijk van alle menschen verlaten. In dien uitersten nood riep ik naar den H. Niklaais om hulpe en ik at met godsvrucht van het brood dat men t zijner eere wijdt. Wonderbaar dingen! Onmiddellijk gevoelde ik mij van alle ziekte ontslegen.
”Een edelman van Corduba had groote sterfte onder zijne peerden, koeien, enz. Geene hulp in de natuurlijke middels vindende, zond hij 50 potten olie, om de lampe te onderhouden die voor het beeld van den Heilige brandde, en gaf aan de zieke dieren gewijd brood te eten. Terstond wierden ze alle genezen. Met reden dus mag een schrijver zeggen: “Dat brood verlost van alle kwalen... en er gaat geen dag voorbij zonder dat het een groot getal mirakels uitwerke.”