Sinds de eerste wereldoorlog bestaat in Vlaanderen het gebruik om in de kerk, in scholen, in ziekenhuizen en rusthuizen een krans te plaatsen die gemaakt is van (dennen)groen. Op die krans, de adventskrans, staan vier kaarsen. Elke zondag van de advent steekt men één kaars meer aan. Deze traditie bestaat dus nog maar 100 jaar.
De krans zelf zou zijn oorsprong vinden in het zonnerad, symbool voor het jaar, met de telkens terug komende jaargetijden, die gekoppeld zijn aan de stand van de zon.
Het groeiende licht van de kaarsen verwijst naar het naderende feest van Jezus die als licht in de wereld komt. Omdat christenen geloven in een warme wereld vol licht, een wereld die God voor de mensen droomt, speelt ‘licht’ een belangrijke rol in de kerstversiering.
Het groen, het enig zichtbare teken van leven in de natuur, is het teken van de hoop dat het leven het haalt op de dood. Voor christenen verwijst dit groen naar Christus die nieuw leven schenkt.
Het rood in de krans (kaarsen, lint, besjes, of ...) doet denken aan de opdracht om liefdevol om te gaan met alle mensen.
Sommige parochies gebruiken een paars lint en/of paarse kaarsen. Dit paars verwijst dan naar de advent als periode van bezinning en inkeer.
Heb jij ook een adventskrans klaargemaakt?