Jezus is weg, geëxecuteerd, dood en begraven. Hij is niet meer onder ons. Toch ervaren zijn leerlingen ergens dat hun Rabbi nog aanwezig is. Hij is nu gans anders, maar ze herkennen Hem toch als de Meester van vroeger – zij het met enige moeite.
Die paasverhalen verschillen nogal van auteur tot auteur. Zo beschrijven Mattheus en Johannes Jezus’ hemelvaart niet. Lucas integendeel pent er zelfs twee varianten van. Eerst, in zijn evangelie, schrijft Lucas dat die plaatsvond in Bethanië op de avond van Pasen. Maar dan, in de Handelingen van de Apostelen (waarvan hij óók de schrijver is), last Lucas tussen Pasen en Hemelvaart een periode in van veertig dagen en laat hij het definitieve afscheid plaatsvinden op de Olijfberg. Het is duidelijk dat die vertellingen duiden op een soort aanwezig – afwezig zijn van Jezus in een werkelijkheid waar tijd en ruimte geen vat meer op hebben. Dingen dus die een mens enkel nog gewaar wordt met de zintuigen van het hart.
Alles staat beschreven met behulp van kleurrijke beeldtaal uit de Schriften die het Joodse volk van buiten leerde. Lucas laat zijn boek van de Handelingen beginnen op dezelfde plek waar zijn evangelie eindigt: Jeruzalem. Waarom dáár? Lukas denkt hier aan de profeet Jesaja: “Duisternis bedekt de aarde en donkerte de volken, maar over u (Jeruzalem) gaat de Heer op als een licht” (Jes 60, 1vv). Aan die majestueuze voorspelling geeft Lucas nu een nieuwe draai en knoopt ze aan de grote beloften van de profeet Joel: “Ik zal mijn Geest uitgieten over alle mensen” (Jl 3, 1) en die van Zacharias: “over het huis van David en de inwoners van Jeruzalem zal ik een geest van mededogen uitstorten” (Zach 12,10). Ook met de fameuze godsspraak uit Ezechiël: “Ik geef u een nieuw hart en een nieuwe geest” (Ez 36, 26) wil Lucas duidelijk maken: dat is nu allemaal al werkelijkheid geworden!
Als kundig verteller kan Lucas het ook niet laten om het heengaan van Jezus super in de verf te zetten. De grootste profeet tot dan toe is Elia, de ‘man van vuur’. Van Elia wordt gezegd dat hij niet gestorven is, maar ten hemel opgenomen met vurige paarden in een storm (2 Kon 2, 11). Jezus, de Messias, kan toch geen minder lot beschoren zijn, lijkt Lucas gedacht te hebben. De wolk, die Jezus aan het zicht onttrekt, is zoals in de uittocht door de Rode Zee (Ex 13, 21) het oeroude beeld van Gods aanwezigheid. Ontrukt aan het aardse bestaan, is Jezus opgenomen in het goddelijke. “Ik stijg op naar de Vader” (Joh 20, 17) zo zal Johannes Jezus’ hemelvaart sober verwoorden, zonder details te schetsen van het evenement zelf.
De Heer verzoekt zijn vrienden in Jeruzalem te blijven, te wachten op de Geest van mededogen die Jezus bezielde. Die zal hen voortdrijven, vanuit Jeruzalem naar de uiteinden van de aarde.
En dit verhaal is niet ten einde, Gods mededogen gebeurt vandaag…
Pastor Ludwig