Na de Goede Week komt de paasweek: de week na Pasen. In de liturgie worden deze dagen ook wel ‘het paasoctaaf’ genoemd. In het woord ‘octaaf’ zit het Latijnse woord ‘octo’, dat betekent: ‘acht’ (8). Acht dagen van feest, van Pasen tot en met Beloken Pasen. We vieren de verrijzenis van Christus en ons nieuwe leven met Hem. Dat doen we niet alleen gedurende die acht dagen natuurlijk. Dat doen we elke dag van het jaar, en zeker gedurende de Paastijd, van Pasen tot en met Pinksteren. Maar de Paasweek is in de liturgie een echte feestweek. Elke dag van die week wordt beschouwd als een feestdag. Elke dag wordt in de eucharistie de feestzang van het Gloria, het ‘Eer aan God’, gezongen. Elke dag horen we als eerste lezing een stukje uit de eerste hoofdstukken van de ‘Handelingen der apostelen’: de belevenissen en het getuigenis van de apostelen na Jezus’ verrijzenis en de komst van de Heilige Geest.
Elke dag wordt als evangelie één van de verrijzenisverhalen gelezen, als getuigenis voor ons die Jezus’ verrijzenis vieren. Zo horen we op paasmaandag, tweede paasdag, Matteüs 28, 8-16: de vrouwen die ontdekt hadden dat Jezus’ graf leeg was, ontmoeten de verrezen Heer die hen vraagt om aan de apostelen te gaan zeggen dat ze naar Galilea moeten gaan, waar ze Hem zullen zien. Op de dinsdag na Pasen wordt Johannes 20, 11-18 gelezen: Maria Magdalena ontmoet de verrezen Jezus en herkent Hem als Hij haar naam zegt. Op woensdag horen we Lucas 24, 13-36: het verhaal van de Emmaüsgangers, dat in het A-jaar ook op de derde Paaszondag wordt gelezen. Op donderdag wordt het vervolg van het evangelie van de Emmaüsgangers gelezen, Lucas 24, 35-48: de verrezen Jezus verschijnt aan de apostelen die samenzijn in Jeruzalem en begroet hen: “vrede zij u”. Op vrijdag horen we Johannes 21, 1-14: de verschijning van Jezus aan de leerlingen bij het meer van Tiberias. Op de zaterdag van de paasweek wordt Marcus 16, 9-15 voorgelezen: de verrezen Jezus komt bij de elf apostelen en zegt hen: “Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping”.
De paasweek wordt afgesloten met de zondag van ‘Beloken Pasen’. In het oude Nederlandse woord ‘beloken’ zit ons woord ‘luik’, (om bijvoorbeeld een raam af te sluiten). Met Beloken Pasen eindigt de paasweek. In de eucharistie wordt op deze zondag elk jaar het evangelie van de ‘ongelovige’ Thomas gelezen, aan wie Jezus zegt: “wees niet langer ongelovig maar gelovig”. In de Oosterse kerken wordt deze zondag dan ook ‘de zondag van Thomas’ genoemd. Sinds het jaar 2000 heet deze zondag ook ‘zondag van de goddelijke barmhartigheid’, een naam die paus Johannes-Paulus II gaf naar aanleiding van de heiligverklaring van de Poolse zuster Faustina, aan wie geopenbaard werd dat God vergeving schenkt aan iedere zondaar die berouw heeft. In het Latijn heet deze zondag ‘Dominica in albis’, de ‘zondag in het wit’. Deze naam gaat terug op de eerste eeuwen na de vrijheid van de Kerk. Toen was het de gewoonte dat de mensen die in de paasnacht gedoopt waren, elke dag van de paasweek naar de kerk kwamen in hun witte doopkleed, om dank te zeggen voor hun doopsel. Op de zondag na Pasen kwamen ze voor de laatste keer ‘in het wit’.
Hierbij sluit ook een mooie liturgische traditie aan, die eigen is aan de norbertijnenorde: de paasvespers met processie naar de doopvont. Elke dag van de paasweek gaat men tijdens de vespers, het gezongen avondgebed, al zingend in processie naar de doopvont als dankzegging voor het doopsel. De norbertijnen hebben dit oude gebruik, dat eeuwen geleden algemeen verspreid was, bewaard in hun eigen abdijliturgie. In een beschrijving van de geschiedenis van dit gebruik las ik eens dat vroeger in Rome de priesters die deelnamen aan de paasvespers, daarna getrakteerd werden op een glas wijn, om hun te bedanken voor hun diensten. Dat vind ik nu eens een goede gewoonte. In elk geval wens ik u een vreugdevolle paasweek toe, met of zonder wijn.
Pastor Benno Haeseldonckx