Bisschop Lode was de inleider. Het thema: Gebed en spiritualiteit voor mensen met weinig tijd!
In twee gesmaakte conferenties leidde de bisschop ons in. Meermaals vertelde hij persoonlijk en eerlijk vanuit zijn leven als een monnik en voormalig abt die zich nu geconfronteerd ziet met een diocesane bisschopsagenda...
Marta en Maria
In de voormiddag becommentarieerde de bisschop de bekende passage van Marta en Maria in Lc 10,38-42: "Een heel kleine tekst, maar hoe mooi en actueel!"
"We hebben drie personages: Marta, Maria en Jezus. Ze vormen twee duo’s: Marta en Jezus; en vervolgens: Jezus en Maria. Een eerste duo wordt gevormd door Marta en Jezus. Het is moeilijk zich aan de indruk te onttrekken dat Maria in het begin van de tekst eerder een secundair personage is. Lucas begint met het geven van Marta's standpunt. Zij is de meesteres van het huis. Zij is de gastvrouw. Zij heeft wel een zus, die Maria heet, maar Marta spreekt haar nooit rechtstreeks aan. Als Marta over haar spreekt, noemt ze haar afstandelijk: “mijn zus”. Marta is boos omdat Maria aan Jezus' voeten blijft zitten. Ik merk hierbij op dat in de Oudheid aan de voeten van iemand zitten de houding van een leerling is. In de aanwezigheid van een rabbi is dat steeds een mannelijk personage. Nooit een vrouw! Een beetje zoals men een eeuw geleden nog zei dat een vrouw niet naar de universiteit gaat. Marta klaagt dus tegen Jezus, alsof ze hem tot getuige wil maken, want Maria doet niets en ze neemt een onbetamelijke positie in.
Niettemin bereidt Lucas ons vanaf deze eerste zinnen met finesse voor op iets anders. De lezer van het Oude Testament begrijpt de aanwijzingen. Bijvoorbeeld: Maria is degene die “luistert”. Dit is het eerste woord van het Sjema Israël, de geloofsbelijdenis die elke Jood de hele dag moet herhalen: “Luister Israël, de Heer is onze God, de Ene …”. Maria luistert inderdaad. Ze luistert naar haar “Heer”. Volgens het Boek Genesis schiep God de mens als iemand die in staat is te luisteren, wat een voorwaarde is om een relatie met Hem aan te gaan. Daarom zegt de profeet Jesaja: “Luister naar mij (...) Geef gehoor! Kom naar mij! Luister, en je zult leven” (Jes 55:1...3). Ja, Maria luistert. Van Marta daarentegen wordt gezegd dat “zij druk was met de vele bezigheden van de dienst”. Druk, afgeleid, weggetrokken van wat er aan de hand is, door de dienst. Lucas suggereert dat haar dienst (haar ‘diakonia’, wat op zich natuurlijk goed is) eigenlijk op dat moment een afleiding is.
In de laatste twee verzen wordt een ander, een nieuw duo gevormd: Jezus en Maria. Nu gebeurt die typisch evangelische omkering waar Lucas ons in het eerste deel subtiel had op voorbereid. Nee, Jezus zal niet Marta's medeplichtige zijn tegen Maria. In de herhaling van Marta's naam – “Marta, Marta, …” – hoor ik een verwijt, maar zonder agressie. Eerder een toon van medelijden: “Marta, Marta, je bent bezorgd en maakt je druk over vele dingen”. De onrust, de bezorgdheid – eigenlijk overbezorgdheid – maken dat Marta de persoon van Jezus niet in haar huis ontvangt. Ze ontvangt 'haar' gast (ik gebruik bewust het bezittelijk voornaamwoord), die haar de kans geeft zich uit te sloven. Ze heeft dat activisme nodig voor zichzelf. Maar wat moet ze eigenlijk bewijzen? Voor wie moet ze zich bewijzen (tenzij voor zichzelf). Ze hoort niet wat Jezus ('haar' gast) nodig heeft, en dat is in dit geval: gewoon gehoord te worden. “Maria koos het goede deel” .
Maar op welke manier precies? Omdat ze niet werkt? Omdat ze niet is zoals Marta?
Moeten we gebed en werk, een zogezegd contemplatief leven en actief leven tegen elkaar opzetten?
Dat zou betekenen dat we de tekst vergeten die onmiddellijk aan onze passage voorafgaat! Namelijk de parabel van de barmhartige Samaritaan. (Dat is het nadeel van alleen afzonderlijk perikopen te lezen). In de parabel van de barmhartige Samaritaan stelt de wetgeleerde de volgende vraag: “Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?” Het antwoord van Jezus is dat men in die omstandigheden iets moet gaan doen in plaats van een afleidingsmanoeuvre te maken om in de tempel te gaan “zitten”! De conclusie is: "Ga en jij, doe hetzelfde.” Actie! Het punt in onze twee verhalen kan dus niet zijn: bidden of werken. Maar noch de priester, noch de Leviet in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, noch Marta in ons Evangelie nemen de tijd om zich af te vragen wat essentieel is.
Zij zijn niet in staat de wil van God te ontdekken, noch in het woord van Jezus, noch in de concrete omstandigheden van een mens in hoge nood.
Met andere woorden: al die dingen - die “vele dingen” – die ons zo vaak zenuwachtig en angstig maken en ons ervan weerhouden anderen te ontmoeten – al “die dingen” krijgen een andere betekenis in het licht van Gods woord. Ze vinden daar pas hun rechtmatige plaats.
In onze wereld rennen we. Heel veel. Veel te veel! We rennen om steeds meer te doen in minder tijd, om steeds meer te verdienen, om efficiënter te zijn (laten we zeggen: om het gevoel te hebben efficiënt te zijn, want in feite... hebben we ook veel nutteloze zorgen!) En we vergeten... te leven. "