Er was eens een graankorrel,
die na de oogst op het veld was blijven liggen.
Een mier kwam voorbij, zag de korrel,
bond die op haar rug
en begon moeizaam de weg naar haar nest.
‘Waarom sjouw je zo? Waarom leg je me niet neer?’
vroeg de graankorrel.
De mier hijgde:
‘Als ik je neerleg, heb ik deze winter geen eten.’
‘Maar ik ben niet gemaakt om zomaar opgegeten te worden,’
zei de graankorrel,
‘Ik ben een zaadje, vol leven. Ik wil uitgroeien tot een plant!
Mag ik je een voorstel doen?
Als je me hier laat liggen, in plaats van me mee te slepen naar je nest,
zal ik je honderd graankorrels geven.’
‘Honderd korrels in ruil voor één enkele?
Dat is de moeite! Hoe gebeurt zo’n wonder?’
vroeg de mier.
‘Maak een kuiltje in de grond, begraaf me erin, en kom over een jaar terug,’
zei de graankorrel.
Na een jaar keerde de mier terug.
De graankorrel had woord gehouden.
Leonardo Da Vinci