De Koning der glorie moet binnengaan!
Veertig dagen na Kerstmis wordt Maria-Lichtmis gevierd. Het laatste feest dat nog verband houdt met Christus’ geboorte. We herdenken de opdracht of ‘vrijkoop’ van de Heer in de tempel van Jeruzalem.
Vrijkoop? Elk eerstgeboren joods jongetje behoort eigenlijk aan God toe en is in feite ‘eigendom’ van de tempel. Door dan daar aan de priesters geld te geven, of een ander offer in natura, wordt het kind 'vrijgekocht'. De evangelist Lukas beschrijft dat loskoopritueel - het Pidyon Ha'Ben in het Hebreeuws - zeer zorgvuldig en citeert driemaal uit de joodse wet (Lukas 2, 22-40). Hij denkt daarbij niet enkel aan de voorschriften, aan wat men zoal bij een eerstgeborene doen en laten moet. Lukas heeft ongetwijfeld de Torah in haar geheel voor ogen: de lering, de cultuur, de praktijk… kortom gans het geloof dat is vervat in het Oude Testament. ‘Wet’ kunnen we hier dus gerust vervangen door ‘Geloof’.
De boodschap die de evangelist wil meegeven is dan duidelijk. Jozef, Maria en het kind zijn helemaal doordrongen van het godsvertrouwen en de heilsverwachting van het Joodse volk.
Simeon, ook vol van die Geest, verschijnt vervolgens ten tonele en onderstreept - weeral drie keer - diezelfde boodschap. “Mijn ogen hebben het heil gezien dat God voor alle volken heeft voorbereid.” Simeon beseft nu hoe God Zijn volk langzaam heeft klaargestoomd om de hele wereld menselijker, goddelijker te maken. “Heil voor alle mensen, tot glorie van uw volk Israël”, reciteert de bejaarde man. Israël mag zich dan wel het ‘uitverkoren volk’ weten; het is dat niet voor zichzelf. Het Oude Testament kan men zien als een geschiedenisboek dat stap voor stap laat zien hoe God zijn volk geduldig onderrichtte – eeuwenlang – tot het ten slotte tot het besef kwam dat het Gods aanvankelijke bedoeling was om alle mensen gelukkig te maken. Dat iedereen, zonder onderscheid, leven mag hebben, leven in overvloed!
En Lukas herinnert zich een oud profetenwoord: “Let op, ik zal mijn bode zenden… De Heer naar wie jullie uitzien, opeens zal Hij naar de tempel komen...” (Maleachi 3, 1-4). Daar in de tempel van Jeruzalem komt die belofte eindelijk uit. Dat heiligdom is de plaats waar de Heer onze God onze mensenwereld is binnengekomen. Daar is het begonnen. Die deur koos God uit om Zijn barmhartigheid te betonen aan ons allemaal. “Ga open aloude deuren,” zongen de joden op hun jaarlijkse bedevaart naar hun tempel (Psalm 24, 7). En wij, op dit feest van de Opdracht van de Heer, zingen die oeroude psalm met hen mee: “De koning der glorie moet binnengaan!” (Zingt Jubilate, P 34).
Pater Ludwig van Heucke sj