‘Godvergeten’ sloeg, voor wie de moed had het te bekijken, in als een bom: de concrete getuigenissen zinderden door merg en been, en de poging tot toedekken van kerkelijke verantwoordelijken zorgden voor terechte woede, ook in de kerken. Getriggerd door de uitzending komen er hier en daar weer getuigenissen naar boven. De weerzin blijft. En in gesprekken erover rijst regelmatig de vraag: waarom toch, wat maakt dat mensen zo kunnen handelen?
In een poging tot verklaring van het kindermisbruik en andere vormen van grensoverschrijdend gedrag wordt er zeer dikwijls gewezen op heersende machtsstructuren. En ongetwijfeld spelen deze een belangrijke rol. Vandaar dat het misbruik in de westerse kerk vooral enkele decennia geleden aanwezig was, toen de katholieke kerk nog alomtegenwoordig was en de ‘machthebbers’ behoorlijk onaantastbaar. Het machtselement verklaart ook dat je het grensoverschrijdende gedrag gesteld ziet in sportclubs, de showbizz, … ja blijkbaar zelfs in de zorg, En dan zwijgen we nog over het kindermisbruik in de gezinnen, door vaders met macht. Is macht dan de grote boosdoener? Men zou haast gaan denken van wel.
Maar is het niet zo dat macht weliswaar de mogelijkheid tot grensoverschrijdend seksueel gedrag biedt, maar niet het motief? Men zou immers zijn machtswellust ook op andere manieren kunnen botvieren. Er moet dus een ander motief zijn. Zelf vermoed ik dat men in de zoektocht hiernaar moet afdalen tot in de diepe krochten van de menselijke, en vooral mannelijke seksualiteit.
In de negende van zijn magistrale ‘Brieven uit de hel’ laat C.S. Lewis de duivel Schroeflik zeggen: ‘Ik weet wel dat wij menige ziel via genot hebben binnengehaald. Niettemin is dit een uitvinding van Hem en niet van ons. Hij heeft de genoegens gemaakt; wij hebben er tot nu toe nog nooit een kunnen leveren, al ons onderzoek ten spijt. Alles wat wij kunnen doen is de mensen aansporen om de door de Vijand geleverde genoegens te zoeken op momenten of op manieren of in hoeveelheden die Hij verboden heeft’.
Als cultuurwezens staan wij dus voor de opdracht om onze natuurlijke en ongeordende seksualiteit te ‘cultiveren’ en in christelijk perspectief ‘mooi’ te maken, bijvoorbeeld in de integratie ervan in een liefdesrelatie.
Dit laatste lijkt soms al niet evident te zijn, laat staan dus dat de keuze voor het (religieuze) celibaat een gemakkelijke keuze zou zijn, zeker op termijn, als de wittebroodsweken (‘Hoogtij’ noemt Lewis dat in dezelfde brief) ook daar een tijdje achter de rug liggen. De seksuele impuls blijft immers aanwezig. Als je dan in ‘Laagtij’ niet ‘sterk’ genoeg bent, en zelfs het evangelie waaruit je elke dag leest (in het bijzonder Mt 18,5-6) geen soelaas meer biedt, kan het inderdaad gebeuren dat de gelegenheid (een machtscontext) de dief maakt. Een gruwelijk resultaat kan dan het gevolg zijn, omdat er in het geval van kindermisbruik kwetsbare en minderjarige kinderen geviseerd worden, terwijl men ook andere keuzes had kunnen maken. Het komt me voor dat men in kerkelijke kringen onvoldoende rekening houdt met de kracht van deze seksuele impuls, in vorming, opleiding, selectiecriteria, … En ja, er zijn dienaangaande toch wel wat vragen te stellen over de wenselijkheid van het verplichte celibaat. En misschien zou het ook daarom, naast allerlei andere en meer principiële redenen, een goede zaak zijn om eindelijk vrouwen tot het ambt toe te laten. Wie zijn immers in groten getale de plegers van grensoverschrijdend gedrag?
Danny Baeyens
Reacties zijn welkom op danny.baeyens@telenet.be