Zomaar een dag
Ik beken.
Af en toe zet ik, bij het strijken, nog een of andere hartverwarmende kerstfilm op, die we in december hadden opgenomen.
Ik beken.
Er branden nog steeds kerstlichtjes tussen het dennengroen op onze schouw. Ik heb het groen onlangs nog ververst.
Ik beken.
Boven op de piano staat nog steeds de voltallige kerststal, met een kaars achter het kerstekind in de kribbe. Ik steek ze elke morgen aan.
En ik ben niet van plan om daar ook maar iets aan te veranderen tot Maria Lichtmis.
Want wanneer de nachten lang en de dagen grijs zijn, wanneer we het beu worden om op te staan in het donker, wanneer de feesten ver achter ons en de zonnige dagen ver voor ons liggen, … dan hebben we licht en warmte nodig.
Dus steek ze maar aan. Tientallen kleine lichtjes van een vriendelijk woord, een vleugje humor, een sprankel verbeelding. Een warme knuffel en een waarderende blik. Een babbel op de stoep met buren, een wandeling met familie en vrienden, een hoopvolle brief, een onverhoopt telefoontje. De geur van appelgebak met kaneel, het geschenk van zacht gewassen beddengoed of een dampende schotel op een mooi gedekte tafel.
Er zijn zo veel manieren om lichtjes aan te steken. Om lichtjes te zijn.
Laten we dit samen doen, tot Maria Lichtmis komt.
Om ons te herinneren aan het grote licht van de zon.
En om nooit te vergeten dat dit licht zal terugkeren.
Katie