De laatste dagen en weken moet ik vaak terugdenken aan een verhaal dat we vroeger, in de catechesebijeenkomsten bespraken met de aanstaande vormelingen. Titel van het verhaal was : ‘niet in mijn huis’. Het ging over een bejaarde dame die een deel van haar woonst wilde verhuren. Samen met haar kleindochter ontving ze verschillende kandidaat-huurders. Eén van de kandidaten was verpleegster. Dat was voor de bejaarde dame een pluspunt want ze wilde wel graag een verpleegster in huis. Maar omdat het iemand van 'vreemde' afkomst was, stuurde ze haar toch met een smoes wandelen. Want wat zouden de buren wel zeggen als ze zo iemand in huis nam… Niet in mijn huis dus, zo besloot de bejaarde verhuurster.
Voor onze Syrische familie zijn we op zoek naar een andere woonst. Want uiterlijk tegen de zomervakantie moeten ze de pastorie in OLV Evere verlaten. Geregeld bel ik dus naar eigenaars van appartementen. Iedere keer krijg ik dezelfde vragen te beantwoorden: waar komt het gezin vandaan? Wat voor werk hebben ze? Het is natuurlijk heel begrijpelijk dat verhuurders willen weten aan wie ze verhuren. Maar is de afkomst van iemand zo bepalend of hij/zij al dan niet een ‘goede’ huurder zal zijn? Zou het niet beter zijn om als eigenaar eens te praten met de nieuwe huurders, hen op de hoogte te brengen van de voorwaarden, goede afspraken te maken? Hen een kans te geven te bewijzen dat ze die voorwaarden best kunnen naleven in plaats van vooroordelen te hebben?
Het verhaal van ‘niet in mijn huis’ zette de jongeren van de catechese altijd aan het nadenken. Laten we hopen dat Brussel ook verhuurders zonder vooroordelen heeft.
De familie Pashayan is nog altijd op zoek naar een betaalbaar appartement met 2 slaapkamers. Alle tips zijn welkom.