Joh 13,1-20 – Mijn leven voor jullie
I.
131 Het was kort voor het pesachfeest.
Jezus wist dat zijn tijd gekomen was
en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader.
Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief,
en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan.
II.
2 Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd.
De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet
Jezus te verraden.
3 Jezus, die wist dat de Vader hem alle macht had gegeven,
dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan,
4 stond tijdens de maaltijd op.
Hij legde zijn bovenkleed af,
sloeg een linnen doek om
5 en goot water in een waskom.
Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen
en droogde ze af met de doek die hij omgeslagen had.
6 Toen hij bij Simon Petrus kwam, zei deze:
‘Ú wilt toch niet mijn voeten wassen, Heer?’
7 Jezus antwoordde: ‘Wat ik doe, begrijp je nu nog niet,
maar later zul je het wel begrijpen.’
8 ‘O nee,’ zei Petrus, ‘míjn voeten zult u niet wassen, nooit!’
Maar toen Jezus zei:
‘Als ik ze [je] niet mag wassen, kun je niet bij mij horen,’
9 antwoordde hij:
‘Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd!’
10 Hierop zei Jezus:
‘Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen,
hij is al helemaal rein.
Jullie zijn dus rein – maar niet allemaal.’
11 Hij wist namelijk wie hem zou verraden,
daarom zei hij dat ze niet allemaal rein waren.
12 Toen hij hun voeten gewassen had, deed hij zijn bovenkleed aan
en ging weer naar zijn plaats.
III.
‘Begrijpen jullie wat ik gedaan heb?’ vroeg hij.
13 ‘Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen mij,
en terecht, want dat ben ik ook.
14 Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb,
moet je ook elkaars voeten wassen.
15 Ik heb een voorbeeld gegeven;
wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.
16 Waarachtig, ik verzeker jullie:
een slaaf is niet meer dan zijn meester,
en een afgezant niet meer dan wie hem zendt.
17 Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt,
maar er ook naar handelt.
18 Ik doel niet op jullie allemaal: ik weet wie ik heb uitgekozen.
Wat in de Schrift staat zal in vervulling gaan:
“Hij die at van mijn brood heeft zich tegen mij gekeerd.” Psalm 41,10
19 Ik zeg het jullie nu al, voor het gaat gebeuren;
wanneer het dan gebeurt, zullen jullie geloven dat ik [het] ben. ὅτι ἐγώ εἰμι
20 Ik verzeker jullie:
wie iemand ontvangt die door mij gezonden is ontvangt mij,
en wie mij ontvangt ontvangt hem die mij gezonden heeft.’
Commentaar
De evangelielezing bestaat uit drie delen:
- Vers 1: de openbaring van Jezus’ liefde ‘tot het uiterste’, vlak vóór het pesachfeest
- Verzen 2-12a: Jezus wast de voeten van zijn leerlingen tijdens een maaltijd; maar niet iedereen wil dit toelaten (Simon Petrus)
- Verzen 12b-20: elkaar de voeten wassen als teken van het leerling zijn van Jezus; maar niet iedereen wil op die manier leerling zijn (Judas Iskariot)
Deel I (vers 1)
Bij de synoptici (Marcus/Matteüs/Lucas) valt de laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen samen met de pesachmaaltijd. Bij Johannes valt deze maaltijd eerder, en zal Jezus sterven op het moment dat de mensen in Jeruzalem hun paaslam in de tempel laten slachten.
Jezus’ uur is gekomen: hij sprak hierover reeds vanaf het eerste moment van zijn optreden, bij de bruiloft van Kana (‘mijn uur is nog niet gekomen’ – 2,1-11). ‘Het uur’ is het kairos-moment van Jezus: de tijd waarop zijn overgave en zijn kruisdood samenvallen met zijn verheerlijking van God en door God.
Voor dit moment aanbreekt, geeft Jezus zijn leerlingen nog een teken: een gebaar, een handeling die allereerst zonder woorden moet duidelijk maken hoe ver Jezus’ liefde voor de zijnen gaat (vgl. Joh 11,49!).
Deel II (verzen 2-12a)
Het contrast kan niet groter zijn: Jezus die ‘weet dat de Vader hem alle macht gegeven heeft’ (vers 3), maakt zichzelf klein, ‘ontledigt zichzelf’ en neemt de gedaante aan van een slaaf (vgl. de hymne in Filippenzen 2,5-11). Hij doet het werk van een slaaf die de voeten van zijn heer of van diens gasten wast: teken van gastvrijheid. Jezus is de dienaar, ook al is hij tezelfdertijd ‘Heer en Meester’ (deel II, vers 12). Hij kan die twee uitersten in zichzelf verenigen, en juist dát is zijn grootheid!
Simon Petrus kan deze spanningsboog niet aan: hij wil zich niet de voeten laten wassen door Jezus. Petrus heeft het er moeilijk mee om Jezus als ‘dienaar’ te aanvaarden; hij wil hem vooral groots zien, als triomferende messias. Maar Jezus houdt hem een spiegel voor: als je mij niet zo kunt aanvaarden en als je dus niet toelaat dat ik je voeten was, dan kun je mijn leerling niet zijn. Dan begrijpt Petrus dat hij zijn beeld van Jezus – en van zichzelf? – moet bijstellen.
Er is nog iemand die Jezus niet kan aanvaarden zoals hij is, ook één van de twaalf: Judas Iskariot. Ook hij verlangde allicht naar een triomferende messias, naar een Jezus die zijn ‘macht’ (vers 3!) zou uitspelen en spektakel zou veroorzaken door de bezetter het land uit te bonjouren. Judas is zo gefocust op zijn eigen dromen, dat hij er volledig door in beslag wordt genomen. Dit ontneemt hem zijn vrijheid, of anders gezegd: hij raakt onder de invloed van de diabolos (hier vertaald als ‘duivel’), letterlijk: ‘de verdeeldheidzaaier’. Terwijl Jezus zich kleiner maakt dan ooit door de voeten van zijn leerlingen te wassen, groeit in Judas het besluit om Jezus over te leveren aan het Sanhedrin. Want met deze ‘kleine messias’ kan hij niet leven.
Deel III (verzen 12b-20)
Na de handeling van de voetwassing, volgt het commentaar erbij. Jezus verruimt de betekenis van de handeling. Het slaat niet alleen op hemzelf als ‘de dienaar’, het slaat ook op de leerlingen in hun onderlinge verhouding: ook zij moeten elkaar de voeten wassen. De leerlingen moeten elke onderlinge rivaliteit – die is des mensen – ontkrachten door elkaar ‘de voeten te wassen’. Dat is een blijvende opdracht. De twaalf vormen een groep, en elke groep volgt de wetten van de groepsdynamica. De leerlingen moeten erop bedacht zijn niet te redeneren zoals Simon Petrus, ze moeten niet bang zijn om kwetsbaar te zijn voor elkaar.
Dit is een van de moeilijkste opdrachten die Jezus aan zijn leerlingen meegeeft. Het vraagt om permanente zelfreflectie en bereidheid om ‘zichzelf’ los te laten en de anderen te ‘dienen’. Dit is de weg van de liefde zoals Jezus die heeft voorgeleefd. Niemand is daar ooit klaar mee.
En toch, het is mogelijk, juist omdat Jezus die weg zelf gegaan is. Want hij heeft zichzelf ontledigd: niet alleen door de voeten van zijn leerlingen te wassen, maar ook door de weg die Judas Iskariot voor hem uittekende, niet te ontvluchten. Jezus heeft zich in handen laten spelen van het Sanhedrin en via hen aan de Romeinse gezagsdrager. Hij heeft zijn kruis gedragen, ten einde toe. ‘Liefde tot het uiterste’.
Via deze link kunt u alle lezingen van Witte Donderdag, met een kort commentaar, downloaden.
Jean Bastiaens, Bijbelhuis Zevenkerken
Terug naar overzicht