Wij adopteerden Sindhu toen ze 19 maanden oud was en gingen haar in Kolkata (het voormalige Calcutta) afhalen, na een 2 jaar durende adoptieprocedure. Een paar keer werd het afhalen uitgesteld omdat een nieuwe rechter ter plaatse niet voor adoptie was.
Het werd een log verhaal op die manier: blijde verwachting afgewisseld met teleurstelling door het lange wachten en uitstel: een bewuster keuze voor een kind lijkt haast ondenkbaar. Op 6 juli 1984 keerden we na een week ter plaatse, dan eindelijk met haar terug naar België met evenwel nóg 5 andere meisjes onder de 2 jaar.
Jan, mijn man, Maurice een andere adoptievader en ikzelf zorgden voor deze zo vermoeide kindjes op de lange vlucht om ze in Zaventem in de armen van emotievolle ouders te leggen. Deze fase van het avontuur was volbracht: een uniek verhaal, ervoor, ginds en erna. Thuiskomen met ons lief hummeltje was boeiend, blij en intens tegelijkertijd.
Een verhaal van grote verantwoordelijkheid, niet alleen voor haar emotioneel en lichamelijk welzijn maar gewis ook voor haar geestelijk welzijn. Wat we vooraf reeds besloten, zouden we ook doen: haar laten dopen in België, in Ninove, in de Abdijkerk, bij “ons” … Feitelijk wisten we niet of ze reeds gedoopt was in India, weinig waarschijnlijk eigenlijk, al had het misschien gekund in Moeder Theresa’s Sishu Bhavan, het home met honderden wachtende kindjes.
Vreemd genoeg vroegen we dat niet aan Zuster Margareth Mary, gewoon op en top opgeslorpt door zovele emoties dit kleine meisje eindelijk in de armen te houden, haar onze dochter te mogen noemen, op te gaan in het spel van haar vingertjes om mijn halssnoer. We namen eerst de tijd om aan mekaar te wennen en dat lukte aardig maar besloten nog een weekje een rustige vakantie te nemen, zodat we gewoon met ons drietjes nog hechter verbonden werden.
Op 1 september 1984 ging de doop door in de Abdijkerk: E.H. Philemon Van Cleemputte doopte haar. Hij maakte er een heel volledige en mooie ceremonie van, met een extra dimensie omdat hij alles op haar jonge dramatische leventje toespitste. Hij maakte echter met verfijning de link naar haar nieuwe bestemming als gedoopt lid van de kerk van God.
Mijn mama, Jeanne Van Dijck, was de trotse meter, mijn schoonvader, Hubert Plas, de glunderende peter: Sindhu had reeds elkeens hart veroverd en stak haar gelaatje spontaan op om gezegend te worden door de priester, liet zich zonder verpinken de doopsluier opleggen. Ze vond het vooral boeiend een brandende kaars in de handjes te krijgen: ze kreeg Gods Licht niet alleen in haar handjes maar vooral in haar hart en zwaaide nadien elkeen spontaan toe, alsof ze begreep dat er iets bijzonders rondom haar en met haar gebeurd was.
Terwijl zong het koor van Eric de mooiste Marialiederen; na de eigenlijke doop ging ik samen met Sindhu bij hen staan om mee te zingen. Mijn God wat waren wij fier en gelukkig en Hem eindeloos dankbaar… Sindhu was thans totáál eentje van ons, maar vooral eentje van God, ze was niet alleen in onze familie volledig opgenomen en ons kind maar evenzeer kind van God, opgenomen in de grote christelijke Gemeenschap. Ze ging meteen mee naar de wekelijkse zondagsmis, zat heel stilletjes op de stoel naast mij, haar handjes op de knietjes; ik las voor; soms stond ze dan op, kroop de treden op en kwam naast mij staan, zich vasthoudend aan mijn rok.
Iedereen vertederd, het was voelbaar dat ze ook door elkeen in de kerk warm verwelkomd was. De toenmalige deken Aloïs Van Raemdonck vond haar er zelfs té stilletjes bij zitten. Zou niet blijven duren … Maar zo had ze het geleerd bij de Zusters van Moeder Theresa: we namen daar trouwens deel aan een mis om 5.30 u.’s morgens, wij doodmoe, maar de vele kindjes in lotuszit en rechte ruggetjes volgden vrij fris alles moedig mee.
Sindhu zal er zich toen nog niet bewust van geweest zijn, maar op onbewust niveau was ze dan al een lid van de Grote Geloofsgemeenschap van God die de wereld overspant.
Op deze basis kon haar verdere opvoeding meer vorm krijgen en deed ze haar Eerste en Plechtige Communie. Deken Paul Becaus vroeg haar of ze aansluitend misdienaar wou zijn en dat bleef ze tot haar 17e. Zij is thans een gelukkige vrouw van 39 met een fijne vriend en heeft het in zich te slagen in wat ze aanpakt! Als ik over dit ganse verloop nu nadenk, ben ik geneigd dit “een bijzonder doopverhaal” te noemen…
Linde van Lommen
Andere getuigenissen