Wat is de relatie tussen de hospitaalzusters van Oudenaarde en de orde van Cîteaux?
Voor zover het historisch onderzoek dit nu al toelaat, kunnen we hierover het volgende schrijven.
De hospitaalzusters vestigen zich te Oudenaarde in een periode waarin vrouwen zich sterk in de maatschappij engageren. Men mag van een ware vrouwenemancipatie spreken. Er ontstaan heel wat stichtingen van vrouwengemeenschappen: begijnhoven, abdijen en hospitalen. Bij de stichting van de abdijen en uitzonderlijk bij de hospitalen zijn vooral de cisterciënzerinnen actief. In vijftig jaar tijd (1190 - 1240) zijn er in de toenmalige Vlaamse gewesten niet minder dan vijfenzestig abdijen gesticht die zich bij de orde van Cîteaux aansluiten. Hiervan zijn er vijf mannelijke abdijen en zestig vrouwelijke.
Wellicht naar analogie met de Bijloke te Gent en de abdij te Marquette, bij Rijsel, poogde de gravin van Vlaanderen, Johanna van Constantinopel, in 1232 ook te Oudenaarde aan het bestaande hospitaal een cisterciënzerinnenabdij toe te voegen. Deze abdij krijgt de naam "Abbatia de Consilio Beate Marie" of O.-L.-Vrouw ten Rade. Deze abdij heeft echter niet lang standgehouden. Enkele maanden later worden de beide gemeenschappen ontdubbeld en brengt men de jonge abdijgemeenschap van Oudenaarde over naar Aat, waar ze tot aan de Franse Revolutie onder de naam "Refugium Sanctae Mariae" of Toevlucht van de heilige Maria blijft bestaan. Ditzelfde gebeurt met de Bijloke. Ook daar wordt er ontdubbeld en ontstaat in de nabijheid van Lokeren een nieuw klooster met de naam "Ouden Bosch", dat later tot Nieuwenbosch wordt omgevormd.
In een oorkonde van 1232 wordt voor de eerste keer melding gemaakt van een cisterciënzerinnenabdij in de onmiddellijke omgeving van het hospitaal. Bron: HAO, nr 557.
Wellicht hebben de hospitaalzusters van Oudenaarde zich in hun geestelijk leven verder laten beïnvloeden door de cisterciënzerspiritualiteit. Merkwaardig is dat er in pauselijke brieven van de 14de eeuw sprake is van "het Oudenaards hospitaal dat tot de orde van Cîteaux behoort", terwijl het hospitaal niet opgenomen is door het algemeen kapittel van Cîteaux of ook geen enkele cisterciënzerabdij als 'voogd' had. Meer dan een eeuw later staat in een rechterlijk verslag vermeld dat er in het hospitaal een priorin aanwezig is met elf zusters, die allen tot de orde van St.-Augustinus behoren. We betwijfelen echter de juistheid van die aanduiding, want het is opvallend hoe de zusters toen en ook in de volgende eeuwen voortdurend pogen aan te tonen dat ze tot geen enkele orde of congregatie behoren en dat ze steeds trouw blijven aan hun oorspronkelijke regel en statuten. Telkens voegen zij er de oude documenten als bewijs aan toe. Ook priorin Long (1792-1819) kopieert de 13de eeuwse stukken om de specifieke leefregel te kunnen behouden.
Enkele jaren later nemen de zusters definitief de draad met Cîteaux op wanneer zij zich niet langer hospitaalzusters noemden, maar zusters Bernardinnen. In de archieven getuigen verschillende documenten van communicatie met cisterciënzerabdijen uit de Lage Landen.
Vanaf 1936 ontstaat er een drukke correspondentie tussen priorin Quintin (1912-1943) en de abdij van Westmalle in verband met een mogelijke spirituele affiliatie aan de orde van Cîteaux. In september 1937 wordt de vraag officieel voorgelegd aan het Algemeen Kapittel van de Strikte Observantie. De oorlogsjaren stellen een beslissing uit. Uiteindelijk wordt in 1946 de spirituele affiliatie van de congregatie van de zusters Bernardinnen - Cisterciënzerinnen met de Orde van de Cisterciënzers van de Strikte Observantie door het Algemeen Kapittel goedgekeurd.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.