Bent u een Brusselaar of een ‘inwijkeling’?
LVH: Ik ben geboren in Gent. De lagere school tot het einde van het middelbaar heb ik daar op het jezuïetencollege Sint-Barbara doorgemaakt. We woonden in de buurt van het Gentse Citadelpark, dichtbij de musea. Mijn vader was leraar-kunstschilder op het Sint Lukas kunstonderwijs in Gent. Het kleurrijke palet van mijn vader heb Ik een beetje geërfd. Hij schilderde abstract -figuratief. Ik doe liefst het abstracte in aquarel of acryl. Ik laat graag mijn hand de vrije loop. Ik zie de kleuren openvloeien in zalig niet-weten van: hoe zal het er uitzien? Het is net een meditatieve oefening: je weet nooit wanneer de Heer zich aandient. “Kom en zie!” (Joh 1, 39).
Heel verwant is dat, ontdekte ik, met mindfulness, en Boeddhistische trainingspraktijken. En niet anders gaat het er aan toe in de Geestelijke oefeningen van Ignatius van Loyola, de stichter van de jezuïeten. Gods Geest werkt overal, ook in ons. Die Geest leren gewaarworden (‘onderscheiden’ noemen we dat) is een constante bezigheid. Leren kiezen voor datgene wat je dichter bij God brengt. En al het geschapene enkel zó gebruiken voor zover het ons meer voert naar Hem.
Komt u uit een christelijk gezin?
LVH: Ik kom uit een heel kleine familie. Mijn ouders heb ik niet meer. Ik had één jongere broer, die zes jaar terug op zijn 56ste plots is overleden. Zoals veel Vlaamse gezinnen hebben we als kerkgangers in de jaren zestig geruisloos afgehaakt. Mijn keuze om jezuïet te worden kwam dan ook hard aan. Toch lieten vader en moeder me gaan. Hun terughoudendheid doet mij zelf nog altijd de vraag stellen of het allemaal wel de moeite waard is. Levenskeuzes in vraag stellen ervaar ik trouwens als louterend. Elk verlangen, ook die naar het priesterambt, is gemengd met onzuivere motieven zoals aanzien, macht, kennis en privileges. Keuzes maken ‘om God alleen’ is ons levenswerk. Gelukkig zorgen de jaren en het leven zelf ervoor dat ik steeds grotere vrede vind. God stilt ons verlangen naar Liefde, heel onverwacht.
Hoe zijn uw studies verlopen?
LVH: Na de humaniora heb ik eerst twee jaar rechten gestudeerd. Dat gaf ademruimte en verbreedde mijn horizon. Ik had contact met studenten van alle slag. Aan de toenmalige Rijksuniversiteit Gent stelden proffen als Jaap Kruithof, Leo Apostel en Etienne Vermeersch religie, geloof en Kerk aan de kaak. Maar hersenwerk kan niet op tegen een onvermiddelde geloofservaring. Als klein kind al had ik, diep in mij, weet van al datgene wat ons overstijgt. Meer dan levensbeschouwelijk en filosofisch maakwerk is die eigen ervaring een dragende kracht gebleven.
De theoloog, pater Karl Rahner sJ (1904-1984), die ik leerde kennen toen ik filosofie studeerde in München, bevestigde dat treffend: ‘de christen van morgen zal iemand zijn die het geloof heeft ervaren – of hij/zij zal niet meer zijn’.
De Geestelijke Oefeningen van Ignatius van Loyola doe je ook precies met de bedoeling om meer voeling te krijgen met Gods mededogen, en die ervaringen te koesteren - een leven lang. Je staat er mee op en je gaat er mee slapen.
En dan na uw studies?
LVH: Ter vervanging van mijn legerdienst gaf ik twee jaar in Congo (Zaïre toen) les Latijn op het jezuïetencollege in Kasongo-Lunda (diocees Popo). Na mijn theologie in Leuven verzocht ik om terug naar Afrika te mogen. Onze overste reageerde: ‘Ludwig, ge zijt zot, er zijn hier al zo weinig roepingen, zoudt ge niet beter hier blijven?’
Uiteindelijk had ik, na mijn priesterwijding in 1984, vier andere Vlaamse Jezuïeten mogen vervoegen op een nieuwe post in Ethiopië. Daar was toen hongersnood. Maar ik mocht het land niet binnen. Vier jezuïeten was voor de communistische regering daar toen misschien iets te veel van het goede. Dan heb ik wel een verse parochie helpen oprichten in een sloppenwijk van Nairobi, in Kenia. In Kenia en Tanzania werkte ik met jezuïeten van overal ter wereld. Dat was internationale missionering zonder koloniale ballast. De Oost-Afrikaanse jezuïetenprovincie is op twintig jaar uitgegroeid tot een bloeiende, zelfstandige inlandse eenheid. Boeiende tijd. Ik ben blij dat ik kerkopbouw, vrijwel vanuit het niets, mocht meemaken.
In 2007 ben ik naar Vlaanderen teruggekomen en sindsdien werk ik in Brussel op de missieprocuur van de jezuïeten.
Hoe ben je in onze pastorale eenheid gekomen?
LVH: Er was een contract om pastor Paul Vanderstuyft te helpen als ‘zondagsonderpastoor’. Eerst de vieringen in de Goddelijke Zaligmaker en in de kapel van de Broeders van Liefde. Later in Vogelzang en Stokkel. De eenheid groeide maar aan! Vandaag werken we samen met de pastores en de pastorale ploeg van Sint-Franciscus.
Ons nieuwe team komt regelmatig samen. Het luisteren naar elkaar en naar wat de Heilige Geest ons ingeeft vind ik het mooiste.
De kerk maakt een diepgaande transitie mee. Dat kerken leeg lopen maakt me niet wanhopig. Als priester wil je natuurlijk liefst optreden voor groot publiek. En zoeken hoe we de zielzorg kunnen waarborgen in tijden van schaarste is geen geringe pastorale uitdaging. Soms is er pressie om haastig knopen door te hakken. Maar beslissingen neem je juist niet in tijden van troosteloosheid, waarschuwde Ignatius. We zijn zo kwetsbaar geworden dat zelfs kleine beslissingen het aftakelingsproces al eens versnellen. In plaats van af te glijden naar zoete euthanasie, hoop ik dat uit onze reünies mooie dingen groeien. Onze gemeenschap kan bloeien als we maar voeling blijven houden met die stille bron van Gods mededogen.
Ria V.A.