(klik hier voor de pdf van de pagina uit Kerk en Leven)
Op 2 februari viert de Kerk het feest van de Opdracht van de Heer. Sinds 1997 is het ook de dag van het Godgewijde Leven. We lezen vandaag hoe de zusters Bernardinnen in de Keizer Karelstraat trachten ‘Godgewijd te leven’.
In de 12de eeuw ontfermde een kleine gemeenschap in Oudenaarde zich over armen, zieken en pelgrims. Pas veel later, in de loop van de 18de eeuw, valt voor het eerst de naam Bernardinnen. Het is een naam die we met fierheid dragen, omdat hij verwijst naar ons toebehoren tot de Orde van de Cisterciënzers en naar de H. Bernardus van Clairvaux. Onze congregatie heeft een ‘Vlaamse provincie’ met gemeenschappen in Oudenaarde, Gent en Bassevelde, en een ‘Afrikaanse provincie’ met 8 gemeenschappen in Rwanda, 3 in Tsjaad en 1 in Burkina Faso.
De vraag naar ‘de betekenis van een Godgewijd leven’ is voor ons geen theoretische vraag; het is een vraag die eigenlijk elke dag opnieuw naar ons toekomt in ons bidden, in ons samenleven met elkaar, in onze ontmoetingen met mensen, in onze dagtaak. Niet om er een ‘speciaal’ of ‘hoger gestemd’ antwoord op te geven; wel om dit antwoord telkens opnieuw vorm te geven en te beleven vanuit onze eerste roeping als christen.
Fundament
Deze vraag heeft alles te maken met die andere vraag, waar we gedurende twee jaar - op uitnodiging van onze bisschop - persoonlijk willen over nadenken: wat zijn de fundamenten en de betekenis van ons doopsel? Als religieuzen zijn we immers - samen met alle christenen - allereerst geroepen te leven vanuit de genade van ons doopsel, vanuit het Woord van de Schrift, en in het voetspoor van Jezus; dat is het fundament van onze roeping als apostolische religieuzen in de wereld van vandaag. Wij beleven die roeping in een specifieke levensvorm: we leven in gemeenschap en proberen - in navolging van de eerste christengemeenschappen - alles met elkaar te delen.
Gemeenschap ‘worden en zijn’ gaat over veel meer dan eten aan dezelfde tafel en wonen onder hetzelfde dak.
We mogen delen in elkaars zending, elkaars vreugde en verdriet, hoop en geloof. Net als in een gezin is dit niet vanzelfsprekend, omdat elkeen een unieke persoon is met eigen talenten, temperament en kwetsbaarheid. Toch mogen we ons als gemeenschap van God-toegewijden elke dag opnieuw door de Heer zelf, aan elkaar toevertrouwd weten, om gaandeweg steeds meer te leren lief te hebben zoals Hij.
Een school van luisteren
Bernardus begreep dat dit verre van evident was en noemde het religieuze gemeenschapsleven dan ook: ‘een school van liefde, met Christus als enige leermeester’. Misschien zouden we dit vandaag hertalen als ‘een school van luisteren’; elkaar echt be-luisteren en zichzelf laten be-luisteren. Is echt luisteren niet een aspect van liefde, van diepgaand respect en waardering voor de ander? Elke dag biedt kansen voor deze oefenschool, ook voor onze ontmoetingen met mensen buitenshuis: proberen met een open en onbevooroordeeld hart te horen wat in het hart van mensen leeft.
Het heeft te maken met wat we vele jaren geleden verwoordden als ons charisma: ‘God zoeken en de mens ontmoeten als beeld van God’ ; in een vruchtbare wisselwerking: als we God zoeken in het gebed bevraagt dit ons ook over ‘hoe we met mensen omgaan’; als we mensen ontmoeten worden we geroepen in elk van hen iets van Gods beeld te zoeken.
Gebed en apostolaat zijn in ons leven als brandpunten van een ellips die telkens weer zoeken naar de juiste verhouding om elkaar in evenwicht te houden.
Enkele jaren geleden kregen we een van de - tot nu toe - mooiste verwoordingen waarin we dit voortdurend zoeken herkenden: ‘jullie zijn een apostolische congregatie met een contemplatieve onderstroom.’ (Peter Malfliet, moderator provinciaal beraad van de Vlaamse Provincie, dec. 201).
Apostolisch
‘Ja’, we zijn een ‘apostolische congregatie’: zowel in onze professionele dagtaak buitenshuis als in tal van vrijwillige zendingen. Hierin delen we het leven van vele medemensen die ons vaak tot voorbeeld zijn: werken om den brode en daarnaast gratuit beschikbaar zijn voor het onverwachte … ‘Christus aan de lijn,’ roept iemand als de zoveelste telefoon rinkelt of ‘Jezus als thuisloze’ als iemand van ons na een avonddienst terugkeert om een voedselpakket te brengen aan een dakloos koppel. Misschien mogen we in zo’n momenten af en toe een knipoogje van God zijn. Zo ook als een jongere een sms’je stuurt: ‘Dank je wel voor het gesprek van zondag, ik durf weer geloven dat God mij graag ziet’ …
Contemplatief
En ja, die ‘contemplatieve onderstroom’ beweegt zich doorheen dit alles omdat het evenveel ‘intenties’ zijn die we meedragen in gebed. Ons bidden is geen ‘toevoegsel’ zoals we vroeger een mespuntje chicorei bij de koffie voegden voor een beter aroma; het bidden is helemaal in-gebed in ons leven, dat zijn typische smaak verliest als we er niet voldoende tijd en zorg aan besteden.
Het is die onderstroom die ook de niet-ochtend-mensen onder ons elke morgen weer uit bed roept om op te staan voor wat ons het meest dierbaar is: de stille meditatie samen, het getijdengebed en de eucharistie.
Gezonden
We mogen ons van daaruit gezonden weten naar onze dagtaak; ons gedragen weten door Hem die ons zendt en door onze medezusters. Het is ook die onderstroom die ons ’s avonds terug samenbrengt voor de vespers en waarbij we de voorbije dag en zovele ontmoetingen en gebeurtenissen mogen toevertrouwen als intentie.
Meer en meer beseffen we dat dit voorbidden een heel specifieke zending geworden is; een ‘biddend hart’ zijn in deze grootstad
in al haar diversiteit, met haar bruisend studentenleven, haar vele culturen, haar grootse kunstschatten maar evenzeer met zoveel verborgen armoede en eenzaamheid, met daklozen en vluchtelingen, met alles wat ‘des mensen’ is. Heer, ontferm U over deze stad, over al deze mensen, ze zijn van U.
Zr. Hilde Flobert en haar medezusters Bernardinnen in Gent