We gaan verder met onze tocht door het kerkgebouw. Vandaag staan we stil bij het kruisbeeld en de paaskaars.
Helemaal vooraan in de kerk staat of hangt een kruisbeeld. Het kruis is een vreemd symbool. Op zich is het een gruwelijk symbool, het is immers het marteltuig waarop Jezus zijn doodstrijd heeft gestreden. De kruisdood was in die tijd een doodstraf voor misdadigers. Hoe kan je dan een marteltuig zo vooraan in een kerk hangen, of in je eigen huiskamer? Je hangt toch ook niet een foto op van iemand op zijn doodsbed? En toch is het kruisbeeld één van de sterkste symbolen van het christendom, om niet te zeggen het sterkste. De kruisdood van Jezus is eigenlijk een ontvouwing van hoe hij heeft geleefd. In al wat hij zei en deed, was Jezus iemand die zichzelf weggaf. Hij dacht niet in de eerste plaats aan zichzelf, maar aan de ander, aan zijn leerlingen, aan de armsten en minsten in de toenmalige samenleving, ... Voor hen heeft hij geleefd, helemaal weggeschonken. Dat was trouwens ook het teken van het brood op het laatste avondmaal. ‘Zo heb ik geleefd’, zei Hij, ‘als gebroken en weggeschonken brood voor anderen’. Welnu, ook het kruis is teken van zijn liefde tot het uiterste. Zozeer had hij zijn mensen lief, dat hij zelf bereid was om ervoor te sterven. Sterven opdat anderen zouden leven. Soms hoor je wel eens iemand zeggen: 'voor jou zou ik door het vuur gaan'. Welnu, dat is juist wat Jezus deed. Hij had alles over voor de anderen, zelfs sterven aan een kruis. Maar als christen mogen we ons ook niet blindstaren op het kruis. Want het kruis is natuurlijk niet het laatste woord. Na de kruisdood van Jezus komt immers de verrijzenis. Wat we uitdrukken in de verrijzenis is dat Jezus door God uit de doden is opgewekt. En dit 'uit de doden opwekken' was eigenlijk een soort van goddelijke goedkeuring van heel het leven van Jezus. Het was alsof God zei: deze mens is een mens naar mijn hart! Zo heb ik de mens gedroomd! De liefde die deze mens had voor anderen, kan geen einde kennen. Deze liefde vergaat nooit. Daarom heeft Hij Hem uit de doden opgewekt. Je zou kunnen zeggen dat met de verrijzenis God een fluorescerende stift heeft gebruikt en met die stift de naam van Jezus duidelijk heeft doen oplichten. Hij heeft als het ware willen zeggen: kijk naar deze mens, neem er een voorbeeld aan, heb lief tot het uiterste toe, zoals Hij!
Op die manier komen we bij de paaskaars. Het is die hele grote dikke kaars die vooraan staat, de grootste die wellicht in heel de kerk te vinden is. Deze kaars noemen we de paaskaars, omdat ze ieder jaar met Pasen vernieuwd wordt. Dan wordt deze kaars op de paasnacht, de avond voor Pasen, in duisternis binnengebracht. De viering start namelijk na zonsondergang. Het is dan op dat moment de enige vlam die er is in heel de kerk, een klein, teer vlammetje. Alle aanwezigen hebben dan tijdens die viering een kaarsje in de hand, en al die kaarsen worden dan ontstoken aan de paaskaars, waardoor dat kleine vlammetje heel de kerk in een zee van licht doet baden. Die paaskaars is het symbool van de verrezen Christus. Met Pasen vieren we dat God Jezus uit de doden heeft doen opstaan, dat hij uit de dood opnieuw leven heeft doen ontstaan, dat hij met andere woorden licht heeft gebracht in de duisternis. En dat symboliseert het binnenbrengen van de paaskaars in de duistere kerk. God is in staat om de duisternis die er is te verdrijven. Als dat geen teken van hoop is! De paaskaars blijft heel de paastijd branden. De paastijd duurt van Paasdag tot het feest van Pinksteren (vijftig dagen later, 'pentecoste' betekent trouwens ook 'vijftigste dag'), de dag waarop we vieren dat God ons zijn Geest heeft geschonken. De paaskaars is meestal ook opvallend versierd, meestal met een kruis, de Griekse letters alfa en omega, wat symbool staat voor het feit dat Jezus het begin (alfa) en het einde (omega) is, ons alles dus. Soms worden er ook nog vijf wierookkorrels op de kaars gestoken, meer bepaald op de uiteinden en het kruispunt van het kruis; dit symboliseert de geurige kruiden waarmee de vrouwen het lichaam van Jezus hadden gebalsemd nadat hij gestorven was. Buiten de paastijd wordt de paaskaars aangestoken tijdens een doopviering (vandaar dat hij soms ook in sommige kerken vlak bij de doopvont staat i.p.v. helemaal vooraan) en bij een uitvaart. Dit zijn immers twee gebeurtenissen die nauw verbonden zijn met het thema van de verrijzenis. Als we gedoopt worden hebben we deel aan de verrijzenis van Jezus, we leggen de oude mens af en we worden een nieuwe mens, een mens naar het voorbeeld van Jezus. En bij een uitvaart geloven we dat wat aan Jezus gebeurd is, namelijk dat hij uit de doden is opgewekt, ook aan elk van ons zal gebeuren.
(wordt vervolgd)
Pastor Gino