Allerzielen 2020 zal – wegens de coronamaatregelen - de analen ingaan als een persoonlijk terugdenken aan de overledenen van het voorbije jaar, in plaats van een gezamenlijke viering in de kerk.
We herinneren ons nog zeer levendig de dag van de uitvaart. En in die liturgische viering was er één kaars, de grote paaskaars, die licht en warmte gaf in onze stille pijn bij het heengaan van onze dierbare overledene. Deze brandende paaskaars herinnerde ons aan de overwinning van Jezus op de dood.
We hebben toen het licht van de paaskaars overgedragen op de andere kaarsen. Met deze handeling hebben we toen uitgedrukt wat Paulus in zijn 2de brief aan Timotheüs (2 Tim. 2,8-13) schreef: “Als we met Jezus sterven, zullen we ook met Hem verrijzen en leven voor God.”
Tijdens ons persoonlijk terugdenken aan onze dierbare overledene op Allerzielen, hebben we in de kerk deze symbolische handeling herhaald.
Opnieuw was het alleen de grote paaskaars die brandde en die nu de kleine kruisjes en kaarsjes, onder het grote naakte kruis, onder haar hoede had.
We kregen het gevoel dat er iemand in de kerk was die ons opwachtte, die klaarte gaf in onze duistere dagen, die warmte gaf aan ons kille lichaam.
Wij hebben die warmte en dat licht overgedragen op het rode kaarsje bij het kruisje van onze overledene en samen hebben we de woorden herhaald die Jezus ons heeft geleerd:
“Onze Vader, die in de hemel zijt,
uw naam worde geheiligd,
uw rijk kome,
uw wil geschiede
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren,
en breng ons niet in beproeving,
maar verlos ons van het kwade.”
In stilte hebben we deze herinnering meegedragen naar huis.
ADW