De schatkamer van de liturgie - Vasten (podcast) | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
CCV Gent

CCV Gent

  • Startpagina
  • Contacten
  • Formulieren
  • Zoeken
  • Meer
    • Formulieren
    • Zoeken
    • Over CCV Kalender Permanent aanbod
      Geestelijke begeleidingRuachSupervisie
      Terugkerende initiatieven
      Bach & BijbelBijbels LeerhuisDiocesane werking na scheidingLeerhuis van de kerkvadersSchool voor geloofsverdieping
      HDGI De nieuwe parochie
      Gezondheidsscan voor parochieploegenEen nieuwe adem voor de parochieploeg
      Catechese Zorgpastoraal
      Over onsSpirituele en pastorale zorgOpleidingPermanente vorming en ondersteuning
      Liturgie Het getijdengebed Vrijwilligers Steun CCV Gent Partners CCV in Vlaanderen en Brussel Privacyverklaring CCV

De schatkamer van de liturgie - Vasten (podcast)

icon-icon-audio
Gepubliceerd op vrijdag 1 maart 2024 - 17:00
Afdrukken
Laat je binnenvoeren in een liturgische tijd of feest doorheen een tijdeigen gezang en een preek van een kerkvader. Beluister de podcast.
Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.
Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Om te luisteren en herbeluisteren onderweg, in de zetel, of voor het slapen gaan, open de podcast-app van Apple of installeer de gratis app van SoundCloud op je smartphone en voeg de reeks Schatkamer van de liturgie toe aan je bibliotheek – Apple / SoundCloud.

In deze podcast voor Lichtmis klinkt kantiek 75 uit het Abdijboek. Het is de lofzang van Simeon bij de presentatie van het kind Jezus in de tempel. Hij ziet in die kleine, menselijke gebeurtenis het grote heilsgebeuren dat zich voltrekt, en hij jubelt bij het zien van die kleine jongen en zegt dat hij nu in vrede kan heengaan: “Daar ik met eigen ogen heb aanschouwd uw heil, dat Gij onthult aan alle volken.” Dat heil, als een stralend licht voor de wereld, wordt in de liturgie klassiek zichtbaar gemaakt door een grote lichtprocessie. Vandaar ook de naam voor het feest van de opdracht in de tempel: Maria-Lichtmis, of Lichtmis.

Bisschop Sofronius van Jeruzalem roept ons op om ons bij deze processie aan te sluiten met de glans van onze ziel. “Treden wij allen naar voren in glans. Komen wij allen tegelijk in het licht, samen met de oude Simeon.”

De podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Hoofdcantor: Pieter Stevens. Met toestemming van de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie.

Uit een preek van de heilige Sofronius, bisschop van Jeruzalem († 638)

Laten wij Christus tegemoet gaan, wij allen die met zo veel toewijding zijn mysterie vieren en eerbiedigen. Enthousiast moeten wij allen meegaan. Laat niemand buiten deze ontmoeting blijven, laat niemand ontbreken bij het dragen van het licht. Natuurlijk is er de glans van de kaarsen. Daarmee tonen wij de goddelijke luister van de Heer die komt. Alles straalt door zijn toedoen en schittert, wanneer de diepste duisternis verdreven is, in een overvloed van eeuwig licht. Maar laten wij vooral de glans van onze ziel tonen, want zo moeten wij Christus tegemoet gaan.

De Moeder van God, de zuiverste Maagd, heeft het ware licht in haar armen gedragen en hulp gegeven aan hen die in de duisternis terneerlagen. Zo ook wij; verlicht door zijn glans en met een licht in de hand dat voor allen straalt, willen wij ons haasten, Hem tegemoet die het ware licht is. Want inderdaad, zoals de proloog van het Johannesevangelie zegt: ‘Het licht is in de wereld gekomen’ (Joh. 3, 19). Het heeft de wereld verlicht die in duisternis gedompeld lag. Ja, het stralende licht van een nieuwe dag, waarvan Zacharias zingt in het Benedictus, ‘is over ons opgegaan, om licht te brengen in het duister van ons leven en de schaduw van de dood’ (vgl. Lc. 1, 78-79). Dat is het mysterie van dit feest. Daarom treden wij aan met onze kaars en dragen wij het licht voor ons uit. Het laat zien hoe het licht voor ons straalt, het duidt op de glans die vandaar over ons zal komen. Zo haasten wij ons samen, onze God tegemoet.

Dit kind is, met de woorden van de proloog van het Johannesevangelie, ‘het ware Licht dat iedere mens verlicht die in de wereld komt’ (Joh. 1, 9). We moeten er dus allen door verlicht worden, broeders en zusters, we moeten allen schitteren. Wie niet is ingewijd in dit licht, kan er niet bij blijven, en omgekeerd mag wie van dit licht vervuld is niet in de nacht blijven staan. Treden wij veeleer allen naar voren in glans. Komen wij allen tegelijk in het licht naderbij, ontvangen wij dat heldere, eeuwige licht, samen met de oude Simeon. Met hem willen we van harte juichen en uit dankbaarheid een hymne aanheffen voor de Schepper, de Vader van het licht, die het ware licht gezonden heeft en de duisternis verdreven, die ons allen stralend heeft gemaakt.

‘Mijn ogen,’ zegt Simeon, ‘hebben uw heil aanschouwd dat Gij hebt bereid voor de volken.’ En God heeft dit heil geopenbaard tot glorie van ons, het nieuwe Israël. In Christus hebben wij het heil aanschouwd. En zoals Simeon bij het zien van Christus zei: ‘Laat nu, Heer, volgens uw woord uw dienaar in vrede heengaan,’ en hij uit de banden van zijn aardse bestaan werd verlost, zo werden wij terstond uit de duisternis van ons oude bestaan bevrijd. Wij hebben Christus, toen Hij uit Bethlehem tot ons kwam, in het geloof omarmd. We waren heidenen, en zijn tot volk van God geworden. Christus is immers het heil van God de Vader, en met onze ogen hebben we dat heil aanschouwd: de mens geworden God. Omdat wij Gods tegenwoordigheid hebben gezien en opgenomen in de armen van onze geest, worden wij het nieuwe Israël genoemd. Dat vieren wij ieder jaar om het nooit te vergeten.

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.
Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.
Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.
Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.
Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.
Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.
Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Voor de podcast van Allerheiligen zingen we Kantiek 69 uit het abdijboek. Het is een toonzetting van de zaligsprekingen uit het Mattheüsevangelie, de evangeliepassage die wordt gelezen op het hoogfeest van Allerheiligen. De zaligsprekingen zijn een paradoxale hemelse lofzang, zegt Dom André Louf in zijn preek over het feest van Allerheiligen. Hij laat zien hoe we in de soms stuitende woorden over armoede, tranen, honger, dorst en beschimping een visioen zien opglanzen van de vreugde van de menigte verzameld rond de troon van het Lam. Het is de vreugde van de heiligen die ons voorgingen. En toch “ook onze vreugde, nu reeds, een stille, maar ook onvermijdelijke vreugde, de gouden franje van elke beproeving die we omwille van Jezus dankzeggend kunnen aanvaarden.”

De podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met dank aan de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie – met toestemming.

Om te luisteren en herbeluisteren onderweg, in de zetel, of voor het slapen gaan, open de podcast-app van Apple of installeer de gratis app van SoundCloud op je smartphone en voeg de reeks Schatkamer van de liturgie toe aan je bibliotheek – Apple / SoundCloud.

Uit een preek van Dom André Louf over Allerheiligen

In de liturgie van Allerheiligen vallen hemel en aarde samen, nog meer dan gewoonlijk. Met de apostel Johannes, de ziener te Patmos, en met de talloze menigte van de uitverkorenen, zijn we reeds allen in de geest verzameld voor de troon van het Lam, en zingen we hem lof en dank eindeloos (Apok 7,2-14). Ook de acht zaligheden, waarvan we de verkondiging mochten beluisteren, behoren terzelfdertijd aan de wereld en aan de hemel toe. (...)

Indien we de acht zaligheden aandachtig doornemen, valt het op dat zij geenszins aan [onze spontane] verwachtingen tegemoet komen. Arm zijn van geest, wenen, honger en dorst lijden, beschimpt en vervolgd worden, hebben niets te maken met de prioriteiten van een pastorale actie, noch met een volmaaktheidsprogramma.

Het literaire genre dat Jezus gebruikt, leent zich hier trouwens niet toe. Hij preekt niet, schrijft niets voor, legt niets op. Hij doet iets zeer verschillends: hij prijst zalig; hij openbaart en verkondigt vreugde. Men zou kunnen zeggen dat de zaligheden te maken hebben met het genre van de eucharisitie [het dankzeggen], dat men gebruikt wanneer men zich tot God wendt. Om tot God te spreken, is het niet nodig iets te vragen. Het volstaat zelfs op voorhand te bedanken, alsof we reeds ontvangen hadden: “Daarom zeg ik u: Alles wat ge in het gebed vraagt, gelooft dat ge het al verkregen hebt, en ge zult het verkrijgen” (Mc 11,24). Hier gaat het ook zo. Jezus deelt zijn bevelen uit in naam van God. Hij verkondigt hoezeer sommige situaties in deze wereld doorzichtig zijn, die reeds op voorhand het geluk van morgen laten doorschemeren.

De meeste van deze situaties hangen trouwens, strikt genomen, niet van ons af. Zij liggen niet in ons bereik. En het zou geen zin hebben ons in te spannen om deze situaties te scheppen. Hoe zouden we bijv. vervolgingen moeten provoceren, of ervoor zorgen dat er tegen ons kwaad wordt gesproken? Dit is niet de bedoeling van Jezus. Integendeel, dit alles is ons beloofd en zal ons op de een of andere manier onontkoombaar overkomen, zodra we ons maar een beetje beginnen te gedragen als echte leerlingen van Jezus.

Jezus kondigt het ons aan als een genade die zal geschonken worden, wanneer ons uur gekomen zal zijn. Eens komt de dag dat we zullen moeten leren wenen, ontreddering en armoede verdragen, door smaad en hoon overstelpt worden, elke dag ons kruis dragen Jezus achterna. En van deze uiterlijke zaligheden zullen we langzaamaan naar de innerlijke zaligheden toegroeien, die, voor we het zelf weten, zachtjes aan zullen doorbreken in ons hart. Beetje bij beetje zullen we arm worden en alles laten schieten, en alleen maar het verlangen blijven vasthouden naar de rechtvaardigheid en de heiligheid van God. Ons hart zal eenvoudiger en zuiver worden, als een spiegel waarin God reeds te zien is, als een onuitputtelijke bron van goedheid, verzoening, liefde, ook voor onze vervolgers.

“Weest vol vreugde, want uw beloning zal groot zijn in de hemel.” Het is de vreugde van hen die ons op die weg voorgingen en wier feest we vandaag vieren. Het is ook onze vreugde reeds nu, stille vreugde, maar ook onvermijdelijke vreugde, de gouden franje van elke beproeving die we omwille van Jezus dankzeggend kunnen aanvaarden.

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.
Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Uit een preek voor Pasen van bisschop Gregorius van Nazianze (4e eeuw)

Christus is verrezen uit de doden, sta ook gij op!
Christus die sliep, ontwaak gij ook!
Christus staat op uit het graf, bevrijd u van de ketens van de zonde!
De deuren van het dodenrijk gaan open, de dood is vernietigd,
de oude mens is afgelegd en de nieuwe mens is eindelijk bevrijd.
Vernieuw u, aangezien ge in Christus een nieuwe schepping zijt geworden.
Het is het Pasen van de Heer, het Pasen van de Heer.
Ik zeg het een derde maal ter ere van de Drie-eenheid:
het is het Pasen van de Heer!
 
Het is het Feest der feesten, het Hoogfeest der hoogfeesten
dat niet alleen alle mensenfeesten te boven gaat,
maar ook alle feesten van Christus,
zoals het licht van de zon het licht van de sterren overstijgt.
Het is de Dag van de verrijzenis en het begin van het ware leven.
Laten we op dit feest stralen van licht en vreugde en laten we elkaar omhelzen.
 
Gisteren hing ik met Christus aan het Kruis, vandaag ben ik met Hem verheerlijkt.
Gisteren stierf ik met Hem, vandaag keer ik met Hem weer tot het leven.
Gisteren was ik met Hem begraven, vandaag verrijs ik, met Hem.
Hij die vandaag uit de doden is verrezen, Christus,
vernieuwt ook mij in de geest en bekleedt mij met de nieuwe mens.
God geeft aan het nieuwe schepsel,
dat wil zeggen aan allen die uit God herboren zijn,
een goede opvoeder en gids in de persoon van Christus.
 
Hij sterft uit vrije wil met het nieuwe schepsel om met hem te verrijzen.
Laten we dus onze offergaven aanbieden
aan Hem die voor ons heeft geleden en voor ons is verrezen.
Laat ieder alles geven aan Hem
die zichzelf als losprijs heeft gegeven om ons vrij te kopen.
Maar wij kunnen niets beters geven dan onszelf,
op voorwaarde dat wij de draagwijdte van het mysterie verstaan
en uit liefde voor Christus alles worden
wat Hij uit liefde voor ons heeft willen worden.
 
Laten we als Christus zijn,
want Christus heeft immers als ons willen zijn.
Laten we door Hem god worden,
want Hij is immers voor ons mens geworden.
Hij heeft onze geringheid op zich genomen
om met ons zijn grootheid te delen.
Hij is arm geworden om ons door zijn armoede te verrijken.
Hij heeft de gedaante van een slaaf op zich genomen
om ons de vrijheid te schenken.
Hij heeft zich vernederd om ons op te richten.
Hij is op de proef gesteld opdat wij kunnen overwinnen.
Hij is geminacht, opdat wij verheerlijkt worden.
Hij is gestorven om ons te redden.
Hij is ten hemel opgevaren om hen die ter aarde neerlagen
ten gevolge van hun zonde, met zich mee te trekken.
 
Hij is alles geworden voor ons
opdat wij alles voor Hem zouden worden.

PG36, 624-664, Nederlandse vertaling uit Homiletische suggesties, 50, extra nummer, Pasen 2020

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.
Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Uit een homilie geïnspireerd op een verloren gegane verhandeling van Hippolytus van Rome over Pasen (ca. 170-ca. 325)

Het Pasen dat Jezus verlangde te doorleven was zijn passie. Zijn lijden heeft ons van de pijn bevrijd, zijn dood de dood overwonnen. Het zichtbare voedsel (de eucharistie) heeft ons het eeuwige leven gegeven. Zó is het verlossende verlangen van Jezus, zó is zijn liefde die Geest is: in plaats van voorafbeeldingen die slechts beelden zijn wilde Hij zijn eigen lichaam aan zijn leerlingen geven: “Neemt en eet dit is mijn lichaam; neemt, drinkt, dit is mijn bloed, het nieuwe verbond, vergoten voor de velen tot vergeving van de zonden (Mt 26,26-28).” En als hij veeleer wil lijden dan eten, is dit om ons te bevrijden van de vrucht vol pijn.

In de plaats van de oude boom plant Jezus een nieuwe: niet meer de hand van weleer die zich in een hoogmoedig gebaar uitstrekte, maar in een trouw gebaar nagelt Hij zijn zuivere hand vast en toont, gekruisigd op het hout, het volle ware leven. En wij hebben van die vrucht geproefd en een onverwoestbare kennis opgedaan, we hebben ervan gegeten en kunnen niet meer sterven.

Het kruis is de boom van mijn eeuwig heil, het voedsel dat mij vervult. In zijn wortels vind ik grond, in zijn takken ontplooi ik mij. Zijn dauw geeft mij vreugde en zijn geest, als een zachte bries, bevrucht mij. In zijn schaduw heb ik mijn tent opgeslagen en ver van de brutale hitte van de zomer heb ik dit schuiloord van verfrissende dauw gevonden. Zijn bloemen laten mij bloeien en ik geniet van zijn uitstekende smaakvolle vruchten. Ik pluk ze met gretige handen want vanaf het begin zijn ze voor mij bestemd. Bij honger is hij mijn voedsel, bij dorst mijn bron, mijn kleed als ik naakt ben en zijn bladeren — niet meer de vijgenbladeren — zijn geest en leven.

Als ik voor God beducht ben, is Hij mijn beschutting, als ik wankel mijn steun en als ik strijd mijn prijs en mijn trofee als ik overwin. Hij is mijn smalle pad, mijn nauwe weg. Hij is de ladder van Jacob, dat pad der engelen, van boven door de Heer geschraagd.

Onmetelijk als het firmament, heerst mijn boom van de aarde tot in de hemel en zijn onsterfelijke stam is tussen de hemel en de aarde opgericht. Hij is de zuil die het universum schraagt, die allen ondersteunt. Hij is het gebinte van de aarde, de navel van de wereld die alle mensenvolken voedt. Door onzichtbare verbindingen aan de Geest geklonken is hij in God vastgehaakt en hij komt er niet meer van los. Zijn top raakt de hoogte van de hemel, zijn wortels pakken de aarde vast en daartussen slaan zijn reuze-armen de duizend winden van de lucht. Hij is alles, in allen en overal.

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Uit een preek van bisschop Johannes Chrysostomos

Geliefden, groot zijn de genadegaven die ons vandaag door onze menslievende God zijn geschonken; zij gaan ieder mensenwoord te boven. Wij moeten ons daarom allen tezamen verheugen en jubelend onze Heer bezingen. De dag van vandaag is een heerlijk, universeel feest. En zoals in de natuur de seizoenen elkaar opvolgen, zo volgt in de kerk het ene feest op het andere, het ene brengt ons naar het andere. Nog maar kort geleden hebben wij het kruis, het lijden en de verrijzenis gevierd, daarna de hemelvaart van onze Heer Jezus Christus. Vandaag zijn wij dan gekomen bij de bekroning van al die goede gaven, bij de bron van die feesten, bij de voltooiing van wat de Heer ons heeft beloofd. ‘Als ik heenga,’ had Hij gezegd, ‘zal Ik u iemand anders zenden als Helper. Ik zal u niet als wezen achterlaten’ (vgl. Joh 16,17).

Ziet u zijn bezorgdheid, zijn onuitsprekelijke liefde? Enkele dagen geleden vierden wij dat de Heer terugging naar de hemel, zijn koningstroon weer bezette en plaatsnam aan de rechterhand van de Vader. Vandaag schenkt Hij ons de aanwezigheid van de heilige Geest en door Hem verleent Hij ons talloze gaven uit de hemel. Want zeg me, is er iets van alles waarin ons heil bestaat, dat ons niet door de Geest is verleend? Door Hem worden wij van de slavernij bevrijd en tot de vrijheid geroepen, als kinderen van God aangenomen, en, om zo te zeggen, opnieuw geschapen. Wij leggen de zware, verstikkende zondenlast af en dankzij de heilige Geest zien wij scharen priesters en hebben wij vele leraren. Uit deze bron komen gaven van openbaringen en ook van genezing. En al het andere dat Gods kerk pleegt te sieren, vindt in Hem zijn oorsprong. Luid verkondigt Paulus: ‘Dat alles is het werk van één en dezelfde Geest, die aan ieder zijn gaven uitdeelt zoals Hij het wil’ (1 Kor 12,11). Door Hem hebben wij bevrijding van onze zonden gevonden, door Hem hebben wij ons van iedere smet gereinigd, door zijn gaven zijn wij van mensen engelen geworden, nu wij ons aan zijn genade hebben overgegeven. Want zonder verandering van onze menselijke natuur en – wat veel verwonderlijker is – terwijl wij daarin blijven, leiden wij het bestaan van engelen. Zo groot is de kracht van de heilige Geest. Zoals gewoon vuur vochtige klei doordringt en er steenhard aardewerk van maakt, zo grijpt het vuur van de Geest een ziel aan die zich bereid houdt, en maakt haar, al is ze weker dan klei, zo hard als staal. En iemand die kort tevoren nog besmeurd was met het slijkt van de zonden, maakt Hij op slag zo helder als zonnelicht.

Al dit goede en nog veel meer is ons door deze dag geschonken. Daarom roep ik u op om uit dank voor al het goede dat ons gegeven is, dit feest te vieren – niet door onze deur met kransen te behangen, maar door onze ziel te sieren, niet door het marktplein met tapijten te verfraaien, maar door onze ziel van deugden te laten stralen. Want zo kunnen wij de genade van de Geest ontvangen en daarvan de vruchten plukken. 

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Uit een paaspreek van abt Guerric van Igny

Christus is ‘de eersteling van hen die ontslapen zijn’ (1 Kor 15,20), ‘de eerste die uit de dood is opgestaan’ (Kol 1,18).

De enkelvoudige verrijzenis van Christus heeft voor ons een dubbele verrijzenisgenade bereid: dagelijks staan wij op uit de dood van de zonde, door de uitwerking van dit geheim: maar vandaag in het bijzonder staan wij op uit de slaap van de geestelijke lauwheid, door de vrome vreugde van dit feest. Lui en lauw moet inderdaad hij zijn die vandaag, bij het horen van de vreugdevolle boodschap ‘De Heer is verrezen’, niet meteen opspringt van vreugde en niet een heel nieuw leven en nieuwe vreugde ervaart in zijn geest.

Meer nog, ‘mijn hart, en heel mijn wezen’, zo zegt de psalmist, ‘gaan juichend uit naar U, de God die leeft’ (Ps 84(83),3), terwijl ik volledig in droefheid en wanhoop gedompeld was bij de aanblik van de dode Jezus. Het is geen geringe winst voor mijn geloof, geen kleine rente voor mijn vreugde, dat Jezus voor mij terugkomt uit het graf: zo herken ik een levende God, waar ik kort tevoren een dode mens betreurde. Mijn hart was vol droefheid om de ter dood gebrachte Jezus, maar nu Hij weer levend is, jubelt niet alleen mijn hart, maar ook ‘heel mijn wezen’, in de zekerheid van de eigen opstanding en onsterfelijkheid door Hem.

O mijn ziel, ‘veilig kan ik gaan slapen en weer ontwaken’ (Ps 3,6), zegt Christus. ‘Ontwaak’ ook gij, ‘slaper, sta op uit de dood, en Christus’ licht zal over u stralen’ (Ef 5,14). Of is hij niet als een dode, mijn dierbaren, hij die voortslaapt als de zon reeds is opgegaan, die nog door vadsigheid en sloomheid wordt bevangen, als was hij begraven in een uitzichtloze verstarring, terwijl reeds overal de genade van de verrijzenis opglanst?

De nieuwe zon, die oprijst uit de dodenwereld, treft de ogen van hen die ‘iedere nacht verlangen naar Hem’ (Jes 26,9). Zij ontsluit voor hen de dag van de eeuwigheid. Dit is de dag die geen avond kent, want zijn ‘zon gaat niet meer onder’ (Jes 60,20). Slechts één keer is die zon ondergegaan, maar nu is zij eens en voorgoed opgerezen boven de kim van de ondergang, en heeft zij de dood aan zich onderworpen.

O dierbaren, ‘dit is de dag die de Heer heeft gemaakt, laat ons hem vieren in blijdschap’ (Ps 118(117),24). En gij, ook gij, als gij dagelijks de wacht houdt bij de poort van de wijsheid, uw ogen gericht op de deuropening, als gij zoals Magdalena wakend blijft aan de ingang van zijn graf, zult gij ongetwijfeld met diezelfde Magdalena ervaren hoe wáár het is wat er geschreven staat over de Wijsheid zelf, die Christus is: ‘Aan wie haar begeren, laat zij zich aanstonds kennen. Wie vroeg voor haar opstaat, hoeft zich niet moe te maken; want hij vindt haar zitten aan zijn deur’ (Wijsh 6,13-14). Terwijl het nog donker was, was Maria gekomen om bij het graf te waken, en zij vond Jezus, naar wie zij op zoek was, daar lichamelijk aanwezig.

Gij echter moet Jezus niet meer kennen in het lichaam, maar in de geest. Voorzeker zult gij Hem geestelijk ontmoeten, als gij Hem zoekt met eenzelfde verlangen als het hare, en als Hij u ook volhardend ziet waken in het gebed.

Zeg dan tot de Heer Jezus met het verlangen en de liefde van Maria: ‘Mijn hart verlangt naar U in de nacht, U zoek ik des ochtends bij mijn ontwaken’ (Jes 26,9). Zeg met de woorden en de geest van de psalmist: ‘God, mijn God, ik zoek U reeds bij het ochtendgloren, naar U dorst mijn ziel en hunkert mijn hart’ (Ps 63(62),2). Zie dan of het u niet te beurt valt samen met hen te mogen zingen: ‘Schenk ons in de ochtend volop uw zegen, dan jubelen wij heel de dag van geluk’ (Ps 90(89),14).

#5 Palmzondag 

Palmzondag is de dag van grote paradoxen, van ‘hosanna’ naar ‘kruisig Hem.’ De eucharistie opent met een palmprocessie en liederen die de gezegende Koning onthalen. Maar de eucharistie zelf staat in teken van de Passie.

In deze podcast voor Palmzondag en de Goede Week zingen we de hymne Jezus Christus is de Heer (Hymne 26) uit het Abdijboek. Het is een toonzetting van de tweede lezing van de mis van Palmzondag, waarin de paradox van vernedering en verheffing op zijn scherpst, en waarschijnlijk op zijn mooist klinkt. Paulus neemt deze oeroude hymne op in zijn brief aan de christenen van de stad Filippi, in Grieks Macedonië, om hen de gezindheid te tonen die in Christus was en die ook onder ons moet heersen.

De preek van bisschop Andreas van Kreta († 740) spoort ons op analoge wijze aan om in psalmprocessie “op te trekken met Hem die zich spoedt naar zijn lijden” – met de Zachtmoedige die zich erover verheugt neer te dalen, om ons te kunnen verheffen door zijn verwantschap met ons. “Laten ook wij vandaag, terwijl we zwaaien met geestelijke palmtakken, zingen: ‘Gezegend Hij die komt in de Naam des Heren, de Koning van Israël.’”

De podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met dank aan de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie – met toestemming.

Om te luisteren en herbeluisteren onderweg, in de zetel, of voor het slapen gaan, open de podcast-app van Apple of installeer de gratis app van SoundCloud op je smartphone en voeg de reeks Schatkamer van de liturgie toe aan je bibliotheek – Apple / SoundCloud.

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Uit een preek over Palmzondag van Bisschop Andreas van Kreta

Komt, laten we gezamenlijk de Olijfberg bestijgen en Christus tegemoet gaan, die vandaag uit Betanië terugkeert en zich vrijwillig begeeft naar het eerbiedwaardig en zalig lijden, om het mysterie van ons heil te voltooien.

Hij gaat inderdaad vrijwillig de weg naar Jeruzalem, Hij die omwille van ons uit de hemel is neergedaald, om ons, die in de diepten neerlagen, tegelijk met zich te verheffen, ‘hoog boven alle heerschappijen, machten en krachten, en boven elke naam die genoemd wordt’, zoals de Schrift ons openbaart (Ef 1,21).

Hij komt echter niet als iemand die uit is op eer en roem. ‘Hij roept niet, Hij schreeuwt niet, in de straten verheft Hij zijn stem niet’ (Jes 42,2), maar Hij zal ‘zachtmoedig zijn en nederig’ (Mt 11,29), en bij zijn intrede in Jeruzalem stelt Hij zich bescheiden op.

Welaan dan, laten we samen optrekken met Hem die zich spoedt naar zijn lijden, en hen navolgen die Hem tegemoet trokken. Niet zo dat we olijftakken, mantels of palmtakken voor Hem op de weg uitspreiden, maar dat we onszelf, zoveel we kunnen, met een nederig gemoed en een zuivere intentie ter aarde werpen, om het Woord bij zijn komst te ontvangen. Zo wordt God die door niets omvat kan worden, door ons opgenomen.

Want Hij die zich jegens ons zo zachtmoedig getoond heeft – de Zachtmoedige die de ellende ophief waarin wij, zoals de ondergaande zon in het westen, dreigden te verzinken –, Hij verheugt zich erover tot ons te komen en met ons omgang te hebben, ons tot zich te verheffen en ons terug te voeren door zijn verwantschap met ons. Hij stijgt op naar het oosten boven het hemelgewelf (vgl. Ps 68(67),34) – daarmee is volgens mij zijn eigen heerlijkheid en godheid bedoeld – als eersteling en voorafbeelding van ons toekomstig bestaan. Toch minacht Hij de menselijke natuur niet, omdat Hij haar bemint en hoog met zich wil verheffen. Hij neemt haar van de aarde op en voert haar ‘van de ene heerlijkheid tot de andere’ (2 Kor 3,18).

Laten we zo onszelf voor Christus uitspreiden, niet als mantels of onbezielde takken of als een tapijt van groen, een verwelkende materie die slechts weinige uren de ogen streelt. Neen, laten we onszelf uitspreiden, bekleed met zijn genade, of liever, met Hemzelf: ‘Want gij allen die in Christus zijt gedoopt, zijt met Christus bekleed’ (Gal 3,27). Laten wij ons voor zijn voeten neerleggen, uitgespreid als een kleed.

Wij die vroeger als scharlakenrood waren door de zonde, maar nu door de reiniging van het heilzame doopsel blank als wol zijn geworden (vgl. Jes 1,18), laten we Hem, de Overwinnaar van de dood, geen palmtakken, maar onszelf als trofee aanbieden.

Laten ook wij vandaag met de kinderen dat heilige lied zingen, terwijl we zwaaien met geestelijke takken: ‘Gezegend Hij die komt in de Naam des Heren, de Koning van Israël’ (vgl. Joh 12,13).

#4 Aswoensdag en veertigdagentijd

Om de veertigdagentijd in te zetten laten we ons inspireren door de liturgie van Aswoensdag. De antwoordpsalm van die bijzondere viering is Psalm 51(50). Het is de boetepsalm bij uitstek, die in het getijdengebed elke vrijdagmorgen gebeden wordt en op Aswoensdag de toon zet voor de hele Vasten. Wie een beetje van klassieke muziek houdt, kent deze Psalm als het Miserere, zo genoemd naar de openingswoorden van de Latijnse tekst Miserere mei Deus, “Wees mij genadig, God.” We herhalen ze elke zondag in de Griekse of Nederlandse vorm als we zeggen: “Kyrie Eleison” of “Heer, ontferm U over ons.” De Beurtzang naar Psalm 51 uit het Abdijboek, die klinkt in deze podcast, maakt een selectie uit de verzen van de Psalm, waaruit duidelijk wordt dat boete en bekering gebeuren met het oog op de herschepping: “God, herschep mijn hart, maak het zuiver.” Die herschepping is echter geen louter inwendig en persoonlijk gebeuren. Ze impliceert een beweging die uitgaat naar anderen: “Dan wijs ik verdoolden uw wegen.” En de vrucht ervan is voor het hele volk: “Bouw Jeruzalems muren weer op.”

Ook de preek van Maximus van Turijn († ca. 420) legt de nadruk op de band tussen ons vasten en gerechtigheid in de gemeenschap. Als we ons lichaam voedsel ontzeggen, is het “om onze ziel met deugden te voeden.” Niet voor ons persoonlijk heil weliswaar: “Het vasten van de christen moet de vrede voeden.” (Overgenomen uit het Lectionarium bij het getijdenboek.)

De podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met dank aan de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie – met toestemming.

Om te luisteren en herbeluisteren onderweg, in de zetel, of voor het slapen gaan, open de podcast-app van Apple of installeer de gratis app van SoundCloud op je smartphone en voeg de reeks Schatkamer van de liturgie toe aan je bibliotheek – Apple / SoundCloud.

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Uit een vastenpreek toegeschreven aan Maximus van Turijn

Broeders en zusters, onze onoverwinnelijke voorvechter Jezus Christus heeft ons deze eerbiedwaardige veertigdagentijd geschonken. Laten wij ons nu vrijmaken van vleselijke begeerten en ons lichaam door vasten beteugelen, om onze ziel met deugden te voeden. Vasten moet nu in ons de verderfelijke genotzucht, vasten moet nu in ons elke ongerechtigheid, vasten moeten nu in ons haat en na-ijver. Laten wij afzien van elk eetfestijn, maar méér nog van zondigheid. Laten wij matig zijn en sober in drinken, opdat de dronkenschap van de lusten ons niet in haar macht krijgt.

Wat voor nut heeft het die veertig dagen in acht te nemen en de officiële vastentijd te onderhouden, als wij de echte wet van het vasten niet naleven? Wat voor nut heeft het niet aan feestgelagen deel te nemen, als wij onze dagen doorbrengen met gekrakeel? Wat voor nut heeft het zelf geen brood te eten, als wij de armen van hun levensonderhoud beroven? Het vasten van de christen moet voedsel bezorgen aan wie behoeftig is! Het vasten van de christen moet de vrede voeden, niet de twistzucht.

Wat voor zin heeft het af te zien van vleesspijzen, als uw mond woorden van haat uitspreekt, die onreiner zijn dan welk voedsel ook? Wat voor zin heeft het uw maag te heiligen door vasten, als gij uw tong door leugens bezoedelt? Alleen dan hebt gij het recht naar de kerk te gaan, als uw schreden niet gevangen en verstrikt zijn in de dodelijke strop van hebzucht en woeker. Dan hebt gij het recht u op de borst te slaan, als gij daaruit elke drift van kwaadwilligheid gebannen hebt. Dan kunt gij in alle eerlijkheid een geldstuk geven aan een arme, als gij het niet van een andere arme hebt gestolen.

Dat is dus, geliefde broeders en zusters, het christelijke vasten, dat is het voedsel van de gelovige, wanneer de kuisheid ons vasten heiligt, verdraagzaamheid het siert, goedheid het verwarmt, barmhartigheid het rijk maakt en deemoed het zijn echtheid geeft. Als wij de veertigdagentijd van Christus naar best vermogen met deze deugden navolgen, dan zullen wij door een dubbele vorm van vasten, het vasten van ons lichaam en dat van onze ziel, op de genade van God aanspraak mogen maken. 

#3 Epifanie

Voor het feest van Epifanie leggen we ons oor te luisteren bij de orthodoxe traditie. We zingen het kondakion voor Epifanie. De kondakia zijn oorspronkelijk heel uitgebreide Byzantijnse hymnes waarvan de oorsprong teruggaat tot ver in de 6e eeuw. Later zijn de plechtige openingsstrofes – waarin het mysterie van ‘deze dag’ wordt samengevat – een eigen leven gaan leiden en hebben hun plaats gevonden als vaste gezangen bij de feesten waarvan ze voortaan mee het timbre bepalen. Heel kenmerkend voor deze orthodoxe gezangen is de leerstellige bijna onderwijzende aard. We horen geen psalm, maar een belijdende verkondiging van het heil dat vandaag aan ons geschiedt.

De verhandeling van paus Leo de Grote († 461) denkt verder na over dat heil van deze dag. Christus is eens verschenen, en zo verschijnt Hij nu. Want ‘als er licht daagt in onze duistere harten, dan zijn dat de stralen van dezelfde ster die de Wijzen zagen.’

De podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met dank aan de Interdiocesane Commissie voor Liturgie – met toestemming.

Beluister de derde aflevering van de podcast Schatkamer van de liturgie en hoor hoe het ontoegankelijk licht van deze dag der Openbaring ook vandaag over ons straalt. Om te luisteren en herbeluisteren onderweg, in de zetel, of voor het slapen gaan, open de podcast-app van Apple of installeer de gratis app van SoundCloud op je smartphone en voeg de reeks Schatkamer van de liturgie toe aan je bibliotheek – Apple / SoundCloud.

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Uit een verhandeling van de heilige paus Leo de Grote over de openbaring des Heren

Veelgeliefden, de dag waarop Christus, de Verlosser van de wereld, voor het eerst aan de volken is verschenen, moeten wij hoog in ere houden. Wij moeten vandaag in ons hart de vreugde voelen waarvan de drie Wijzen waren vervuld toen zij, gedreven door het teken van een wondere ster, werden geleid naar de Koning van hemel en aarde en Hem, in wiens belofte zij hadden geloofd, aanbaden toen zij Hem zagen.

Het is namelijk niet zo, dat met het verstrijken van die dag ook de kracht van het heil dat toen werd geopenbaard, is geweken en ons alleen de faam is gebleven van een heuglijk feit om het gelovig te aanvaarden en feestelijk te herdenken. Integendeel, door de niet aflatende goedgunstigheid van God geniet onze tijd nog dagelijks van wat toentertijd voor het eerst werd geschonken.

Weliswaar vertelt het evangelieverhaal uitsluitend over de dagen dat drie mannen, zonder door een profetie te zijn verwittigd of door een getuigenis van de Wet te zijn onderricht, van ver uit het Oosten kwamen om God te ontmoeten. Toch zien wij hetzelfde ook nu gebeuren, zelfs duidelijker en vaker, in de verlichting van allen die zijn geroepen. Zo gaat de profetie van Jesaja in vervulling die zegt: “De Heer toont zijn heilige arm voor de ogen van alle volken, en de verste hoeken der aarde hebben het heil gezien dat komt van onze God” (Jes 52,10), en ook: “Want dan zullen ze zien wat hun nooit was verkondigd, aanschouwen wat ze nimmer hebben gehoord” (Jes 52,15). Wanneer wij constateren, hoe mensen die opgingen in wereldse wijsheid en er niet aan dachten Jezus Christus te belijden, uit de diepte van hun dwaling worden bevrijd en worden geroepen tot de kennis van het ware licht, dan is dat ongetwijfeld het werk van Gods genadeglans. Als er licht daagt in duistere harten, zijn dat de stralen van dezelfde ster die de geesten met zijn flonkering heeft beroerd, hen wonderbaar op weg helpt en voorgaat en leidt naar God om Hem te aanbidden.

Willen wij nader bezien of ook een dergelijk drievoudig geschenk wordt geofferd door allen die door het geloof tot Christus zijn gekomen: wordt niet in de harten van wie oprecht geloven, hetzelfde aangeboden? Immers, goud haalt uit de schatkamer van zijn geest wie Christus erkent als koning van het heelal; mirre offert wie gelooft, dat de eniggeboren Zoon van God waarlijk de menselijke natuur heeft aangenomen; en met wierook vereert Hem al wie belijdt, dat Hij in alles gelijk is aan de goddelijke Vader.

#2. Kerstmis

In de podcast voor Kerstmis klinkt het Cantatorium voor de kersttijd uit het Abdijboek. Wanneer we het hebben over Kerstmis, spreken we niet over één, maar over vier eucharistievieringen, wat heel bijzonder is. Er is een mis op de vooravond, een nachtmis, een dageraadsmis en een dagmis. Ze hebben elk een eigen sfeer, met bijhorende lezingen, gebeden en gezangen. Het refrein van het Cantatorium dat we zingen, is de Nederlandse weergave van de openingszin van de dageraadsmis. De welgekozen gregoriaanse intredezang voor deze mis bij het ochtendgloren luidt Lux fulgebit hodie super nos: quia natus est nobis Dominus: “Licht straalt heden over ons: de Heer is geboren.” De strofes van het Cantatorium zijn genomen uit psalm 98(97) en leunen zo vooral aan bij de dagmis, waarin psalm 98(97) een grote rol speelt. De introitus van die mis is het bekende Puer natus est nobis (“een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven...”), een gezang waarin deze zin uit Jesaja gecombineerd wordt met psalm 98(97). Nog steeds is die psalm de antwoordpsalm voor Kerstdag. En ook bij de bereiding van de gaven of bij de communiegang kan met psalm 98(97) ‘een nieuw lied voor de Heer’ gezongen worden, omdat ‘de Heer zijn heil openbaarde.’

De preek van paus Leo De Grote († 461) verbindt de grote vreugde van deze dag, de vreugde om de geboorte van een nieuwe schepping, met de vernieuwing van ons eigen leven en onze levenswandel. (Overgenomen uit het Lectionarium bij het getijdenboek, Advent en Kersttijd, Deel 1, Jaar 1, p. 104-05)

De podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met dank aan De Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie – met toestemming.

Beluister de tweede aflevering van de podcast Schatkamer van de liturgie en proef van het geheim van Kerstmis. “Licht straalt heden over ons: de Heer is geboren” – woorden die geen oeverloze analyses vragen, maar lofzang en overweging. Om te luisteren en herbeluisteren onderweg, in de zetel, of voor het slapen gaan, open de podcast-app van Apple of installeer de gratis app van SoundCloud op je smartphone en voeg de reeks Schatkamer van de liturgie toe aan je bibliotheek – Apple / SoundCloud.

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Uit een kerstpreek van Paus Leo de Grote

Geliefden, heden is onze Verlosser geboren: laten wij ons verheugen. Droefheid mag geen ruimte meer vinden waar de geboortedag van het leven wordt gevierd. Dit leven dat de angst voor de dood heeft vernietigd, vervult ons hart met vreugde om de beloofde eeuwigheid.

Geen mens wordt uitgesloten van deelname aan deze vreugde. Allen hebben wij dezelfde reden tot vreugde, want onze Heer die zonde en dood heeft vernietigd, trof niemand aan die vrij was van schuld en kwam daarom allen daarvan bevrijden. Vreugde voor de heilige: hij komt de overwinning nabij. Blijdschap voor de zondaar: hij wordt uitgenodigd tot vergeving. Bemoediging voor de heiden: hij wordt geroepen tot het leven.

Immers, toen de volheid van de tijd gekomen was die God in zijn ondoorgrondelijk raadsbesluit had vastgesteld, heeft de Zoon van God de menselijke natuur aangenomen om de mens te verzoenen met zijn Schepper, en om de duivel, de uitvinder van de dood, door dezelfde natuur te overwinnen die eens door de duivel overwonnen was.

Bij de geboorte van de Heer zingen juichende engelen: “Eer aan God in den hoge,” en verkondigen zij “vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft” (Lc 2,14). Want wij zien hoe het hemelse Jeruzalem uit alle volken van de wereld wordt opgebouwd. Als reeds de verheven engelen van vreugde juichen over dit werk van Gods onuitsprekelijke goedheid, hoezeer moet dan ook de kleine mens zich daarover verheugen?

Brengen wij daarom dank aan God de Vader door zijn Zoon in de heilige Geest. “Wegens de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad’ heeft Hij zich over ons ontfermd, en ‘toen wij dood waren door onze zonden, heeft Hij ons met Christus ten leven gewekt” (Ef 2,4-5), opdat wij in Hem een nieuwe schepping zouden zijn, een nieuw werk van zijn handen.

Leggen wij dan de oude mens met zijn levenswijze af en verzaken wij aan de werken van het vlees, nu wij deel gekregen hebben aan de geboorte van Christus.

Erken, christen, uw waardigheid. Val door een slechte levenswijze niet terug in uw vroegere armzaligheid. Gij zijt immers deelachtig geworden aan de goddelijke natuur. Gedenk tot wiens hoofd en lichaam gij behoort. Herinner u dat gij ontrukt zijt aan de macht van de duisternis en overgebracht naar het licht van het rijk Gods.

Door het sacrament van het doopsel zijt gij tempel van de heilige Geest geworden. Wil deze hoge gast niet van u wegjagen door verkeerde daden. Onderwerp u niet opnieuw aan de slavernij van de duivel, want met het bloed van Christus zijt gij vrijgekocht.

#1. Advent

Deze podcast-reek opent met het 'Tot U, Heer, stijgt mijn verlangen' uit het Abdijboek (Wisselende gezangen, nr. 35), dat de Nederlandse tekst van Ps 25(24) zingt in de vertaling van Gerhardt-van der Zeyde, een psalm die al sinds eeuwen geassocieerd wordt met de eerste zondag van het liturgisch jaar.

De klassieke gregoriaanse intredezang voor de eerste adventszondag is het Ad te levavi, een gezang op basis van Ps 25(24). Ook de Nederlandstalige intredezangen uit Zingt Jubilate zijn bewerkingen van dezelfde psalm. De liturgie van de eerste zondag van het kerkelijk jaar gebruikt de psalm in het C-jaar bovendien als antwoordpsalm, en in de andere jaren als basis voor de gezangen bij de bereiding van de gaven of bij de communiegang.

De preek is de vijfde adventspreek van abt Guerric van Igny (ca. 1080-1157), die als middeleeuwer doordrenkt is van de geest van de kerkvaders. Hij verbindt het thema van ‘de weg’, een van de hoofdthema’s van Ps 25(24), met de adventsoproep die Johannes de Doper in de mond neemt: “Bereid de weg voor de Heer.”

De podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met dank aan De Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL - met toestemming.

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

Uit een adventspreek van abt Guerric Van Igny

“Bereid de weg voor de Heer” (Jes 40,3).

De weg van de Heer, broeders, die we dienen te bereiden, bereidt men al gaande, en men gaat hem terwijl men hem bereidt. Al ben je reeds ver gevorderd op die weg, toch moet je hem nog steeds bereiden en je van het punt waar je gekomen bent strekken en uitstrekken naar het volgende – in die mate dat de Heer, voor wiens komst de weg bereid wordt, je bij elke stap als nieuw tegemoet komt, telkens groter dan Hij was. Het is dus terecht dat de rechtvaardige bidt: “Onderricht mij, Heer, de weg van uw verordeningen, en ik zal hem steeds zoeken” (Ps 119,33).

Waarschijnlijk wordt deze weg het eeuwig leven genoemd omdat de voorzienigheid die ieders pad schouwt wel een eindpunt vaststelt tot waar dat pad voert, maar er geen einde komt aan de wezenlijke goedheid van degene waarnaar jullie op weg zijn. Daarom zal de verstandige en volhardende reiziger weten dat, wanneer hij aangekomen is, het dan begint (Sir 18,6 Vg/18,7 MT). Waarlijk, vergetend wat achter hem ligt (Fil 3,14), zal hij elke dag zeggen tot zichzelf: “Nu begin ik” (Ps 77,11 LXX). Moge het waar zijn dat wij die over de voortgang op deze weg spreken er al een aanvang mee genomen hebben. Want naar mijn mening is niet weinig opgeschoten wie eraan begonnen is. Als hij ten minste werkelijk begonnen is, als hij de weg naar de bewoonde stad heeft gevonden (Ps 107,7).

Hoe weinig zijn er, zegt de Waarheid, die de weg naar de bewoonde stad vinden (Mt 7,14). En hoe talrijk zijn zij die in eenzaamheid dwalen. [Maar ons] hebt Gij ‘de weg van uw verordeningen onderricht,’ met de woorden: “Dit is de weg, bewandel hem, en ga niet rechts ervan of niet links” (Jes 30,21 Vg). Het is de vlakke weg waarvan de profeet zei: “Dit is onze gebaande weg, dwazen zullen hem niet betreden” (Jes 35,8 Vg). Ja, ik was jong, nu ben ik oud, en nooit zag ik als ik het mij goed herinner een dwaze op de weg dwalen, ik zag hooguit enkele wijzen die de lijn ervan konden volgen (Ps 37,25). Maar wee jullie die wijs zijn in je eigen ogen, en verstandig naar je eigen mening (cf. Jes 5,21) want jullie wijsheid heeft je afgeleid van de weg van het heil, en je hebt de dwaasheid van de Redder niet kunnen volgen. De dwazen van Christus weten het wel: “Als iemand onder u wijs meent te zijn volgens de opvattingen van deze wereld dan moet hij dwaas worden om de ware wijsheid te leren” (1 Kor 3,18). Verlangenswaardig is deze dwaasheid, die naar het goddelijk oordeel wijs wordt genoemd en die ervoor zorgt dat we niet afdwalen van de weg.

Als je reeds op weg bent, vrees enkel dit: dat je zou afwijken of de Heer beledigen die je langs de weg leidt, zodat Hij je laat gaan als een zwerver op de wegen van je hart. Behalve de Heer, vrees niets. En als je aanvoert dat deze weg veel te nauw is, kijk dan vooruit naar het punt waarheen de weg je voert. Want als je het eindpunt van alle voltooiing ziet, zal je onophoudelijk zeggen: “Wat is uw gebod ruim” (Ps 119,96 LXX/Vg). En als je niet zo ver kan kijken, geloof dan de ziener Jesaja, laat hem je oog zijn. Ja, hij zag dat eindpunt wanneer hij zei wat volgt: “Zie de verlosten bewandelen die weg, zij die vrijgekocht zijn door de Heer. Met gejubel zullen zij Sion betreden, hun hoofd met eeuwige vreugde gekroond. Blijdschap en vreugde zullen ze verkrijgen, droefheid en gezucht zullen wegvluchten” (Jes 35,9-10). Ik meen dat wie voldoende aan dit einde denkt, niet enkel de weg voor zich ziet verruimen, maar zelfs vleugels krijgt, en niet meer wandelt, maar vliegt, zichzelf verheft. Denk daarom altijd, broeders, aan de voleinding, en loop met al je hartstocht en kunnen de weg van de geboden. Langs die weg voere en leide je Hij die is de weg van wie lopen en de beloning van wie ter bestemming komen: Christus Jezus. Aan Hem zij de eer en de glorie in de eeuwen der eeuwen.

Gepubliceerd door

CCV Gent

Meer

Liturgie en Catechese
Audio

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Lees meer

Genezing van iemand die niet kan horen en spreken © Roel Ottow
readmore

Mosterdzaadjes ~ Jezus helpt iemand die niet kan horen

icon-icon-artikel
Aren plukken © Roel Ottow
readmore

Mosterdzaadjes ~ Een mens wordt niet slecht door wat hij eet

icon-icon-artikel
De Geest die levend maakt © Roel Ottow
readmore

Mosterdzaadjes ~ De vrienden blijven bij Jezus

icon-icon-artikel

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook