Vandaag beginnen we een nieuwe reeks artikelen over onze kerken. Zoals aangekondigd beginnen we in het zuiden, bij Sint-Jozef. De bedoeling is telkens eerst de patroonheilige te belichten. Dat gebeurt door naar de geschiedenis te kijken. Een volgende stap is even zien naar eventuele verhalen, tradities, gewoontes die met die patroon verbonden worden. Weer een volgende stap is dan te kijken naar de parochie, de naamgeving ervan en hoe dit werd (of wordt) gevierd Daarbij zal de aandacht ook gaan naar ‘materiële’ zaken zoals beelden, vaandels, altaren en eventuele gebeden of liederen. We kijken daarna hoe heden ten dage de gedachtenis aan deze patroonheilige verder leeft.
Voor dit alles rekenen wij ook op uw inbreng. Na Sint-Jozef zullen we Sint-Vincentius behandelen. Na deze twee mannelijke heiligen volgt de (vroegere) parochie van het Heilig Hart. Tot slot behandelen we dan nog Sint-Godelieve en Sint-Catharina. Materiaal genoeg dus voor de komende weken en maanden.
Sint-Jozef: Inleiding
Het is niet omdat de parochie van Sint-Jozef geen kerk meer heeft en uiteindelijk zal samengevoegd worden met een andere parochie dat de heilige Jozef ons minder zou interesseren. Bijna integendeel! Zo is er bij het verschijnen van dit parochieblad op 1 mei het feest van Sint-Jozef arbeider. En dit jaar is door paus Franciscus uitgeroepen tot het jaar van Sint-Jozef. Heeft u dit ook al gemerkt bij het volgen van de eucharistievieringen: hoe vele priesters nu tijdens de canon (het eucharistisch hooggebed met de consecratie) ook de heilige Jozef vernoemen? Dat was tot een jaar geleden bijna enkel het geval in de oude Romeinse canon, waar hij bijgevoegd werd door paus Johannes XXIII. Op dat alles komen we later nog terug. Er is duidelijk nieuwe aandacht voor Sint-Jozef. Maar nu eerst: wat weten we nu eigenlijk van hem?.
Sint-Jozef: de evangelische bronnen
Als we de teksten even op een rij zetten Sint-Jozef wordt vooral in de kindsheidsevangelies van Mattheus en Lucas vernoemd
1. Jozef leefde in Nazareth (Lukas 2, 4)
2. De stamboom van Jezus (Mattheus 1, 16 en Lucas, 3, 23)
3. Jozef verloofd met Maria (Mattheus 1, 19)
4. Een engel bezoekt Jozef – eerste droom (Mt. 1, 20-21)
5. Jozef en Maria gaan naar Bethlehem (Lc. 2, 1-5)
6. Geboorte van Jezus (Mt. 1, 25 en Lc2, 6-7)
7. Opdracht in de tempel (Lc. 2, 22-24)
8. Engel draagt op naar Egypte te vluchten – tweede droom (Mt. 2, 13)
9. Vlucht naar Egypte (Mt. 2, 14-15)
10. Engel laat hen terugkeren – derde droom (Mt. 2, 19-20)
11. Jozef gaat in Nazareth wonen – vierde droom (Mt. 2, 21-23 en Lc. 2, 39)
12 Jezus weergevonden in de tempel (Lc. 2, 41-51).
bron: en.wikipedia.org/wiki/Saint_Joseph
In de evangelies komt ook nog de vraag “Is dat niet de zoon van de timmerman” (Mt. 13, 55), bij Lucas wordt de naam van Jozef vernoemd (Lc. 4, 22). Marcus laat de verwijzing naar zijn vader weg en spreekt over ‘’Is dat niet de timmerman?” (Mc. 6, 3). Eén keer wordt naar zijn naam verwezen in het evangelie van Johannes: “Is dat niet Jezus, de zoon van Jozef” (Joh. 6, 42)
Verder komt Jozef niet meer voor, ook niet bij de bruiloft van Kana (Joh. 2, 1 vv.) of in het verhaal dat de moeder van Jezus met zijn ‘broeders’ Jezus komen opzoeken (Mc. 3, 1-21.31-33).
Kunnen we daar nu enkele conclusies uit trekken?
- Vooreerst blijkt duidelijk uit de kindsheidsevangelies dat Jozef een speciale rol krijgt toebedeeld als echtgenoot van Maria. Hij is niet de vader van Jezus.
- Verder is hij uit het geslacht van David
- Hij is een timmerman. Dit laatste houdt meer in dan gewoon maar timmerwerk. In het Grieks staat er ‘tektoon’, een woord dat verwant is met ‘techniek’.
- Blijkbaar is Jozef ook een ‘dromer’, zoals zijn naamgenoot in het boek Genesis (Jozef in Egypte) en krijgt hij instructies tijdens zijn dromen, instructies die hij dan opvolgt.
- In het ‘gewone’ taalgebruik zal Maria over hem spreken als ‘uw vader en ik’ (Lc. 2, 48). Hierop volgt dan het wederwoord van Jezus: “Ik moest in de dingen van mijn Vader zijn’.
- Het feit dat Jozef niet verder voorkomt in de evangelies na de twaalf eerste jaren van Jezus maakt dat de gewone uitleg is dat hij reeds zou gestorven zijn vóór het begin van het openbaar optreden van Jezus.
Dat we zo weinig weten over Sint-Jozef maakt dat er verschillende apocriefe (niet-erkend bijbelse) en andere verhalen ontstaan over zijn leven. Daarover gaat een volgend artikel.
Sint-Jozef: betekenis van zijn naam
Tot slot nog even iets over zijn naam. In het boek Genesis (Gen. 30, 23, 24) vinden we de volgende zin. (Rachel) werd zwanger, baarde een zoon en zie ‘God heeft mijn schande weggenomen’. Zij noemde hem Jozef, daarbij denkend ‘Moge Jahwe mij nog een zoon toevoegen’. De naam Jozef betekent taalkundig ‘hij moge toevoegen’. De andere betekenis ‘God heeft mij van mijn schande verlost’ is een volkse uitleg van de naam.
(bron: nl.wikipedia.org/wiki/Jozef_(zoon_van_Jakob); Etymologie)
---------------
Verhalen over zijn leven
In het vorige artikel verwezen we naar de plaatsen in de evangelies waar Sint Jozef voorkwam. Maar die plaatsen vertellen weinig over wie hij was. Reeds in het verleden ontstonden er verhalen over zijn eerdere en latere leven. Deze verhalen zijn te vinden in wat men noemt ‘apocriefe geschriften’. Deze teksten zijn van oudsher niet opgenomen in de bijbel. Dikwijls zijn deze verhalen veel later ontstaan en bieden ze weinig betrouwbare informatie.
Een eerste apocrief geschrift, dat toch wel heel oud is (men zegt van rond de jaren 150) is het Proto-Evangelie van Jakobus. Dit beschrijft vooral het leven van Maria, van bij haar geboorte tot en met de geboorte van Jezus. Uit dit proto-evangelie komen ook de namen van Joachim en Anna als grootouders van Jezus.
In dit geschrift is Jozef een weduwnaar met kinderen. Voor Maria, die als kind in de tempel is opgegroeid, moet echter een echtgenoot gevonden worden eenmaal zij vrouw is geworden. De priesters gaan deze zoeken onder de weduwnaars. Een wonder gebeurt als, nadat alle andere kandidaten zijn afgewezen, de staf van Sint-Jozef begint te bloeien en een duif op zijn hoofd komt zitten… hij is dus de aangewezene.
Er is ook nog een andere versie, ditmaal uit de zogeheten 'Geschiedenis van Jozef de Timmerman' (rond de jaren 400?). Daarin is Sint-Jozef een priester en een timmerman. Hij is ook weduwnaar. De priesters trekken het lot en Sint-Jozef wordt aangewezen als echtgenoot van Maria.
Een derde verhaal uit het zogeheten 'Evangelie over de Geboorte van Maria' (jaar 480?) vertelt dat Sint-Jozef ongehuwd én bejaard was. Eigenlijk wil hij zich geen kandidaat stellen als men zoekt naar een echtgenoot, maar uiteindelijk begint zijn staf te bloeien en komt er een duif, zoals in het eerste verhaal.
Dat wat betreft zijn leven tot aan zijn verloving met Maria. Twee van de drie verhalen vermelden dat Sint-Jozef weduwnaar was. Een van de twee heeft het expliciet over zes kinderen. Dat verklaart dat in de evangelies er sprake is van de ‘broeders en zusters’ van Jezus: dat zijn dan zijn halfbroers en halfzussen (zo bv. in Marcus 6, 3). Maar het zou ook omgekeerd kunnen zijn, namelijk dat dit verhaal is ontstaan omdat er sprake is van de broers en zussen van Jezus. De gewone uitleg in onze kerken is immers dat de term ‘broer’ of ‘zus’ kan verstaan worden als een Hebreeuwse zegswijze voor ‘neef’ of ‘nicht’?
Over zijn leven nadat Jezus twaalf jaar geworden is vinden we ook verhalen die trachten te verklaren waarom Sint-Jozef verder niet meer voorkomt. In het evangelie van Johannes zal het immers de apostel zijn die Maria bij zich in huis opneemt. Dat doet minstens onderstellen dat Sint-Jozef er niet meer was om voor haar te zorgen (Johannes 19, 27).
Over Sint Jozefs zalig afsterven wordt verteld in het voormelde apocriefe boek ‘De Geschiedenis van Jozef de timmerman’. Het boek bevat 32 hoofdstukken. Het relaas over Jozefs dood neemt ruim de helft ervan in beslag. Jezus zelf vertelt hierin hoe Hij bij het sterven aanwezig is, evenals Maria. Sint-Jozef wordt daarom ook ‘patroon van de goede dood’ genoemd.
Een uitvoerig overzicht van deze verhalen, waarop we het vorige baseerden, is te vinden op: www.heiligen.net/heiligen/03/19/03-19-0030-jozef.php.
Nog een andere bron, met tientallen legendes over Sint-Jozef is te vinden op https://catholicsaints.info/legends-of-saint-joseph/. Nog meer is te vinden in het boek “Légendes de saint Joseph, patron de l'Eglise universelle” van een onbekende auteur, uitgegeven in 1872. De Engelse vertaling “Legends of Saint Joseph, Patron of the Universal Church” beslaat in de herdruk van 2019 zelfs 352 bladzijden.
---------------
De verering van de Heilige Jozef
Het is niet eenvoudig vast te stellen wanneer de verering van de Heilige Jozef begon in de kerk. Wellicht is in de Orthodoxe kerk reeds vroeg aandacht geweest voor de Heilige Jozef. We vinden echter niets terug over de ontwikkeling van deze devotie. Het is duidelijk dat in veel iconen, ook heel oude, Sint-Jozef terug te vinden is als lid van de heilige Familie. Ook het feit dat de apocriefe teksten waarover in vorig artikel geschreven werd in het Grieks of Syrisch werden geschreven. Tot op de dag van vandaag viert de Orthodoxe Kerk het feest van Sint-Jozef op de eerste zondag na Kerstmis. In de Latijnse kerk is dit het feest geworden van de Heilige Familie. De eigenlijke naamdag van Sint-Jozef wordt gevierd op 26 december. De koptische kerk viert hem op 2 augustus (volgens Wikipedia echter op 20 juli).
Het kan zijn dat vanuit het Oosten de verering van Sint-Jozef naar het Westen is gekomen. Reeds rond het jaar 800 is er een viering van ‘Sint Jozef voedstervader’. Via de bedelorden komt er meer aandacht. Als Sint-Franciscus van Assisi de kerststal invoert hoort daar natuurlijk de heilige Jozef ook bij. Ook in geschriften van Thomas van Aquino komt Sint-Jozef reeds voor. In Midden Europa zou hij dan reeds gevierd zijn. Franciscanen en Karmelieten hebben aandacht voor hem.
In werkelijkheid is het onmogelijk precies te zeggen wanneer men begon met het vieren van het feest van de heilige Jozef in de karmelietenkerken. Naar alle waarschijnlijkheid was er al in de 14e eeuw een sterke plaatselijke devotie, maar in de 15e eeuw beginnen we een Mis en een Goddelijk Officie te zien, eigen aan de heilige Jozef. De Vlaamse karmeliet, Arnold Bostius, verklaart in 1476 dat de karmelieten zijn feest vieren als een hoogfeest. Het eigene van de liturgie ter ere van de heilige Jozef in de karmeltraditie wordt door historici en liturgisten beschouwd als het eerste monument van de Latijnse Kerk ter ere van de waardigheid van de heilige Jozef.
(bron: www.karmelgent.be/karmel/2021-jaar-van-st-jozef-patroon-vd-karmel-een-br...)
In 1479 wordt zijn feestdag op de kalender vermeld, en dit op 19 maart. Grote heiligen als Bernardus, Theresia van Avila, Sint Ignatius, Birgita van Zweden, Franciscus van Sales en Bernardinus van Siena koesteren devotie tot hem. In 1679 wordt Sint Jozef uitgeroepen tot patroon van de Nederlanden.
Het is wachten tot in 1846 dat zijn feestdag in heel de kerk wordt gevierd, en 10 september 1847 wordt Sint Jozef door Pius IX uitgeroepen tot patroon van de universele Kerk. Deze aandacht voor Sint-Jozef wordt versterkt door het Eerste Vaticaans Concilie in 1870, waar de paus een decreet schrijft ‘Urbi et Orbi’ waarin zijn patroonschap van de hele kerk wordt hernieuwd en zijn feestdag nogmaals wordt vastgelegd op 19 maart en als ‘plechtig’ wordt omschreven (dubbel feest van eerste klasse). Hij krijgt dit feest op de woensdag in de tweede week na Pasen.
Ook de volgende pausen hebben aandacht voor hem en schrijven brieven over zijn devotie. In 1919 krijgt Sint Jozef een eigen prefatie in de mis. Reeds in 1937 wordt Sint Jozef als tegenbeeld gesteld van het communisme. Dit vindt dan zijn bevestiging in 1955 als 1 mei het feest wordt van Sint-Jozef arbeider. Daarmee wordt het feest door Pius IX ingesteld van datum veranderd.
Paus Johannes XXIII beslist in 1962 om in de Romeinse canon (het eucharistisch hooggebed 1) de naam van Sint-Jozef toe te voegen na die van Maria en vóór alle andere heiligen. Paus Johannes Paulus II wijdt in 1989 een apostolische exhortatie aan hem (Redemptoris custos, hoeder van de Verlosser).
Als paus Franciscus op 19 maart 2013 officieel wordt aangesteld door het opleggen van het pallium en het ontvangen van de vissersring (symbolen van het pausschap) is dat niet toevallig op het feest van de heilige Jozef. Zijn eerste preek als paus is dan ook aan onze heilige gewijd. Op 1 mei 2013 beslist hij dat in de eucharistische gebeden (2 tot 4), die in de wereldwijde kerk gebruikt worden, ook Sint Jozef moet worden genoemd als ‘bruidegom van Maria’.
Die bijzondere aandacht van paus Franciscus wordt nog meer duidelijk door op 8 december 2020 het jaar, 2021, uit te roepen tot ‘Jaar van Sint-Jozef’. Het is dan juist 150 jaar geleden dat Pius IX zijn decreet over hem uitvaardigde.
Dit artikel over de verering van Sint Jozef gaat in de eerste plaats over de verering van Sint Jozef in de liturgie. Er is echter nog veel meer te ontdekken over de devoties tot hem. Het gaat dan over kerken aan hem toegewijd, over bedevaartsplaatsen, over gebeden, litanieën, gezangen, afbeeldingen, voorwerpen, tradities en nog zoveel meer. In een volgend artikel zullen we daar wat over uitweiden.
---------------
De devotie tot de Heilige Jozef
De verering van Sint-Jozef heeft vele vormen aangenomen. We bekijken er enkele van.
Sint-Jozef is patroon van België, Canada, China, Filippijnen, Mexico, Nederland, Oostenrijk, Peru en Tsjechië. Daarnaast zijn er heel wat streken en bisdommen nog aan hem gewijd.
Verder is hij de beschermheilige van ambachtslieden (in het algemeen), arbeiders, echtelieden, grafdelvers, handwerkslieden, houthakkers, ingenieurs, jongeren, karmelietessen, maagden, meubelmakers, reizigers, schrijnwerkers, stervenden (goede dood), telefonisten, timmerlieden, vaders, verbannenen, wagenmakers en wezen.
Hij wordt aanroepen bij oogziekten, is patroon van de arbeid en de zalige dood, van het christelijk gezin, de universele kerk, kuisheid, sociale rechtvaardigheid; beschermen van stervenden, aangeroepen bij woningnood, bij huizenjacht, bij vertwijfelde situaties, verleidingen en bij zedelijke twijfel.
(Al deze gegevens zijn afkomstig uit het boek: De Heiligen, uitgeverij Contact, 1999)
Dat Sint-Jozef beschermheilige is van alles wat met ‘timmeren’ in brede of enge zin te maken heeft is nogal logisch. De ‘echtelieden’ en ‘vaders’ heeft natuurlijk betrekking op de heilige familie. Voor de ‘verbannenen’ en ‘reizenden’ zien we de reis naar Bethlehem en de vlucht naar Egypte. Grafdelvers en stervenden onderstellen dat bij de dood van Sint-Jozef ook Jezus en Maria aanwezig waren. Minder verstaanbaar is ‘telefonisten’ en ‘wezen’. Heeft iemand daar een goede uitleg voor?
Ook bij datgene waarvoor hij aanroepen wordt zijn enkele vraagtekens te plaatsen, vooral bij oogziekten. Wat woningnood en huizenjacht betreft, dit heeft waarschijnlijk betrekking op het feit dat Jozef en Maria een verblijfplaats zochten in Bethlehem en dat de heilige Familie zich vestigde in Nazareth.
Woningnood en huizenjacht zijn ook vandaag nog actueel, en ook daar speelt Sint-Jozef een belangrijke rol. Wie er meer over wil weten kan volgend internetartikel best eens lezen: http://www.gestolengrootmoeder.nl/wordpress/huizen-verkopen-met-de-heili... Het beeld van de heilige Jozef wordt daarbij op zijn kop in de tuin begraven. Op het internet zijn er nogal wat hedendaagse getuigenissen te vinden ‘dat het werkt’.
Het volledige ritueel is het volgende:
1. Maak een gat in de grond dat groot genoeg is om het Sint-Jozef beeldje
(in een Beschermende omslag) verticaal te begraven.
2. Plaats het beeldje omgekeerd in de grond.
3. Plaats het omgekeerde beeldje met het gezicht naar het huis dat moet worden verkocht.
4. Bid negen opeen volgende dagen de noveen tot Sint-Jozef die u hieronder vindt.
5. Zodra het huis is verkocht, verwijdert men het Sint-Jozef beeldje uit de grond.
6. Plaats het Sint-Jozef beeldje op een ere plaats in uw nieuwe huis
(bron: www.sint-jozef.nl/tekst%20verkoop%20huis.htm)
Recent verscheen er een artikel in het webtijdschrift ‘Ignis’ van de jezuïeten over Sint-Jozef. Wij geven hier dit artikel volledig weer:
Crisis in je leven? Denk eens aan de heilige Jozef
Wat deed Jozef toen Maria zwanger bleek? Hij ging slapen. En dat is een heel verstandige reactie, ondervond Johan Verschueren afgelopen jaren.
De laatste tijd heb ik meer oog gekregen voor de figuur van Jozef en ontwikkelde ik steeds meer sympathie voor hem. Lange tijd vond ik hem maar een grote nul. Iemand waarvoor ik eerder plaatsvervangende gêne dan bewondering voor voelde. Zijn jonge verloofde niet de laan uitsturen omdat ze zwanger werd – én niet van hem – kon ik moeilijk als heldendaad of daad van liefde zien. En vervolgens met haar geen betrekkingen hebben, zoals het verhaal delicaat aangeeft, was al helemaal onbegrijpelijk.
Té postmodern én liberaal om voor Jozef spontaan veel begrip te kunnen koesteren.
Nee, Jozef was voor mij lange tijd een symbool van zwakte en naïviteit. Dat zegt natuurlijk meer over mij dan over Jozef. Ik betrap me erop dat ik kind ben van mijn eigen tijd; té postmodern én liberaal om voor Jozef spontaan veel begrip te kunnen koesteren.
Jozef de slaapkop
En toch kantelde dit in de laatste jaren. Dat heeft te maken met Jozefs slaappatroon en met zijn dromen. Dankzij het evangelie van Matteüs krijgen we zicht op Jozef: Hij is een slaper. En in zijn slaap gebeuren allerlei belangwekkende dingen. Als er crisis is in zijn leven, ligt hij er niet wakker van. Eerder treedt hij in een onrustige slaap, waarin engelen hem onderhoudend bezighouden. Tot viermaal toe in die eerste twee hoofdstukken van Matteüs’ evangelie.
Dankzij de eindverantwoordelijkheden die ik de laatste jaren droeg, leerde ik dat het omgaan met crisissen op de wijze van Jozef, een voortreffelijke manier van werken is. Afstand nemen van het probleem. Niet hals over kop of impulsief reageren. Gaan slapen. Als ik dat doe, vallen veel puzzelstukjes op hun plaats. Er komen vaak onverwachte, creatieve oplossingen aanvliegen, die achteraf hout blijken te snijden. Geen wonder dat men engelen met vleugelen uitbeeldt.
Paus Franciscus en diens devotie voor de heilige Jozef
Ook paus Franciscus heeft dit ontdekt. Hij ontwikkelde een speciale devotie voor de heilige Jozef. De beeltenis van slapende Jozef staat op zijn kast, en voor het slapengaan, legt paus Franciscus een briefje mét het probleem onder diens oorkussen, en vraagt hij de Heer op voorspraak van Jozef zijn engelen te sturen.
Laat de engelen toe in je slaap
De heilige Jozef is voor mij een leiderschapsmodel geworden. Met grote bewondering koester ik hem. In zijn overwegingen kiest hij steeds voor het grotere goed, steeds voor anderen, nooit voor zijn particuliere eigenbelang, en zijn oplossingen zijn steeds creatief.
Kwetsbaar aan het licht komen
Dankzij mensen als Jozef kan God in deze wereld kwetsbaar aan het licht komen en toch kans maken om open te bloeien. Je hoeft geen grote verantwoordelijkheden te dragen om ook vandaag in je gewone leefomgeving keuzes te maken zoals Jozef. Laat de engelen toe in je slaap, en geef het mysterie van Gods menswording ook vandaag kansen in je omgeving.
Johan Verschueren
(bron: igniswebmagazine.nl/kerk/crisis-in-je-leven-denk-eens-aan-de-heilige-jozef/).
---------------
De devotie tot de Heilige Jozef
Voorstellingen
In het nummer van Tertio van 28 april werden vier bladzijden gewijd aan de Heilige Jozef. De aandacht ging daarbij naar de voorstellingen van hem. Het ging dan voornamelijk over schilderijen. Voor diegenen die Tertio hebben zeker de moeite waard om eens te bekijken.
In het algemeen wordt Sint-Jozef voorgesteld op twee verschillende manieren. In de Middeleeuwen was het als een oude, kale echtgenoot van Maria met een witte baard. Vanaf de zestiende eeuw wordt hij jonger afgebeeld (ongeveer een veertig jaar). Afbeeldingen waarop hij alleen voorkomt zijn er niet in de Middeleeuwen. Men was bang voor de ketterse gedachte dat Jozef de natuurlijke vader van Jezus was.
Pas na de contrareformatie (zestiende en zeventiende eeuw) zien we hem als timmerman of als opvoeder van Jezus. Op een zijluik van het Merode-altaarstuk (een triptiek van de Vlaamse kunstschilder Robert Campin geschilderd ongeveer tussen 1427 en 1432. Het middenstuk toont de annunciatie. Het werk bevindt zich sinds 1956 in het Metropolitan Museum of Art te New York. De titel is ontleend aan de laatste private eigenaars, stammend uit het geslacht Merode) maakt hij muizenvallen (zie foto hieronder). Guido Reni beeldde hem nog af met het Kind op de arm in plaats van aan de hand.
De meeste scènes hebben betrekking op het leven van de jonge Christus: het huwelijk met Maria, de volkstelling in Bethlehem, de geboorte van Jezus, opdracht in de tempel, drie verschijningen van de engel, vlucht naar Egypte en terugkeer naar Nazareth. De enige ‘eigen’ scènes zijn zijn dood en de kroning met bloemenkrans door Christus.
Sint Jozef wordt voorgesteld met Jezus als kind (op de arm gedragen of aan de hand gevoerd); als oude man met een bloeiende staf (tot de zestiende eeuw, symbool van zijn kuisheid en verwijzend naar de legende van zijn uitverkiezing); als man in de kracht van zijn leven met een lelietak (latere verbastering van de bloeiende staf), zonder hoofdbedekking of met een kipa (keppeltje); met een besnijdenismes en puntige muts (zelden voorkomend, karakteriseert hem als Jood); met kaars of lantaarn in de hand; met Jezus en Maria op de achtergrond met bijl, zaag, winkelhaak of schaaf; in een timmermanswerkplaats; met mand met duif, met ronzenkrans en reistas
(bron: De Heiligen, uitgeverij Contact, blz. 483)
Dat Sint Jozef met zijn timmermateriaal wordt afgebeeld is tamelijk logisch. Bij het intikken van de combinatie ‘Sint Jozef zaag’ vind je heel wat afbeeldingen, voornamelijk van hedendaagse zagen. Vermoedelijk was het in de tijd van Sint Jozef nog niet zo gesofisticeerd. Misschien was het eerder een ‘spanzaag’ die hij gebruikte (zie foto hieronder).
Bedevaartplaatsen
Wie naar Oostakker gaat kent zeker de omgang van de ‘Zeven smarten van Maria’. Ook Sint Jozef heeft zijn ‘Zeven Smarten en Zeven vreugden’. Daarvoor moeten we naar Leuven. Op de Ramberg bevindt zich het ‘Hof van Sint-Jozef’ (zie foto hieronder).
“Het "Hof van Sint-Jozef" is historisch gerelateerd aan de sinds 1840 vlakbij, tussen Ramberg en Sint-Antoniusberg (nummers 3-5, 11) gevestigde Congregatie van de paters der Heilige Harten (Picpussen) en de aan het Pater Damiaanplein gelegen eeuwenoude Sint-Antoniuskapel.
Vanaf 1860 werd door deze congregatie een intense verering tot Sint-Jozef geïntroduceerd en verspreid en werd de Sint-Antoniuskapel verheven tot nationaal heiligdom van Sint-Jozef. In deze hoedanigheid groeide dit bedehuis geleidelijk uit tot een alom vermaarde bedevaartsplaats. Binnen deze context situeert zich de oprichting van het Sint-Jozefshof in de periode 1930-1934, in opdracht van de congregatie. Mede tot stand gekomen door talrijke giften van gelovigen, bood dit hof aan de toenemende stroom bedevaarders en bezoekers bijkomend ruimte om de "oefening der zeven smarten en vreugden van Sint-Jozef" te beleven vlakbij het heiligdom, de Sint-Antoniuskapel. Voor de concrete realisatie dienden eerst op deze plaats een vroegere straatmuur met poort en een achterin gelegen bestaand pand gesloopt te worden. Reeds geopend voor de Sint-Jozefbedevaart in maart 1928 met een voorlopige opstelling van houten staties, werd in juni 1930 de bouwvergunning afgeleverd voor de definitieve aanleg van het bedevaartshof. Op 4 maart 1934 werd de site plechtig ingezegend door kardinaal Van Roey.”
Er bevindt zich een centrale kapel met een beeldengroep die de dood van Sint-Jozef uitbeeldt. In zeven nissen worden de zeven Vreugden en Smarten van Sint-Jozef afgebeeld.
(bron: inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/208960)
Over een bedevaartplaats in Nederland vinden we het volgende:
In 1699 werd in de buurtschap Smakt een kapel gebouwd ter ere van St. Jozef. Dit in opdracht van Baron Johannes, Albertus van der Boye en Neerijsche, heer van Kasteel Macken. Belangrijkste motief voor de bouw was de grote afstand van Smakt tot de parochiekerk in Venray-dorp. In de loop van de 18e eeuw heeft de Jozefverering zich enigszins ontwikkeld en begon de kapel ook bedevaartgangers aan te trekken. Pas vanaf 1887 ontwikkelde Smakt zich tot een belangrijk bedevaartsoord. Het is de enige bedevaartsplaats van St. Jozef in Nederland. St. Jozef is de patroon van een gelukkige levensstaat, van het christelijke gezin en van een zalige dood. Nog altijd trekt de St. Jozefkapel een groot aantal bezoekers.
(bron: www.routeyou.com/nl-nl/location/view/50437659/st-jozefkapel?toptext=4734045)
---------------
De devotie tot de Heilige Jozef
Niet alleen met beelden en schilderijen wordt Sint-Jozef verheerlijkt. Ook met woorden hebben woordkunstenaars door de eeuwen heen over hem gesproken. In deze aflevering willen we u enkele liederteksten bieden alsmede enkele oudere of recentere gedichten.
Hét meest bekende lied is dat met de tekst van August Cuppens en de muziek van Lodewijk de Vocht (hetzelfde duo dat ook “Liefde gaf u duizend namen” heeft geschreven).
1. Needrig stille timmerman, zo klein in 's werelds ogen
Jozef, wie mocht ooit als Gij op heilige schatten bogen?
In uw kleine woning bezat Gij 's Hemels Koning,
was uw gezellin, d' Engelenkoningin!
2. Neen! geen kranke mensentaal, noch stem van hemelingen,
kon, o Jozef , schoon genoeg uw zaligheid bezingen.
Als Gij, liefde dronken, in hoogste vreugd verzonken,
dat de zoete Maagd don weer ‘Kind bezaagt.
3. Wil o Jozef aan uw Bruid en aan Heur Zone vragen
dat wij in ootmoedigheid aan Hem en Haar behagen!
Hoor ons kinderbede, bekom ons reinheid, vrede,
liefde, vrome deugd en des hemels vreugd'!
In een vorig artikel werd de vraag gesteld naar de liederen die in Sint-Jozef gezongen werden ter ere van hun patroonheilige. Daarop kwam het volgende lied binnen, (met hartelijke dank aan de inzender). Wie de tekst heeft geschreven is voorlopig nog niet geweten.
Lied voor Sint-Jozef
1. Dat Jozef leve! Vader van Jezus onzen Heer.
Wij treden biddend nader, en knielen voor U neer.
Gij draagt op Vaderarmen het Godlijk Jezuskind.
Wil onzer steeds erbarmen o waarde zielenvriend.
Wil onzer steeds erbarmen o waarde zielenvriend.
2. Richt Jozef onze dagen en schik geheel ons lot,
naar Jezus’ welbehagen en volgens zijn gebod.
Wil door uw zorg ons geven Gij die ons nooit verlaat
dat w’ onzen roep beleven en heilgen onzen staat
dat w’ onzen roep beleven en heilgen onzen staat.
3. Wij smeken U tegader patroon van ’t Vaderland
blijf steeds Uw volk tot Vader bewaak Uw liefdepand.
Blijf altijd ons behoeder en toevlucht in de nood,
met Jezus en zijn moeder van nu tot in de dood
met Jezus en zijn moeder van nu tot in de dood.
Nota’s op de originele partituur:
De Zeer Eerw. Heer E. de Backere, pastoor te Rieme (Ertvelde) eerbiedig opgedragen
Gedicht: x x
Muziek: Paul Panis
12-3-1958
Er zijn nog liederen die Sint-Jozef vernoemen, denk maar aan kerstliederen zoals ‘Maria die soude naar Bethlehem gaan’. Het is een beetje er mee zoals in de schilderijen, waar Sint-Jozef een bijrol krijgt bij het Christusgebeuren.
Ook van van Georges Moustaki is er een lied over Sint-Jozef, waarvan we de tekst wel in het Nederlands hebben maar nog niet het origineel. Wellicht zijn er nog heel wat andere te vinden.
Als we overschakelen naar gedichten dan hebben we natuurlijk Guido Gezelle. Een zinnetje uit zijn gedicht komt velen wellicht heel bekend voor.
SINT JOSEPH
1. Sint Joseph, gij waart ambachtsman,
en droegt er al de lasten van;
in 't zweet uws aanschijns wont g' uw brood;
g' en klaagdet niet, al hadt gij nood,
maar dacht vol hope en onvervaard:
wat God bewaart is wel bewaard!
2. Sint Joseph was te Bethlehem
en elkeen miswelkomde hem,
ofschoon, in zulk gezelschap, daar
nooit keizer was noch vorst voorwaar.
Des zei Sint Joseph, onvervaard:
Wat God bewaart is wel bewaard!
3. Sint Joseph moeste langs de baan,
in 't vreemde en naar Egypten gaan;
maar waar hij ging of waar hij stond,
hij Jesus en Maria vond;
zoo dacht hij, altijd onvervaard,
Wat God bewaart is wel bewaard!
4. Heer Jesus was verloren eens
en oorzaak van veel droef geweens,
maar Joseph met Maria zocht,
totdat hij Jesus wederbrocht,
en zei, voortaan heel onvervaard:
Wat God bewaart is wel bewaard!
5. Sint Joseph deed den laatsten stap
uit dit ellendig ballingschap
aan Jesus' hand naar de eeuwigheid,
en door Maria voorbereid,
o Zalig sterven, onvervaard:
Wat God bewaart is wel bewaard!
© Guido Gezelle
Volgende week krijgen we nog enkele gedichten en gebeden, waarmee we dan de reeks over Sint-Jozef zullen afsluiten. Daarna gaan we over naar Sint-Vincentius.
---------------
De devotie tot de Heilige Jozef
Bij het ontstaan van de parochie van Sint-Jozef werd veel aandacht besteed aan de jeugd. Op 1 januari 1877 werd hun lokaal echter verwoest. In september kon men de patronage dan toch eindelijk inwijden. Voor die gelegenheid werd een hymne geschreven door de onderpastoor Metsers, de muziek kwam van E.H. Cooreman.
U Joseph
1. U, Joseph, loven de Englenkoren
U roemt de gansche Christenschaar;
De Godheid zelf heeft U verkoren
Tot ons beschermer in ’t gevaar!
Refrein:
O, heilige Joseph, beste Vader!
Bevrijd de Kerk en ’t Vaderland
Al woedt het onweer langs ons nader,
Wij vreezen niets, gij reikt de hand.
2. Gij zijt het voorbeeld van den werker,
In arbeid, armoe, last en smart,
Hoe meer de nood u dwong, hoe sterker
Vol hoop, en liefde klopt uw hart!
3. Gij kendet nooit den weg der zonden
En als de wereld sprak, gij baadt
Gestadig in den Heer verslonden:
Gods vriendschap was alleen uw schat.
4. O, zend ook uwen besten zegen,
Op dees uwe parochie neer,
Opdat hij als een milde regen
Het al bevruchte voor Gods eer.
Het is evident dat Sint-Jozef regelmatig werd gevierd in de parochie. Dat de parochie diens naam draagt is wellicht te danken aan het feit dat in 1847 Sint-Jozef werd uitgeroepen tot patroon van de universele kerk. De proosdij die in 1851 door de parochie van Sint-Jan-Baptist werd opgericht kreeg dan ook diens naam. Een broederschap werd naar hem genoemd in 1873. Het vaandel van deze confrérie met de heilige Jozef dateert van 1880.
In de kerk vinden we twee beelden van Sint-Jozef. In de vorige nummers van het parochieblad werden deze reeds afgebeeld. Boven het buitenportaal bevindt zich een groot beeld van de heilige Jozef. Ook is hij een van de beelden van de kerststal, vervaardigd door Léon Bressers. In de noorderbeuk is een glasraam van Sint-Jozef, geschonken door de parochie in 1920. Natuurlijk is hij ook aanwezig in het retabel van het hoofdaltaar bij de voorstelling van de geboorte van Jezus. Het zijaltaar rechts is toegewijd aan de heilige Familie.
De Sint-Jozefklok werd in 1882 gegoten maar in 1943 weggevoerd naar Duitsland. Ze werd geschonden teruggevonden en hergoten.in 1950.
Op de website https://www.sint-jozef.nl/tekst%20gebeden.htm zijn er heel wat gebeden te vinden. Wellicht zijn er elders nog teksten te vinden. Toch is er altijd nog wat nieuws. Begin mei van dit jaar werd de litanie van Sint-Jozef nog uitgebreid.
De Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Bediening van de Sacramenten heeft ter gelegenheid van het feest van Sint-Jozef Arbeider op 1 mei zeven nieuwe aanroepingen (invocaties) toegevoegd aan de Litanie voor de Heilige Jozef. De nieuwe aanroepingen zijn sterk verscheiden en afkomstig uit pauselijke teksten. De aankondiging gebeurt naar aanleiding van het Jaar van de Heilige Jozef dat in december vorig jaar door paus Franciscus werd uitgeroepen en parallel met het Amoris Laetitia-jaar van het Gezin wordt gevierd. Paus Pius IX riep de heilige Jozef op 8 december 1870 uit tot beschermheer van de universele Kerk. Een litanie is een gemeenschappelijk gebed waarin zorgen of een reeks aanroepingen met antwoorden worden uitgesproken. De Litanie van Sint-Jozef dateert van 1909.
Dit zijn de zeven nieuwe aanroepingen:
Custos Redemptoris (bewaarder van de Verlosser)
Serve Christi (dienaar van Christus)
Minister salutis (helper van het heil)
Fulcimen in difficultatibus (steun in moeilijkheden)
Patrone exsulum (patroon van de ballingen)
Patrone afflictorum (patroon van de bedroefden)
Patrone pauperum (patroon der armen)
Volgens de brief van de congregatie aan alle bisschoppenconferenties wereldwijd moeten de nieuwe aanroepingen de liefde voor deze grote heilige bevorderen en een aanzet geven om zijn deugden en zijn energie na te volgen.
(bron: www.kerknet.be/kerknet-redactie/nieuws/litanie-van-sint-jozef-met-zeven-...).
We eindigen met een laatste nieuw gebed, dat ook de apostolische brief van paus Franciscus ‘”Patris Corde” van 8 december 2020 afsluit.
Wees gegroet, beschermer van de Verlosser,
Echtgenoot van de Maagd Maria.
Aan u heeft God zijn Zoon toevertrouwd,
in u heeft Maria haar vertrouwen gesteld,
met u is Christus mens geworden.
O Heilige Jozef, wees ook een vader voor ons, en leid ons op onze levensweg.
Bekom voor ons de genade van tedere liefde en moed,
en verdedig ons tegen alle kwaad. Amen.
En zo komen we aan het einde van onze eerste patroonheilige. De volgende die aan bod zal komen is de heilige Vincentius a Paolo.
---------------
Sint-Vincentius
In het parochieblad van “Gent-Noord” (indertijd samen met St. Salvator) verscheen eind 2008, begin 2009 een uitvoerige levensbeschrijving van de Heilige Vincentius. Sindsdien is er veel veranderd in de samenstelling van de parochies van “Gent-Noord”. Daarom geven we nu opnieuw deze levensbeschrijving zoals ze toen werd neergeschreven.
Het leven van de heilige Vincentius
Zijn jeugd (1581-1600)
"Ik ben slechts een zwijnenhoeder, de zoon van een arme boer". Met deze woorden geeft Vincentius heel treffend zijn herkomst weer. Vincent werd geboren in Pouy (Landes-Frankrijk) op 24 april 1581 in een arm landbouwersgezin, waar hij het derde kind was in een reeks van zes. Zijn ouders, Jean de Paul en Bertrande de Moras, dienden hard te werken om rond te komen. Reeds vroeg moest de kleine Vincent mee de kudde hoeden en ondervond aan den lijve wat het betekende arm te zijn.
Over zijn jeugd gaan er twee verhalen. Het gebeurde eens dat hij van de molenaar kwam waar hij vaders graan had laten malen. Onderweg ontmoette hij armen en behoeftigen. Hij opende de zak en gaf hen enkele handvollen meel. Andermaal, toen hij ongeveer twaalf jaar oud was, kwam een kreupele hem om een aalmoes vragen. Vincentius werd zodanig getroffen door het leed van deze ongelukkige dat hij hem dertig stuivers gaf. Het was zijn hele spaarpot die hij door zijn arbeid vergaard had. Dertig stuivers was toen een heel sommetje voor een knaap.
Van natuur was hij eerder zwaarmoedig en later bekende hij regelmatig dat hij moest strijden tegen zijn sombere en stugge natuur. Hij was evenwel een verstandige jongen, hetgeen werd opgemerkt door zijn omgeving, zodat hij toch de gelegenheid kreeg om school te lopen.
Het moet zowat 1595 geweest zijn dat hij ging studeren. Hij ging toen studeren bij de Franciscanen in Dax. Een voorval uit die tijd vertelde hij zelf: “Ik herinner me dat men mij op het college kwam verwittigen dat vader, die toen een arme boer was, mij in de spreekkamer opwachtte. Ik weigerde gewoon er heen te gaan en bedreef hierdoor zeker een zware zonde…. Ik weet nog dat ik beschaamd was dat mijn vader met mij door de stad liep omdat hij slecht gekleed ging en wat hinkte. Ik schaamde me toen hem als mijn vader te moeten erkennen.” Nochtans was er een oprechte liefde tussen vader en zoon.
De advocaat De Comet kon de ouders van Vincent in 1597 overtuigen om hun zoon te laten verder studeren. Niettegenstaande zijn jeugdige leeftijd was hij immers “gouverneur” (huisleraar) geworden van de familie, terwijl hij zelf in Dax studeerde. Met het geld van de verkoop van een paar ossen konden de studies betaald worden, terwijl Vincent het financieel tekort aanvulde met de opbrengst van privé-lessen die hij gaf. Hij trok naar de universiteit van Toulouse. Daar nam hij het besluit om priester te worden, niet zozeer als antwoord op een roeping, maar vooral als weg om de nodige financiële inkomsten te verwerven om zijn arme familie te kunnen helpen. In 1598 overleed zijn vader en reeds in 1600 werd Vincent priester gewijd, amper 19 jaar oud. Van een seminarie-opleiding was toen nog geen sprake, hoewel het concilie van Trente anders had voorzien.
Hij had niet de moed zijn mis in het publiek op te dragen, en verkoos steeds een afgezonderde kapel. Zijn eerste mis deed hij in Buzet, waar hij de leiding hand van een klein pensionaat. De kostschool bleek spoedig tot bloei te komen, en na enkele maanden trok hij er mee naar Toulouse, waar hij zijn studies verder zette. Maar hij begon schulden te maken. Na zijn priesterwijding ging dan ook al zijn energie in het verkrijgen van prebenden en het ontwikkelen van een carrière. Maar het verliep wel anders dan voorzien. Verschillende pogingen om een goede plaats te krijgen mislukten.
Begin 1605 werd hij naar Bordeaux geroepen, maar dat verzwaarde zijn schuldenlast. Een oude dame liet hem haar erfenis na, maar deze bestond slechts uit een schuldvordering op iemand die naar Marseille vluchtte. Hij huurde een paard en trok naar Marseille, maar aangezien hij geen geld had om het terug te sturen verkocht hij het dier. Van zijn schuldenaar wist hij driehonderd daalders los te maken rond juli 1605. Maar dan verdwijnt hij plots, tot in juli 1607 M. de Comet een brief van hem uit Avignon ontvangt.
Daarin vertelt onze heilige het volgende verhaal:
Op zijn terugvaart van Marseille naar Narbonne werd het schip overvallen door drie Turkse brigands en Vincentius werd als slaaf weggevoerd naar Tunis, waar hij op de markt gekeurd en verkocht werd. De eerste koper was een visser, maar Vincentius kon niet tegen de zee. Dan kwam hij terecht bij een soort alchemist, bij wie hij allerlei medische en chemische technieken leerde (later zou hij inderdaad bewijs leveren van deze kennis). Tenslotte kwam hij terecht bij een gewezen christen uit Nice, die nu met drie vrouwen leefde. Een van deze vrouwen vroeg Vincentius om te spreken over God. Haar man bekeerde zich daarop en vluchtte samen met hem naar Frankrijk in een klein bootje.
Spijtig genoeg wordt dit schitterend verhaal nergens bevestigd. Eigenlijk komt het er op neer dat Vincentius twee verloren jaren heeft proberen goed te praten. Later schaamde hij zich over dit verhaal en wou het niet meer laten vertellen. Sommige legendes echter zijn sterker dan de waarheid.
Vanaf juli 1607 kunnen we zijn spoor weer volgen. Dank zij opgedane kennis van alchemie kan hij met een prelaat een tijd in Rome doorbrengen waar hij wat studeert. Teruggekomen in Avignon blijft hij nog altijd onder schuldenlast gebukt. In 1609 trekt hij naar Parijs. Daar zal hij eindelijk zijn verdere roeping vinden.
(wordt vervolgd)
---------------
Sint-Vincentius was naar Rome getrokken met de vice-legaat van Avignon, opnieuw in de hoop een goede prebende te bekomen. De verwachte gunst kon echter niet worden ingewilligd, zodat Vincent zich in 1608 sterk ontgoocheld in Parijs vestigde. Daar huurde hij een sobere kamer en ging kerkelijk recht studeren. Hij werd ziek en werd er zelfs door zijn kamergenoot, ten onrechte, beschuldigd van diefstal. Tenslotte overleed ook nog zijn beschermheer De Comet.
In die periode van uitzichtloosheid kwam toch eindelijk licht toen hij in 1610 aalmoezenier kon worden aan het hof van koningin Margareta van Valois, Margot in de volksmond en eerste vrouw van Hendrik IV. Daar ontmoette hij een aantal figuren, die hem zouden helpen op de weg naar de bekering. De eerste ervan was Pierre de Bérulle, kardinaal en stichter van de Oratorianen. Om een pastoor te vervangen die tot de Oratorianen toetrad bood hij aan Vincentius de post van pastoor in Clichy. Hij nam officieel bezit van zijn parochie op 2 mei 1612. Vlug toonde hij zich een goed pastoor: hij herstelde de kerk, stichtte er een klein seminarie (voor de opleiding van kinderen tot het priesterschap), een broederschap. Zelf schreef hij over deze tijd: “Ik was een dorpspastoor, maar ik had zulke goede mensen die steeds bereid waren te doen wat ik hen vroeg…”.
Toch zou hij niet langer dan één jaar op deze parochie blijven.
Na slechts één jaar aanvaardde Vincentius, mede op aanraden van kardinaal de Bérulle, een nieuwe opdracht, namelijk gouverneur bij de familie de Gondi. Hij werd er hun toegewijde leraar van de kinderen en geestelijke begeleider. Philippe-Emmanuel de Gondi was een voornaam figuur: Graaf van Joigny, Markies van “les Iles d’Or”, baron van Montreuil, Dampierre en Vellepreux, Generaal der Galeien, Luitenant-Generaal der zuidelijke Zeeën. Hij was een elegante en beminnelijke sinjeur. Zijn vrouw, Marguerite de Silly, was mooi en deugdzaam. Beide echtgenoten betoonden Vincentius vlug hun vriendschap. Vincentius oefende op hen een grote invloed uit. Na de dood van zijn vrouw zou de graaf intreden bij de Oratorianen.
De zorg voor het spirituele leven werd bij Vincentius een uitgesproken bekommernis, en de jaren dat hij verbleef bij de Gondi's waren voor hem jaren van verinnerlijking en verder uitzuiveren van zijn roeping. Hij leefde aan het hof van een van de meest rijke families. Hij genoot eer, een flinke vergoeding en had alles dat hij in de vorige jaren had nagestreefd . Maar hij leefde op zijn kamer als in een kloostercel en de eenzaamheid was hem lief.
Hij wilde zich gaan wijden op een afgelegen plaats aan de dienst aan de armen en aan de godsdienstige vorming van eenvoudige buitenlieden. In alle stilte verliet hij in 1617 de Gondi's om pastoor te worden van een vervallen parochie, nl. Châtillon-les-Dombes. Hij werd er geconfronteerd met een andere armoede, namelijk de materiële armoede, die zovele mensen teisterde. Hij stichtte daartoe de "Confrérie de Charité" waarbij gegoede dames de arme gezinnen gingen helpen. Aan de oorsprong daarvan lag een bijzondere ervaring. We laten Vincentius zelf aan het woord: "Op een zondag toen ik me kleedde voor de H. Mis kwam men mij melden dat ergens in een eenzaam huis een gans gezin ziek lag zonder dat er iemand overbleef om de huisgenoten te verzorgen. Op de kansel beval ik deze ongelukkigen aan bij de gelovigen en God gaf dat ze diep ontroerd werden bij het vernemen van deze ellende. Na de mis gingen velen deze armen helpen".
De ervaring in Châtillon was voor Vincent zeer vruchtbaar om het grote belang van goed gevormde en toegewijde priesters te onderkennen. Zo startte hij zijn volksmissies, waarbij hij met de hulp van de jezuïeten aan de parochianen godsdienstonderricht verschafte. Hij hoopte dat ook de priesters zelf met meer vurigheid het geloof zouden verkondigen en de gelovigen met de sacramenten nabij zijn. Eind 1617 was Vincent opnieuw in het kasteel van de Gondi's, van waaruit hij de vele parochies die zich op het familiebezit bevonden kon bezoeken. Ook werd hij in 1619 aalmoezenier van de galeislaven, van wie de Gondi de generaal was. Deze slaven-gevangenen moesten in onmenselijke situaties de schepen voortduwen. In de film "Mr. Vincent" is een treffende scène weergegeven, waar Vincent de plaats inneemt van één van deze galeigevangenen. Ook weten we dat hij bij de Gondi aandrong om een klein hospitaal te bouwen voor deze galeigevangenen en dat hij ijverde voor de verbetering van de algemene levenssituatie van die mensen.
Een andere figuur met wie Vincent contacten onderhield was de bisschop van Genève, Frans van Sales, schrijver van "Introduction á la vie dévote" en stichter met Jeanne de Chantal van de Zusters van de Visitatie, waarvan Vincent vanaf 1629 de geestelijke leiding zou waarnemen.
Ondertussen had hij in 1625 de Congregatie van de Missie gesticht, later de Lazaristen genoemd, speciaal om de volksmissies te prediken en om de opleiding van de seminaristen op zich te nemen. De familie de Gondi bezorgde Vincent 45.000 ponden om deze nieuwe stichting te ondersteunen. In juni 1625 overleed Mevrouw de Gondi, waarna Generaal de Gondi, onder de invloed van Vincent, intrad in het Oratorium van de Bérulle. Het leven van Vincent had een duidelijke richting gekregen en voortaan zal hij zich wijden aan een uitgebreide organisatie van de liefdadigheid en de begeleiding van seminaristen en jonge priesters, zonder de concrete arme, die hij ontmoette, uit het oog te verliezen.
Tijdens de periode dat Vincent in Parijs verbleef werd het land hoofdzakelijk geregeerd door Kardinaal-Minister Richelieu, die slechts één zaak voor ogen had: de macht van Frankrijk uitbreiden. Van 1622 tot 1642 was hij aan de macht en herhaaldelijk werd oorlog gevoerd, waarbij de arme burgers de eerste slachtoffers waren. Voor deze armen startte Vincent met een georganiseerde hulpverlening, waarbij hij vooral de notabelen van de steden inschakelde. Overal richtte hij "Confréries de la Charité" op en tezamen met Louise de Marillac, weduwe en dochter van een machtige familie, slaagde Vincent erin de elite van Frankrijk op te nemen als "Dames de Charité". Zij gingen op bezoek bij de "armen, onze meesters", gaven aalmoezen en lieten hun huispersoneel de vuile werkjes opknappen.
Vooral dat laatste was voor Vincent aanleiding om op zoek te gaan naar een nieuwe vorm van liefdadigheid: de armen door armen te laten verzorgen. Een eenvoudig meisje, Marguerite Naseau, zou hem op de weg zetten, en in 1633 startte Louise de Marillac met de vorming van de eerste liefdezusters die naderhand zouden uitgroeien tot de Congregatie van de Dochters der Liefde. Vincent noemde ze bewust Dochters der Liefde, liet hen geloften uitspreken voor telkens één jaar en liet hen in gewone huizen wonen. Hij wou daarmee voorkomen wat Frans van Sales met zijn Visitatiezusters had meegemaakt, nl, dat ze verplicht zouden worden om ook in een slotklooster te gaan wonen. "Gij hebt als kloosters: de ziekenhuizen; als cel: slechts een huurwoning; als kapel: de parochiekerk; als kloostergangen: de straten van de stad, of de zalen van de hospitalen; als clausuur: de gehoorzaamheid; als tralies: de vreze Gods; en als sluier: de heilige ingetogenheid".
Met het stichten van zijn congregatie had Vincent de basis gelegd van een totaal nieuwe vorm van kloosterleven voor vrouwen, dat we later zullen omschrijven als apostolisch religieus leven. De Dochters der Liefde werden door Vincent heel sterk religieus begeleid en hij zond ze naar hospitalen, naar weeshuizen; sommigen begonnen met onderwijs op het platteland en deden aan thuiszorg. De nieuwe congregatie zou pas in 1668 definitief door Rome erkend worden. Vandaag zijn de Zusters over gans de wereld verspreid en telt de congregatie een 20.000-tal leden.
In 1632 werd aan Vincent St-Lazare aangeboden, een grote priorij in Parijs, waarin ook een leprozerie was ondergebracht. St-Lazare zou voortaan de thuishaven worden voor Vincent en voor zijn Congregatie van de Missie. St-Lazare werd één van de grootste geestelijke centra van Frankrijk met een opleiding voor missionarissen, een seminarie, het werk van de priesterretraites, een leprozerie, een asiel voor krankzinnigen. Ook de Dochters der Liefde kwamen zich in de buurt van St-Lazare vestigen, zodat St-Lazare werkelijk het centrum werd van waaruit Vincent zijn vele activiteiten ontwikkelde.
(wordt vervolgd)
---------------
Het beeld dat we van Vincentius meestal meedragen is dat van een priester met een paar kinderen op de arm en aan de hand. Inderdaad, in de straten van Parijs vond hij de verlaten kinderen en vondelingen en hij ontfermde zich over hen. Vele van deze kinderen werden vermoord; andere werden verminkt om te kunnen bedelen. Om hen te redden richtte Vincent een vondelingendienst op en hij vertrouwde de opvang toe aan zijn Dochters der Liefde. Tussen 1640 en 1660 heeft Vincent niet minder dan 10.000 kinderen gered en opgevangen. Ook naar de Salpêtrière stuurde hij Zusters om er de geesteszieken op een meer humane manier te verzorgen.
Zijn zorg voor de materieel armen ging steeds gepaard met de zorg voor de religieus-spiritueel armen. Zo reageerde hij sterk tegen de slechte vorming en de onverschilligheid van de clerus. Daartoe richtte hij in verschillende diocesen seminaries op, die werden bediend door de Lazaristen. Ook startte hij vanaf 1633 in St-Lazare met de dinsdagconferenties voor de priesters van Parijs, die zich later zouden uitbreiden over gans Frankrijk. Zelf arm en eenvoudig levend, bewoog Vincent zich zonder moeite in de hoogste milieus. Typisch was dat hij overal zichzelf bleef en nooit zijn geringe afkomst verloochende.
Koning Lodewijk XIII stierf in de armen van Vincentius en liet twee minderjarige kinderen achter. Koningin Anna van Oostenrijk zou het regentschap waarnemen totdat Lodewijk XIV de meerderjarigheid zou bereiken. Anna nam Vincentius als biechtvader en stelde in hem alle vertrouwen. Zo benoemde ze hem in de "Conseil de Conscience", die de benoemingen van de bisschoppen moest regelen.
Ondertussen had kardinaal Mazarin Richelieu opgevolgd. De listige kerkleider voelde zich enorm bedreigd door de eenvoudige Vincentius, die er niet voor terugschrok tegen bepaalde voorstellen radicaal in te gaan, indien Mazarin minderwaardige en zelfs schandalige benoemingen wou doorvoeren. Onder Mazarin werd Frankrijk herhaaldelijk door oorlogen verscheurd. Zo was er de hugenotenoorlog, de dertigjarige oorlog, de tachtigjarige oorlog en de burgeroorlog van de Fronde, die duurde van 1650 tot 1654.
Vooral tijdens de burgeroorlog heeft Vincent enorme bedragen verzameld om de arme bevolking te ondersteunen. Hij organiseerde daartoe een groots opgezette solidariteitsactie en zond zijn missionarissen en zijn zusters naar plaatsen waar het leed zeer groot was.
Ook naar het buitenland zond hij zijn missionarissen: naar Italië, Schotland, Polen en zelfs Algerije en Tunis, waar een aantal missionarissen werden vermoord. Tegen het einde van zijn leven telden de Lazaristen 622 priesters en de Dochters der Liefde 600 zusters.
Al de troebelen in Frankrijk en de grote armoede, zowel op materieel als op geestelijk vlak, die daarvan het gevolg waren, maakten dat Vincentius de laatste jaren van zijn leven eerder zwaarmoedig was. Hij bleef al zijn werken volgen, sliep slechts 4 á 5 uur, en vanuit St-Lazare verzorgde hij zijn omvangrijke briefwisseling. Men vermoedt dat hij gedurende zijn leven een 50.000-tal brieven heeft geschreven over de meest uiteenlopende zaken. Drieduizend ervan zijn bewaard gebleven en geven een indruk van hetgeen hem ten diepste bekommerde.
Vanaf 1658 was hij herhaaldelijk ernstig ziek en moest hij ook afscheid nemen van twee van zijn directe medewerkers: Antoine Portail, één van de eerste Lazaristen, en Louise de Marillac, de medestichteres van de Dochters der Liefde.
Helemaal uitgeput overleed hij, 80 jaar oud, op 27 september 1660.
Devotie
In 1705 verzocht de algemene overste van de Lazaristen om het proces van Vincentius heiligverklaring te beginnen. Op 13 augustus 1729 werd hij zalig verklaard door Paus Benedictus XIII. Hij werd heilig verklaard, bijna acht jaar later, door Paus Clemens XII op 16 juni 1737.
Het lichaam van Vincent werd opgegraven in 1712, 53 jaar na zijn dood. Het schriftelijke verslag van een ooggetuige stelt dat "alleen de ogen en neus enig verval vertoonden". Toen zijn lichaam echter tijdens de heiligverklaring in 1737 opnieuw werd opgegraven, bleek het te zijn ontbonden als gevolg van een ondergrondse overstroming. Zijn botten zijn nu omhuld door een wasachtige figuur in een glazen reliekschrijn dat zich bevindt in de kapel van het hoofdkwartier van het moederhuis der Lazaristen, rue de Sèvres. Zijn hart is nog onbedorven en ligt in een reliekschrijn van de kapel in de Rue du Bac, het moederhuis van de Dochters van Liefde in Parijs. Deze kapel zal later nog meer bekendheid krijgen door de wonderbare médaille van Catharine de Labouré.
In 1737 werd zijn feestdag in de Romeinse kalender vastgelegd op 19 juli. Deze datum werd gekozen omdat zijn sterfdag al werd gebruikt voor het feest van Sint Cosmas en Damianus Bij de herziening in 1969 van de Algemene Romeinse kalender werd zijn gedenkdag verplaatst naar 27 september, Cosmas en Damian verhuisden naar 26 september, Vincentius is immers nu beter bekend in het Westen.
Vincentius is de patroon van de clerus, de gevangenen, de verwaarloosde jongeren (sinds 1885), Lazaristen, Vincenterinnen, wezen, liefdadigheidsinstellingen en liefdewerken, weeshuizen en ziekenhuizen.
Hij wordt aangeroepen bij verloren voorwerpen en voor geestelijke hulp.
Afbeeldingen
Vincentius zelf wordt soms afgebeeld op een waarheidsgetrouw portret, opkijkend naar een kruisbeeld. Een ander beeld: onder zijn mantel beschermt hij een vrijgekochte slaaf. Dikwijls zien we een kind of vondeling aan zijn voeten of op zijn arm.
Franciscus van Sales en Jeanne de Chantal stichtten de orde van de Visitatie. Tijdens een mis in december 1641 voor de zielenrust van Jeanne de Chantal verscheen aan Vincentius de ziel van Franciscus van Sales in de vorm van een verlichte aardbol met daarin een kleine bol (Sint Johanna Frémiot de Chantal), die zich beiden verliezen in één enorme vuurbol: God (zie afbeelding hieronder). Dit visoen herhaalde zich enkele dagen later. Sommige afbeeldingen gaan over dit visioen.
Andere schilderijen stellen zijn aanstelling voor door Lodewijk XIII als generaal-aalmoezenier van de galeislaven. Op weer een andere afbeelding neemt hij de plaats in van een van deze galeislaven. Verder nog wordt hij afgebeeld bij zijn voorstelling aan Margaretha van Valois, prekend aan het hof voor de weeskinderen, voorzitter van een kerkconferentie, bij de dood van Lodewijk, terwijl hij een inzameling houdt voor de armen, op zoek naar vondelingen in de sneeuw. Ook wonderen op zijn voorspraak worden afgebeeld. Verder nog terwijl hij de Confrérie de la Charité opricht en als Franciscus van Sales hem overste maakt van de orde van de Visitatie.
Op het vaandel van Sint-Vincentius in onze kerk stelt de Marillac hem weeskinderen voor.
Navolging
Vincentius a Paulo stichtte in 1625 de congregatie van de Missie, waarvan de leden Lazaristen worden genoemd naar hun moederhuis Saint Lazare in Parijs. In 1633 stichtte hij met St. Louisa de Marillac de congregatie van de ‘Filles de la charité’, de dochters van liefde, de grootste zustercongregatie van de kerk. Op hem zijn ook de Vincentiusverenigingen van liefdadigheid geïnspireerd (gesticht door Frederic Ozanam).
(Bron: De Heiligen, Stefaan van der Linden, uitgeverij Contact, blz. 897)
De film: Monsieur Vincent
In de film "Monsieur Vincent" worden door Pierre Fresnay op een buitengewone wijze de laatste jaren van Vincent voorgesteld.
In een eerste scène zien we Vincentius in het gezelschap van de oude koningin Anna van Oostenrijk, die hem aanmoedigt met de woorden: "Wat is het toch aangenaam voor God te kunnen verschijnen als men zoveel heeft gedaan". Maar Vincentius antwoordt haar: "U vergist zich, Mevrouw, want ik heb toch zo weinig gedaan. Davantage, ik heb nog zoveel te doen". Davantage, steeds meer, werd zowat het testament van Vincent.
En in een tweede scène roept hij de jongste novice bij zich, aan wie hij, vooraleer ze naar de armen moet gaan, een ultieme boodschap meegeeft. "De straat zal meestal lang zijn, de trappen steil, en de armen wel eens ondankbaar. Jeanne, je zult gauw inzien dat de naastenliefde een veel zwaarder last is om te dragen dan de soepkom en de broodkorf. Maar hou je zachtheid en je glimlach. Het komt er niet alleen op aan om soep en brood te geven, dat kunnen de rijken even goed. Maar jij bent de kleine dienster van de armen. Zij zijn je meesters, meesters die soms heel veeleisend kunnen zijn. Dat zal je gauw ondervinden. Hoe afstotelijk en vuil ze ook zijn, hoe onrechtvaardig en grof, hoe meer liefde je hun zal moeten geven.
De parochie van Sint-Vincentius
Met de keuze van Vincentius als patroonheilige heeft men wellicht de nadruk willen leggen op het sociaal karakter van de ‘nieuwe parochie’, die een afsplitsing is van de parochie van Sint-Jozef.
In de kerk bevindt zich achteraan een beeld van Sint-Vincentius. Vooraan rechts vinden we het altaar van de heilige Vincentius. Daar is ook het vaandel waarop hij staat afgebeeld met de Marillac.
Sinds een aantal jaren wordt de feestdag van de heilige Vincentius (opnieuw) gevierd op de zondag het dichtste bij zijn feestdag van 27 september.
Het is slechts om je liefde, alleen om je liefde, dat de armen het je zullen vergeven dat je ze brood geeft".
---------------
Onze kerkpatronen: Sint-Godelieve
Met onze reeks over patroonheiligen zijn we nu aangekomen bij Sint-Godelieve. Over haar leven verscheen, nauwelijks een tiental jaar na haar dood, een levensbeschrijving. Daarover lezen we het volgende:
Omstreeks 1080 zond de bisschop van Noyon-Doornik de Benedictijner geschiedsschijver Drogo van de abdij van Sint-Winoksbergen, om nauwkeurig het korte aardse bestaan van Godelieve te beschrijven. Pater Drogo was op hoge leeftijd, maar besteedde drie jaar in Gistel en omgeving om nauwgezet de "Vita Godeliph" (Leven van Godelieve) te schrijven.
Het is op grond van deze "Vita Godeliph", later aangevuld door de monnik Anonymus Ghistellensis van de abdij Sint-Andries, dat bisschop Radboud II op 30 juli 1084 naar Gistel kwam om Godelieve heilig te verklaren. Bij deze plechtigheid waren hoogwaardigheidsbekleders aanwezig zoals gravin Gertrude van Saksen, echtgenote van graaf Robrert de Fries, abt van de abdij van Sint-Winoksbergen. Ook waren er talrijke geestelijken aanwezig.
(bron: http://godelieve.net/godelievegistel/index.html)
Haar leven wordt als volgt samengevat:
Godelieve werd omstreeks 1050 geboren uit adellijke ouders in het kasteel van Londesvoorde, niet ver van Bonen (actueel in Wierre - Effroy bij Boulogne-sur- mer, Frankrijk).
Reeds in haar jeugdjaren was zij erg vroom en zeer gehoorzaam aan haar ouders, Heer Heinfried en zijn vrouw Odgiva. Ook vertoonde zij reeds een groot medelijden met de armen.
Godelieve kwam naar Gistel om met Bertolf te huwen. Maar nog op de huwelijksdag zelf verliet Bertolf zijn bruid. Zijn moeder haatte haar schoondochter van bij het allereerste begin. Waarom was haar zoon zonder haar te raadplegen gehuwd met die vreemde kraai? Zij sprak: ”Lieve zoon kon je dan geen kraaien vinden in uw eigen land ,dat je die éne kraai uit een vreemd land moest gaan halen?” Zijn bruid was zwart van haar, had zwarte wenkbrauwen en een witte huidskleur, wat haar lief maakte. Godelieve was mooi om zien en zeer vriendelijk met de mensen die haar omringden.
Bertolf zelf wilde op zijn huwelijksfeest niet aanwezig zijn. Hij deed alsof hij iets belangrijker te doen had. Zijn moeder nam de rol van de bruidegom over. De derde dag dook hij opnieuw op en verliet zijn eigen woning (de motte gelegen op de plaats van de huidige abdij) en zijn vrouw Godelieve. Hij nam zijn intrek in de woning van zijn ouders (vermoedelijk de motte in Gistel Centrum).
Godelieve bleef alleen met vijandig personeel in het huis dat bestemd was voor de jonggehuwden. Zij moest het stellen met een karig rantsoen brood, zout en water. Toch deelde zij daarvan nog mee aan de armen, tot ergernis van haar echtgenoot en schoonfamilie.
Godelieve werd nog meer gepest en onderdrukt. Ze wilde echter geen kwaad woord over haar echtgenoot horen. Toch liet ze zich overhalen om naar Londesvoorde te vluchten, barvoets als de armsten en alleen vergezeld van een dienaar. Thuis gekomen richtte haar vader Heinfried zich na rijp beraad tot de Graaf van Vlaanderen en de bisschop van Doornik. Bertolf werd door beiden verplicht om zijn vrouw terug te halen naar Gistel.
Godelieve kwam terug maar Bertolf bleef volharden in de boosheid en weigerde met haar samen te leven. Integendeel hij beraamde met zijn knechten een plan om Godelieve van kant te maken.
Op zekere dag bezocht hij haar schijnbaar berouwvol (de judaskus zoals St Gyselen het uitlegt) en zei dat een kwade hand op hun huwelijk rustte. Hij zou de volgende nacht een wijze vrouw sturen die Godelieve zou belezen om hun huwelijk te redden.
Helaas moest hij die nacht voor dringende redenen naar Brugge maar zijn knechten, Lantbert en Hacca, zouden Godelieve komen halen. 's Nachts wekten de knechten Godelieve en zij ging mee in onderkleed, blootsvoets, en met loshangende haren. Meteen sloegen de boeven een wurgdoek om de hals en om zeker te zijn dat zij dood was dompelden zij haar in een waterpoel. Het lijk droegen ze terug op het bed en dekten het toe om te doen geloven dat Godelieve een natuurlijke dood was gestorven.
Toen de huisgenoten ’s anderendaags, na lang wachten, eindelijk in de kamer van Godelieve binnendrongen wisten ze meteen wat er gebeurd was: een donkere streep aan de hals verraadde de misdaad.
Bij zijn terugkeer uit Brugge veinsde Bertolf een en al verdriet. Hij liet Godelieve nog dezelfde dag (7 juli) begraven; dit was omstreeks 1070.
Bij het graf van Godelieve ontstond spontaan een volkse devotie. Verschillende mirakels werden aan haar toegeschreven.
De bevolking van Gistel vroeg de bisschop van Doornik – Noyon om haar te verheffen tot het altaar. Deze zond Drogo (te voet) voor een onderzoek naar Gistel en om haar leven te beschrijven
(bron: https://sites.google.com/site/godelieveprocessie/haar-verhaal)
Graftombe van Sint Godelieve in de kerk van Gistel
Het verhaal gaat natuurlijk nog verder na haar dood.
Bertolf kwam tot inkeer en trok op bedevaart naar Rome als boetedoening. Eenmaal terug in Gistel hertrouwde hij met een zekere Ripsim. Uit dit tweede huwelijk kwam een dochtertje voort; Edith, maar het kind werd blind geboren. Ze werd echter genezen na een ogenwassing met water uit de poel waarin de vermoorde Godelieve was geworpen.
Door dit wonder bekeerde Bertolf zich oprecht. Hij ging mee op kruistocht en trad toe als monnik in de abdij van de Groenberg in Sint-Winoks-bergen, het huidige Bergues in Frans-Vlaanderen. Zijn dochter Edith richtte in Gistel de Benedictijner abdij Ten Putte op.
(bron: http://godelieve.net/godelievegistel/index.html)
---------------
De wonderen van Sint-Godelieve
Het mirakel der houtspaanders
Om te illustreren dat Godelieve reeds als jong meisje veel aandacht besteedde aan de armen uit haar omgeving verhaalt de tekst van de “Anonymes Ghistellensis“ 2 wonderbare gebeurtenissen die zich afspeelden in Londesvoorde.
Zonder medeweten van haar ouders deelde Godelieve voedsel uit aan de armen. Op zekere dag toen ze weer met etensvoorraad in haar voorschoot verborgen naar de slotpoort trok, werd zij betrapt door haar vaders hofmeester. Deze dwong het meisje haar voorschoot te openen maar in plaats van voedsel kreeg hij slechts houtspaanders te zien.
Het mirakel van de wonderbare maaltijd
Een andere wonderbare gebeurtenis deed zich voor naar aanleiding van een bezoek van de graaf Eustachius II en gravin Ida van Boulogne (Bonen) aan het ouderlijk huis van Godelieve.
Er was een groot feestmaal voorbereid en Godelieve wist ongemerkt de spijzen uit de keuken weg te nemen om aan de armen uit te delen. Er was grote paniek in de keuken toen dit ontdekt werd. Godelieve werd berispt door haar vader Heinfried en ging naar haar kamer om er te bidden. Meteen brachten de dienaren heerlijke gerechten in overvloed op tafel zodat de graaf vol lof was over het onthaal.
Het kraaienwonder
Volgens de Anomymus moest Godelieve slavenarbeid verrichten; zij moest van Bertolf samen met een dienstmeisje de kraaien van het bezaaide korenveld wegjagen. Terwijl ze dit vernederende werk zonder tegenspraak verrichtte hoorde Godlieve het klokje van het kerkje in Snipgate luiden voor de mis. Op haar bede vlogen alle kraaien in de schuur, zodat Godelieve de mis kon bijwonen; na de mis liet ze de kraaien terug rondvliegen zodat zij getrouw haar taak kon vervullen.
Toen het dienstmeisje dit vertelde aan de moeder van Bertolf werd Godelieve beschuldigd van hekserij.
Wonderbare genezing van Edith
Bertolf zou uit zijn 2de huwelijk een dochtertje Edith hebben dat blindgeboren was. Het kind groeide op en hoorde van het dienstpersoneel de wonderbare verhalen van Godelieve. Op een nacht verscheen Godelieve aan Edith. Het meisje moest haar ogen wassen met het water uit de wonderput. Het kind deed zoals haar werd gezegd en ze zag. De legende vertelt dat zij later op deze plaats een abdij zou stichten.
Het hemd zonder naad
Na de dood van zijn 2de vrouw bleef Bertolf met zijn dochtertje achter. Op zekere dag stuurde hij een knecht naar Gistel met een pak lijnwaad om er hemden van te maken.
Onderweg ontmoette de dienaar een mooie vriendelijke vrouw, die onder een boom was gezeten. Zij sprak hem aan en vroeg het pak lijnwaad aan haar te geven met de verzekering dat zij die hemden zou maken.
De knecht gaf haar de stof en keerde terug naar de burcht. Toen zijn dienstknecht hem dit vertelde werd Bertolf boos en stuurde hem terug om de stof op te halen.
De knecht kreeg echter de reeds gemaakte hemden en bracht ze bij zijn meester. Bertolf herkende de hand van Godelieve in dit fijne naaiwerk.
(bron: sites.google.com/site/godelieveprocessie/haar-verhaal)
De vier kronen van Sint-Godelieve
Op heel wat uitbeeldingen staat St.-Godelieve afgebeeld met 2 kronen op de linker en 2 op de rechterhand. Deze symboliek van de vier kronen is typisch voor de Heilige Godelieve.
De vier kronen symboliseren de vier levensepisodes van Godelieve:
- haar maagdelijkheid,
- haar huwelijk,
- haar verstoting,
- haar martelaarschap.
(bron: sites.google.com/site/godelieveprocessie/haar-verhaal)
Medaille Sint-Godelieve
---------------
In het vorige nummer schreven we reeds iets over de voorstelling van de Heilige Godelieve. Naast de vier kronen is natuurlijk het wurgdoek dikwijls aanwezig. De meest voorkomende scènes zijn deze waarbij ze aalmoezen uitdeelt, het wonder van de houtspaanders, haar bruiloft, de wurging (met dikwijls twee beulen naast haar), haar lichaam dat in de put wordt gegooid en de genezing van het dochtertje van Bertolf.
Sint-Godelieve wordt aangeroepen als patrones van kleermakers, leurders en naaisters. Haar hulp wordt gevraagd bij keelpijn en keelziekten, koorts en oogziekten, verder nog bij echtelijke ruzies en boze schoonmoeders.
(bron: De Heiligen, 1999, uitgeverij contact)
Weerspreuken
Sint Godlieve is een ‘regenheilige’. Daarover gaan ook de volgende spreuken
'Als het op Sint Godelieve regent, vult ze haar putje voor veertig dagen.'
'Regen op Sint-Godelieve, zal u drie weken van water gerieven.'
'Regen op Sint-Godelieve, zal u zes weken gerieven'
(bron: http://www.heiligen.net/heiligen/07/06/07-06-1070-godelieve.php)
en nog enkele meer:
Regen op St.Godelieve, de zee loopt over naar believen.
Regen op St. Godelieven's feest, water binnen 6 weken het meest.
Als het op St. Godelieve regent, de Heer de groentetuinen zegent.
https://www.volksverhalen.be/Gistel_Sint-Godelieve
Godelieve in de kunst
-Godelieve figureert in verschillende brandglasramen, schilderijen en heiligenbeelden
-De Godelieveverering en -processie worden uitgebeeld in een ets van James Ensor
-Jef Nys maakte in 1959 een stripversie van het leven van Godelieve; deze werd in 2007 in luxeversie -heruitgegeven.
-In het Metropolitan Museum of Art in New York hangt een 15e-eeuws veelluik van de zogenaamde "Meester van de Godelievelegende" dat de Godelievemirakelen uitbeeldt.
-Eugène van Oye verwerkte haar leven tot een toneelstuk
-Edgar Tinel componeerde een muziekdrama gebaseerd op haar leven.
Godelieve in de literatuur
-De gedramatiseerde legende vindt men terug in EUGÈNE VAN OYEs werk Godelieve van Gistel (1910).
-STEFAAN GHYSELEN, De 'Vita Godeliph' van de monnik Drogo (1084) uit het Latijn vertaald, Tielt-Bussum, 1982.
-Godeliph 1084-1984, themanummer van het tijdschrift Vlaanderen, nr. 200, mei-juni 1984.
-Johan BONNY, Beschouwingen over de Vita Godeliph van Drogo, in: De Sint-Godelieveabdij te Brugge, Brugge, 1984.
De devotie tot Sint-Godelieve
Hierbij dient op de eerste plaats de processie vermeld die jaarlijks in Gistel plaats vindt op de zondag na 6 juli. Met ruim 1000 figuranten wordt het leven van Godelieve uitgebeeld. Uit oude stadsrekeningen van Oudenburg blijkt dat de processie al uitging in 1459.
Verder is er natuurlijk de abdij ‘Ten Putte’.
Wellicht op het einde van de elfde eeuw werd op de plaats van de marteldood van Sint-Godelieve een abdij van benedictinessen gesticht.
De abdij kende een grote bloei, maar werd in 1578 verwoest door de geuzen.
De zusters moesten vluchten en stichtten in 1623 een nieuwe abdij in de Boeveriestraat te Brugge. In 1891 keerden een aantal zusters vanuit Brugge terug naar Gistel en namen hun intrek in de nieuwe kloostergebouwen, opgetrokken in neogotische stijl naar de plannen van architect baron J.B. Bethune. In 1934 kreeg de priorij de eeuwenoude titel van abdij terug.
Vanaf 1952 werd de abdij grondig verbouwd en uitgebreid onder leiding van architect A. Degeyter. De vernieuwde abdijkerk werd ingewijd in 1962. In 1987 werd binnen de muren van de abdij het Sint-Godelievemuseum opgericht en in 1991 werd de Godelievezaal, een modern onthaalcentrum met cafetaria, geopend. In 2007 verhuisde de Gemeenschap Moeder van Vrede vanuit Meetkerke naar de abdij Ten Putte.
(bron: https://www.kerk-in-gistel-eernegem.be/hgodelieve.html)
---------------
Waarom de parochie van Sint-Godelieve juist deze naam heeft gekregen is me niet bekend. Heeft het te maken gehad met de Sint-Godelievestraat die reeds voor 1950 bestond? Maar toen werd deze nog Achterstraat genoemd. De eerste kapel werd opgericht in 1951. Later dan kreeg ook de straat haar nu bekende naam.
Telkens er in onze parochie van Sint-Godelieve haar naamdag wordt gevierd zingen we ook haar lied. De tekst is vermoedelijk opgesteld door een van de vorige parochianen of geestelijken. De melodie is overgenomen van een ouder lied.
Godelieve van de Heer,
laat ons om uw zetel dringen.
Hoor uw kind'ren u ter eer
’t ziel verrukkend loflied zingen.
Refrein:
’t Moet weerklinken vroom en blij
onze patrones zijt gij.
’t Moet weerklinken vroom en blij
onze patrones zijt gij.
Zend uw bijstand in elk huis
waar de zware lasten wegen.
Dat men in het heilig kruis
Christus’ hulp vindt en zijn zegen.
Wil, o maagd, aan ’t Heilig Hart
voor de lange, bange dagen
in de stormen, in de smart,
vrede voor ons harte vragen.
Zoekt gij hulpe, troost en vreugd,
komt gij hier met wee en lijden,
Godelieve’s zaalge deugd
zal in ’t leven u verblijden.
Met dit lied, dan mag het nog voor sommigen wat oud klinken, beëindigen we de reeks over de Heilige Godelieve. Maar met dit lied is reeds ons volgende onderwerp vermeld: het Heilig Hart. Want hoewel deze parochie opgehouden heeft te bestaan, er zijn nog heel wat mensen die zich met de gemeenschap van het Heilig Hart verbonden voelen.
---------------
Onze patroonheilige: Het Heilig Hart
Voorstelling van een mensenhart (www.schoolplaten.com/afbeelding-hart-i10691.html)
Om de devotie tot het Heilig Hart te kaderen gaan we eerst kijken naar de ontwikkeling van het symbool. In een volgende bijdrage zullen we het hebben over het Heilig Hart in de Schrift.
Het hart: algemeen
Het hart is één van de meest verspreide symbolen ter wereld. In verschillende culturen geniet het een bijzondere betekenis. In het westen is het hart de zetel van religieuze en profane liefde. In het oosten, zoals in het oude Egypte, werd het hart geassocieerd met intelligentie en wijsheid. Het hart stond met andere woorden al vrij vroeg symbool voor iets erg dierbaars, namelijk liefde of wijsheid, en gaf aanleiding tot menig metafoorgebruik in de poëzie, voor liefde, vriendschap, trouw, broederschap, moed enz.
Opvallend is echter dat het hart lange tijd zonder iconografie is gebleven, althans buiten een anatomische context. Het was wachten tot de 14e eeuw eer de gestileerde icoon zijn intrede deed en vrij snel populair werd. Eer het tot het huidige symbool kwam, heeft de vorm van het hart een complexe ontwikkeling doorgemaakt.
De oude Grieken hadden een vrij accurate kennis van het hart. Verschillen in interpretatie van de Griekse en Romeinse auteurs leidden echter tijdens de Middeleeuwen tot verwarring, wat merkwaardig genoeg uitmondde in het ontstaan van de ons welbekende icoon. Na verloop van tijd kreeg het symbool verschillende attributen en toepassingen, die vandaag de dag al quasi ontelbaar zijn.
Oudste verwijzingen naar het hart
Dat de vroegste afbeelding van een hart (25.000 voor Christus) aan te treffen is op de muurschildering van een olifant in een grot in het Spaanse Pindal is niet te bewijzen. De plaats van de afbeelding mag dan wel ter hoogte van het dierenhart zijn (een tekening in een Franse grot bevestigt de plaats met drie doorboorde pijlen op dezelfde hoogte), toch bestaat bij sceptici flink wat twijfel of de ontdekker Henri Breuil (1877-1961) bij kaarslicht en zonder fotografie wel degelijk een hart overtekende. Was het misschien een oor of een vlek?
Wat we wel zeker weten, is dat de Egyptenaren tijdens het Nieuwe Rijk (1550-1070 voor Christus) het hart afbeeldden als een kruik waarin het hart van de overledene werd geplaatst.1 Het hart zelf werd niet afgebeeld; dit was taboe gezien zijn bijzondere status als zetel van intelligentie, wijsheid en gevoel, getuige de inscripties en afbeeldingen op hiërogliefen. Met het hart werd over het lot van de overledene in het hiernamaals geoordeeld: voor een jury van goden werd het hart op een weegschaal afgewogen tegen de veer van de waarheid. Alleen aan wie oprecht was en dus een licht hart had, werd door Osiris, die over het dodenrijk waakte, toegang tot het hiernamaals verleend.
De Griekse wetenschappers speelden een belangrijke rol in de totstandkoming van ons huidige symbool. Van hen zijn dan wel weinig originele teksten of afbeeldingen bewaard gebleven, toch weten we dat hun anatomische kennis al vrij accuraat was. De Griekse teksten werden op hun beurt verder bestudeerd en verspreid door Byzantijnen en Arabieren.
(overgenomen uit: https://faro.be/sites/default/files/pdf/pagina/2004_2_hart.pdf)
Genese van een symbool
Het hart met de inkeping zou het eerst zijn ingevoerd in Noord-Italië, waar de universiteit van Bologna het centrum van de studie van klassieke teksten was. Op het einde van de Middeleeuwen verscheen het hart als symbool voor zowel de wereldlijke als de spirituele liefde op vele plaatsen in Europa. In de context van de hoofse liefde in de lyriek en epiek van de late Middeleeuwen, culminerend in een uitbundige renaissance, was er een vruchtbare voedingsbodem gelegd voor de ontwikkeling van het symbool.
Het beeld met de inkeping hield stand tot in de 16e eeuw, toen wetenschappers als Da Vinci (1452-1519), Vesalius (1514-1564) en William Harvey (ontdekking van de bloedsomloop) (1578-1657) de vorm van het hart corrigeerden aan de hand van anatomisch onderzoek. Onder andere het werk van Andreas Vesalius, De humani corporis fabrica Libri septem, uit 1543 ligt aan de basis van onze huidige anatomische kennis omwille van zijn gedetailleerde beschrijvingen.
De bevindingen van de wetenschappers kwamen echter te laat: de icoon met de inkeping had zich in de 14e en 15e eeuw in de harten van de mensen genesteld en was een populair en herkenbaar symbool geworden, voor elite én volk. Het symbool van het hart als bron van de liefde verspreidde zich in de volgende eeuwen, gesteund door de cultus van het Heilig Hart, via speelkaarten, dichters en verhalenschrijvers, enz. en zou standhouden ondanks de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis.
Tot in de 16e eeuw werd het hart vaak nog voorgesteld met een botte onderkant. De spitse kant werd pas populair in de loop van de 16e eeuw. Volgens Vinken heeft het klimopblad als stijlelement hier een invloed op uitgeoefend. Overigens zijn er vanaf de 14e eeuw zeldzame afbeeldingen gekend van een hart met een afbuigende punt (het hart als een komma). Dit was het gevolg van de vaststelling van Galenus dat de tip van het hart naar links afboog. Ook nu nog ziet men soms zulke afbeelding.
(overgenomen uit: https://faro.be/sites/default/files/pdf/pagina/2004_2_hart.pdf)
---------------
Het Heilig Hart in de Bijbel
Het woord ‘hart’ komt volgens de Willibrordvertaling 600 maal voor in de Bijbel, Oud en Nieuw Testament. In het Nieuwe Testament komt het Griekse woord voor hart, ‘kardia’, 157 maal voor. Al deze vermeldingen gaan onderzoeken is een aparte studie. Het volstaat van er op te wijzen dat ‘hart’ vele betekenissen kan hebben, zowel symbolisch als letterlijk.
De meeste artikelen over het Heilig Hart verwijzen naar de zin uit Johannes: “'Toen zij bij Jezus gekomen waren en zagen dat hij reeds gestorven was, braken zij zijn benen niet, maar een van de soldaten stak met een speer in zijn zijde en terstond kwam er bloed en water uit' (Johannes 19, 33-34). Men ziet dit als een vervulling van de profetie van Jesaja: ““En gij zult vol vreugde water putten uit de bronnen van de redding.” (Jesaja 12:3) Deze profetie wordt door Jezus bevestigd wanneer Jezus op de laatste dag van het loofhuttenfeest zegt: “Heeft iemand dorst, laat hij dan naar mij toekomen, en laat drinken wie in Mij gelooft! Zoals de Schrift zegt: Uit zijn binnenste zullen stromen levend water vloeien.” (Joh. 7:37-38) Op Goede Vrijdag wordt het schriftwoord van Jezus vervuld. Het is dus uit het doorboorde hart van Jezus dat Hij ons Zijn redding schenkt. Ook in zijn eerste brief wijst Johannes op het belang van dit geopend hart: “Hij is gekomen met water en bloed” (1 Joh. 4, 6-8)
Doordat de nadruk zo ligt op het doorboorde hart van Jezus zien we nergens vermeld dat Jezus zelf over zijn hart zegt: “Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen” (Mt. 11, 28-29). Jezus is de goede Herder die niet gelijkt op de huurling “die geen hart heeft voor zijn schapen” (Joh. 10, 13). God is groter dan ons hart, vertelt Johannes (1 Joh. 3, 20) en dan denken we gemakkelijk: “Gods hart is groter dan het onze”.
Een vraag die theologen heeft bezig gehouden is of God wel emoties kan hebben. In het evangelie is het duidelijk dat zeker Jezus geraakt kan worden door het lijden en verdriet van de mensen. Denk maar aan zijn reactie bij het graf van Lazarus waar Hij weent en diep ontroerd is (Joh. 11). Hij kan toornig en bedroefd zijn over de verstoktheid van het hart van de Farizeeën Mc. 3, 5). Hij is dankbaar bij de terugkeer van zijn leerlingen na hun zending (Mt. 11, 25). Het is logisch dat devotie tot het Heilig Hart wordt verbonden met de menselijkheid van Jezus.
Er kan ook nog gedacht worden aan de zin “Een van de leerlingen, van wie Jezus veel hield, lag dicht tegen Jezus aan (Joh. 13, 23).” In het Grieks staat letterlijk “in zijn boezem (kolpios)”. Een verwijzing naar het hart van Jezus is hier niet uitgesloten.
Augustinus (354-430)
Het scheppingsverhaal inspireerde Augustinus om de mens te begrijpen als geschapen naar Gods beeld. Het menselijk hart is dat goddelijk beeld in elk van ons. Omdat God op deze wijze de menselijke identiteit – het menselijke hart – vormgeeft, is God eigenlijk nog meer intiem aanwezig in ons dan ons eigen hart – zo legt Augustinus uit. Diep in onszelf vinden we ons hart. Diep in onszelf zijn we wie we zijn. Precies daar, maar nog dieper, leeft God. Ons hart is met andere woorden het fundament van wie we als persoon zijn. En God is juist het fundament van dat fundament (“interior intimo meo”).
(in:.kerknet.be/sites/default/files/Inleidende tekst van professor Anthony Dupont over Augustinus van Hippo.pdf)
De Middeleeuwen
Tijdens de eerste tien eeuwen van het christendom wijst niets erop dat er enige aanbidding werd betoond aan het gewonde Hart van Jezus. De heropleving van het religieuze leven en de ijverige activiteit van Sint Bernardus van Clairvaux en Sint Franciscus van Assisi in de twaalfde en dertiende eeuw, samen met het enthousiasme van de kruisvaarders die terugkeerden uit het Heilige Land, gaven aanleiding tot toewijding aan het lijden van Jezus Christus en in het bijzonder voor praktijken ter ere van de heilige wonden. Toewijding aan het Heilig Hart is ontstaan uit de toewijding aan de Heilige Wonden, in het bijzonder aan de Heilige Wond in de zijde van Jezus. De eerste tekenen van toewijding aan het Heilig Hart worden gevonden in de elfde en twaalfde eeuw in de vurige atmosfeer van de benedictijnse of cisterciënzer kloosters. Het is onmogelijk met zekerheid te zeggen wat de eerste teksten waren of wie de eerste toegewijden waren.
Sint-Bernardus (overleden in 1153) zei dat het doorboren van de zijde van Christus zijn goedheid en de naastenliefde van zijn hart voor ons onthulde.
De vroegst bekende hymne aan het Heilig Hart, "Summi Regis Cor Aveto", wordt verondersteld te zijn geschreven door de Norbertijnse gezegende Herman Joseph (overleden 1241) uit Keulen, Duitsland. De hymne begint: "Ik begroet u koninklijk hart allerhoogste."
Onder de Franciscanen heeft de toewijding tot het Heilig Hart van Jezus haar kampioenen in Sint Bonaventure (gest. 1274) in zijn Vitis Mystica ("Mystic Vine") en B. John de la Verna.
Volgens Thomas Merton was Sint Lutgardis (overleden 1246), een cisterciënzer mysticus uit Aywieres, België, een van de grote voorlopers van de toewijding aan het Heilig Hart van Jezus.
De heilige Mechtilde van Helfta (overleden in 1298) werd een vurige toegewijde en promotor van Jezus 'hart nadat het onderwerp was geweest van veel van haar visioenen.
Sint Gertrudis de Grote was een vroege toegewijde van het Heilig Hart van Jezus. In Boek 2 van Legatus Divinæ Pietatis beschrijft zij levendig haar visioenen waarbij het hart van Christus een verlossende fontein door de wonde aan zijn zijde uitstortte
(bron: het uitgebreide artikel in https://nl.wikitechpro.com/718059-sacred-heart-NHJXGE.)
---------------
Het ontstaan van de publieke devotie tot het Heilig Hart
In de zestiende eeuw ging de toewijding over van het domein van de mystiek naar dat van de christelijke ascese. Het werd opgericht als een devotie met reeds geformuleerde gebeden en speciale oefeningen, gevonden in de geschriften van Lanspergius (overleden 1539) van de kartuizers van Keulen, de benedictijner Louis de Blois (overleden 1566) abt van Liessies in Henegouwen, Jan van Avila (overleden 1569), en Francis de Sales (overleden 1622).
Uit het historische verslag uit die tijd blijkt dat de devotie al vroeg aan het licht is gekomen. Ascetische schrijvers spraken erover, vooral die van de Sociëteit van Jezus (jezuïeten). Het beeld van het Heilig Hart van Jezus was overal te zien, grotendeels te danken aan de Franciscaanse toewijding aan de Vijf Wonden en aan de jezuïeten die het beeld op de titelpagina van hun boeken en op de muren van hun kerken plaatsten. De eerste die de theologische basis voor de toewijding legde, was de Poolse jezuïet Kasper Drużbicki (1590-1662) in zijn boek Meta cordium - Cor Jesu (Het doel van harten - Hart van Jezus)
Niet veel later schreef Jean Eudes een bureau en promootte er een feest voor. Père Eudes was de apostel van het Onbevlekt Hart van Maria, maar in zijn toewijding aan het Onbevlekt Hart was er een aandeel voor het Hart van Jezus. Beetje bij beetje werd de toewijding aan de twee harten duidelijk en op 31 augustus 1670 werd het eerste feest van het Heilig Hart gevierd in het Grote Seminarie van Rennes. Coutances volgde op 20 oktober, een dag waarmee het eudistenfeest voortaan verbonden zou worden. Het feest breidde zich al snel uit naar andere bisdommen, en de toewijding werd eveneens overgenomen in verschillende religieuze gemeenschappen. Het kwam geleidelijk in contact met de toewijding die Margaretha Alacoque was begonnen in Paray-le-Monial, en de twee fuseerden.
(overgenomen uit: https://nl.wikitechpro.com/718059-sacred-heart-NHJXGE.)
Margaretha-Maria Alacoque ((1647-1690)
Margaretha Alacoque ziet het levenslicht op 22 juli 1647 in L’Hautecourt, Bourgondië, als vijfde kind van het gezin. Haar vader is notaris, ze heeft zes broers. Als haar vader vroeg overlijdt geraakt het gezin een tijd in financiële problemen, die gelukkig later worden opgelost.
Reeds als kind is ze heel vroom. Op haar 11 jaar krijgt ze reuma, die vier jaar lang zal duren. Dan doet ze de belofte om haar leven aan God toe te wijden en ze geneest. Haar familie zou haar graag getrouwd zien, maar dan krijgt zij een visioen van Maria die haar vraagt toch in te treden. Zij voegt aan haar naam Margaretha uit dank de naam Maria toe en treedt in de orde van de Visitatie in Paray-le-Monial.
Op 27 december 1673 krijgt zij een eerste visioen van het Heilig Hart van Jezus. Er zullen er nog enkele volgen tot in 1675. Het belangrijkste visioen, de zogenaamde “grote verschijning”, vindt (vermoedelijk) plaats op 16 juni 1675, het octaaf van Corpus Christi. Daarin zegt Jezus : "Zie het hart dat de mensen zo heeft liefgehad. ... In plaats van dankbaarheid ontvang Ik van het grootste deel (van de mensheid) slechts ondankbaarheid.” Daarop vraagt Hij haar om een feest van eerherstel op elke eerste vrijdag van de maand evenals op de derde vrijdag na Pinksteren. Van dat visioen zijn ook de ‘twaalf beloften’ bekend, waaronder de belofte dat wie negen eerste vrijdagen te communie gaat zijn ‘oneindige barmhartigheid van boetvaardigheid” zal ondervinden. Verder krijgt zij de opdracht haar biechtvader, pater Claude de la Colombière te raadplegen, die dan overste is van het kleine jezuïetenhuis in Paray-le-Monial,.
Ze ontmoet veel tegenstand in het eigen klooster en van theologen. Zijn deze visioenen wel echt? Stelt ze zich niet aan? Heel wat jaren gaat zij gebukt onder deze tegenkantingen. Haar aandacht en devotie tot het Heilig Hart lijken overdreven. Maar uiteindelijk besluit haar biechtvader dat het werkelijk gaat om openbaringen. en geeft hij haar zijn volle steun. Twee jaar na zijn dood in 1682 verschijnt zijn boek 'Retraite spirituel' (Geestelijke inkeer), waarin hij de openbaringen van het Heilig Hart publiceert. Zelfs hoe het Heilig Hart moet worden afgebeeld wordt geopenbaard: omringd met een doornenkroon en getooid met een kruis.
Als er een nieuwe overste, Mère Melin, in 1683 wordt benoemd vindt Margaretha in haar een medestandster. Zij benoemt Margaretha tot assistente en opleidster van de novicen. In 1686 viert haar klooster voor de eerste keer het feest van het Heilig Hart.
In 1688 bouwt men een kapel, toegewijd aan het Heilig Hart. De devotie zal nu verder verspreid worden door de orde van de Visitatie en de jezuïeten. In 1690 sterft Margaretha heel plots op 17 oktober.
Margaretha-Maria zal heilig verklaard worden door paus Benedictus XV in 1920. Ook haar biechtvader, Claude de la Colombière, wordt heilig verklaard in 1985.
---------------
De verdere ontwikkeling van de devotie tot het Heilig Hart
Na Margaretha-Maria Alacoque gestorven is kent de verering van het Heilig Hart verdere groei en bloei. In het jaar 1686 werd voor het eerst het feest van het heilig Hart gevierd in de liturgie van de eucharistie.
Het zijn vooral de jezuïeten en de zusters van de Visitatie die de devotie bevorderen door boeken te schrijven en broederschappen op te richten. In 1693 schenkt de Heilige Stoel aflaten aan de Broederschappen van het Heilig Hart, en in 1697 mogen de zusters van de Visitatie het feest vieren van de Mis van de Vijf Wonden, maar weigert een gemeenschappelijk feest voor iedereen, met een speciale Mis en Office.
“De toewijding verspreidt zich vooral in religieuze gemeenschappen. De plaag van Marseille in 1720 vormt misschien de eerste gelegenheid voor een plechtige wijding en openbare eredienst buiten de religieuze gemeenschappen. Andere steden in Zuid-Europa volgen het voorbeeld van Marseille. In 1726 wordt Rome opnieuw gevraagd voor een feest met een eigen mis en bureau; dit wordt geweigerd in 1729, maar verleend in 1765. In dat jaar wordt het feest op verzoek van de koningin quasi officieel ontvangen door het episcopaat van Frankrijk. In 1856, op dringend verzoek van de Franse bisschoppen, breidt paus Pius IX het feest uit tot de Latijnse Kerk onder het ritueel van dubbele majeur. In 1889 wordt het door de Latijnse Kerk verheven tot de dubbele ritus van de eerste klasse (= hoogfeest).”
Verschillende pausen schrijven encyclieken of apostolische brieven over de devotie tot het Heilig Hart. Zo Paus Leo XII in 1899, Benedictus XV in 1915, Pius XI in 1928 en 1932, Pius XII in 1939 en 1956, Paulus VI in 1965.
De devotie tot het Heilig Hart kent nog vele uitbreidingen, te veel om hier op te sommen. Enkele punten willen we hier nog meegeven:
“In 1850 hebben groepen, gemeenten en landen zich toegewijd aan het Heilig Hart. In 1873 was Ecuador op verzoek van president Gabriel García Moreno het eerste land ter wereld dat werd toegewijd aan het Heilig Hart.
In Ierland werd op Passiezondag 1873 door de bisschoppen van Ierland aan het Heilig Hart gewijd. Wat ertoe leidde dat de Sacred Heart-lamp een veelgebruikt devotieobject werd in Ierse huizen.
Peter Coudrin uit Frankrijk stichtte op 24 december 1800 de Congregatie van de Heilige Harten van Jezus en Maria. (eigen commentaar: bekend als de Picpussen, wellicht ook de reden dat de kerk werd toegewijd aan het Heilig Hart). Deze orde, een religieuze orde van de Latijnse Kerk, verrichtte zendingswerk in Hawaï.
Moeder Clelia Merloni uit Forlì (Italië) stichtte op 30 mei 1894 de Congregatie van de Apostelen van het Heilig Hart van Jezus in Viareggio, Italië.
De aanbidding van het Heilig Hart bestaat voornamelijk uit verschillende hymnen, de Aanhef van het Heilig Hart en de Litanie van het Heilig Hart. Deze devotie bestaat in rooms-katholieke diensten en is af en toe te vinden in anglicaanse diensten.
Het Feest van het Heilig Hart, in de katholieke liturgische kalender sinds 1856, is nu een plechtigheid en wordt gevierd op de derde vrijdag na Pinksteren (voorheen de vrijdag na het octaaf van Pinksteren).”
(bron: https://nl.wikitechpro.com/718059-sacred-heart-NHJXGE)
---------------
De traditionele devotie tot het Heilig Hart
De beelden van het Heilig Hart
Deze waren te vinden in veel huishoudens, scholen, klinieken van katholieke signatuur, maar ook op heel wat pleinen in steden die aan het Heilig Hart waren toegewijd.
De beloften van het Heilig Hart
Wie zich toewijd aan het H. Hart van Jezus, vooral de gezinnen, mogen rekenen op een bijzondere genade.
Deze genade wordt samengevat in "de twaalf beloften van Jezus aan de vereerders van Zijn Heilig Hart":
1.Ik zal hun al de gunsten schenken, die zij in hun levensstaat nodig hebben.
2. Ik zal vrede brengen in hun huisgezinnen.
3. Ik zal hen troosten in al hun moeilijkheden.
4. Ik zal hun veilige schuilplaats zijn in het leven en vooral bij het sterven.
5. Ik zal overvloedige zegen uitstorten over al hun ondernemingen.
6. De zondaren zullen in Mijn Hart de bron en de eindeloze oceaan van barmhartigheid vinden.
7. De lauwe zielen zullen vurig worden.
8. De vurige zielen zullen spoedig tot een hoge volmaaktheid komen.
9. Ik zal de plaatsen zegenen, waar de beeltenis van Mijn Hart tot verering zal worden uitgestald.
10. Aan de priesters zal ik de gave verlenen om de harten van de meest verstokte zondaars te treffen.
11. De naam van diegenen die deze devotie zullen verbreiden, zal in Mijn Hart geschreven staan en daar nooit uit weggewist worden.
12. De almachtige liefde van Mijn Hart zal aan allen, die op de eerste vrijdag van negen achtereenvolgende maanden te heilige communie gaan, de genade van de eindvolharding geven. Zij zullen niet in Mijn ongenade sterven. Evenmin zullen zij zonder heilige Sacramenten sterven.
De Bonden van het Heilig Hart
In 1854 ontstonden op initiatief van de jezuïeten de Xaverianenbonden. Die streefden naar een religieuze vernieuwing en verdieping bij de arbeiders. Hoewel ontstaan in een stedelijke (Brusselse) context, hadden de Xaverianenbonden slechts succes bij de plattelandsbevolking, vooral in Oost-Vlaanderen. Vanaf het einde van de 19de eeuw gingen vele van deze bonden op in de Heilig-Hartbonden die toen het licht zagen.Deze bonden waren op hun beurt gegroeid uit de arbeidersretraites die vanaf 1894 in het retraitehuis van de Gentse jezuïeten plaatsvonden. In hun ogen konden retraites bijdragen tot de beheersing van het democratiseringsproces en het behoud van een harmonische samenleving.
Al snel werd gezocht naar een manier om de vruchten van de retraites te bestendigen. Een “volhardingswerk” moest de godsvrucht van de oud-retraitanten blijven stimuleren. Dat werd vanaf 1897 de taak van de Bonden van de Vrienden van het Heilig Hart. De naam verwees naar de aloude, maar in de 19de eeuw weer actuele devotie voor het Heilig Hart.
Bij de viering van het tienjarig bestaan van het Lierse retraitehuis in 1909 riep kardinaal Mercier op tot het verenigen van de mannelijke gelovigen in retraitebonden. De oud-retraitanten zouden daarvan de kern vormen. Door hun ijver en vroomheid moesten ze alle mannen van hun parochie aanzetten tot een meer christelijk leven. Zo kregen de Bonden van het Heilig Hart hun definitief karakter en konden ze na de Eerste Wereldoorlog uitgroeien tot misschien wel de eerste massabeweging in Vlaanderen. Ontstaan uit de arbeiderspastoraal waren ze zuiver godsdienstige organisaties die zich ver verwijderd hielden van politieke of sociale actie.
Voor de Eerste Wereldoorlog waren de bonden vooral verspreid in het aartsbisdom Mechelen en in Limburg. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was een goede opvolging onmogelijk. Vele parochies richtten op eigen initiatief een bond op. Daarom werd besloten tot de inrichting van een centraal bestuur - het algemeen secretariaat. In 1922 werden de standregelen van de Bonden opgesteld en gepubliceerd.
Het secretariaat werd in Mechelen. Er ontstonden ook gewestelijke secretariaten die de belangen van de Bonden in hun bisdom behartigden. Het algemeen secretariaat startte met de uitgave van een tijdschrift voor de bestuurders, de "Maandelijkse Mededelingen". Al snel werd het publiek verruimd tot alle ijveraars en in 1930 werd het "Bondsblad" boven de doopvont gehouden, dat onder alle leden kon worden verspreid. Vanaf de jaren 1930 ontstonden er ook (veeleer spontaan) vrouwenbonden, die een even massaal karakter hadden, en trachtte het secretariaat ook de jeugd niet uit het oog te verliezen.
Het leven van de bonden speelde zich af in de parochies. Hoewel de Bonden waren opgericht en werden geleid door de jezuïeten, werd de plaatselijke bond bestuurd door de pastoor of onderpastoor en waren de ijveraars er de spil van. Zij kwamen regelmatig samen met het oog op hun eigen spirituele vorming en om het reilen en zeilen van hun bond op te volgen. Zij deden aan ledenwerving, bezorgden bij de leden de maandintentie en gingen na wie van hen trouw de bondsmis bijwoonde.
Die gezamenlijke eucharistieviering met communie was de voornaamste activiteit van de bonden. De grootsheid en ingetogenheid ervan moesten andere mannen overtuigen eveneens lid te worden. Men ging ervan uit dat mannen moeilijker tot een persoonlijk geloofsleven konden worden gebracht, maar in groep gemakkelijker tot een meer sacramenteel leven konden komen.
Andere belangrijke manifestaties, die door hun vaak massale karakter een grote indruk nalieten, waren de vlaggenwijdingen, de toewijdingen van gemeenten, steden en provincies aan het Heilig Hart en de ijveraarscongressen. Er werden ook bedevaarten en religieuze reizen georganiseerd. De Bond trachtte het leven van zijn leden te beheersen. Bij geboortes werden wenskaarten gegeven, verhuizingen werden waar mogelijk aan de nieuwe parochie doorgegeven, voor overleden bondsleden werden schildjes gemaakt die op het graf konden worden bevestigd. Ook de toewijding van de gezinnen aan het Heilig Hart werd aangemoedigd. ‘Mechelen’ lanceerde daarenboven regelmatig grote acties, zoals "Terug naar de Zondagsmis" in de jaren 1930 en het naoorlogse "Stuur Recht". Grote affiches, strooibriefjes, brochures enz. moesten bekendheid geven aan deze initiatieven.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de maatschappij snel. De interesse voor het devotionele aspect van het geloof deinde weg. In de jaren 1950 ondervond het algemeen bestuur steeds vaker dat de bonden de mensen niet meer op de juiste manier aanspraken. Er werd gestart met een uiterlijke vernieuwing. Dit bleek niet voldoende, zeker niet wanneer het Vaticaans Concilie ook nog eens duidelijk maakte dat er iets roerde binnen en buiten de Kerk. Ook de bonden hebben getracht zich hieraan aan te passen. Stilaan maakten zij de overgang van een actieve massabeweging naar een bezinningsbeweging, terug naar de oorsprong dus: van een groepsgebeuren weer naar een meer individueel gebed. De naam veranderde in “Kerk en Wereld” en daarmee kwam er een einde aan een lange traditie.
(ingekort overgenomen uit: https://www.odis.be/hercules/toonOrg.php?taalcode=nl&id=14564)
---------------
De devotie tot het Heilig Hart
Het verleden
Misschien zijn er nog sommigen onder u die het lied van de Bonden van het Heilig Hart kennen. Hierbij de tekst:
O Heilig hart, met vlammengloed omstraald
Gij zijt meester en Koning der tijden.
Uw rijk staat vast, omdat Gij zegepraalt
Door uw liefd’ en uw bloed en uw lijden.
Wij herkennen U dan als onz’ wettige vorst
en de kreet onzer trouw dreune fier uit onze borst.
O Heilig Hart, wij zijn uw zonen.
Krachtig van wil, sterk in getal.
Dat zijn wij en dat zullen wij tonen
Overal, overal!
Als wij nu deze tekst nog eens bekijken voelen de meesten onder u wel aan dat die gedateerd is en uit een heel andere tijd stamt.
Komt dan de vraag of de devotie tot het Heilig Hart nog wel actueel is.
Heden en toekomst van de devotie
Onze Paus Franciscus heeft reeds meerdere malen gesproken over de devotie tot het Heilig Hart. Daarbij doet hij een speciaal beroep op de jezuïeten om te blijven werken aan die devotie. We geven daarom hierbij wat de jezuïeten er zelf over schrijven.
In 1861 begon pater Henri Ramière S.J., directeur van het Apostolaat van het Gebed, met de publicatie van Le Messager du Cœur de Jésus (Vlaamse editie, v.a. 1867, de Bode van het Heilig Hart van Jezus, red.), waarmee hij een netwerk van meer dan dertien miljoen leden inspireerde.
Dit apostolaat, gesticht door de jezuïeten en nu bekend als het Wereldwijde Gebedsnetwerk van de Paus, is geworteld in het Heilig Hart van Jezus, in een geest van apostolische beschikbaarheid.
In 2009 lanceerde pater Adolfo Nicolás (algemeen overste) het vernieuwingsproces van deze kerkelijke dienst, wat leidde tot een verdieping van de spirituele traditie van het Apostolaat van het Gebed en een actualisering van de devotie tot het Heilig Hart van Jezus.
Het Wereldwijde Gebedsnetwerk van de Paus, nu een pauselijk werk, heeft een manier ontwikkeld om de dynamiek van het Hart van Jezus binnen te gaan, genaamd “De Weg van het Hart”.
Zoals paus Franciscus verklaarde, ter gelegenheid van de 175e verjaardag van het netwerk, is het Heilig Hart de basis van de PWPN Missie (Pope’s Worldwide Prayer Network, red.), een missie van mededogen voor de wereld.
In juni 2019, tijdens de viering van het 175-jarig bestaan van het Wereldwijde Gebedsnetwerk van de Paus, zei de Heilige Vader: “Op deze dag waarop we het Heilig Hart van Jezus gedenken is het goed om de grondslagen van onze missie in herinnering te brengen, zoals Bettina (uit Argentinië) deed. Het is een missie van mededogen voor de wereld. We kunnen het uitleggen als een ‘Weg van het Hart’, wat betekent dat er een gebedsvolle reisroute is die het leven van mensen verandert.
Het Hart van Christus is zo immens dat het ons allemaal wil betrekken bij een revolutie van tederheid. Door dicht bij het Hart van de Heer te zijn, wordt ons eigen hart aangespoord om onze broeders en zusters met liefde te benaderen en worden we geholpen om ons aan te sluiten bij dit mededogen voor de wereld.
We zijn geroepen om getuigen en boodschappers te zijn van Gods barmhartigheid, om de wereld licht te bieden waar duisternis heerst, hoop waar wanhoop de overhand heeft, verlossing waar zonde is.
Bidden is met mijn hart het Hart van Jezus binnengaan. Op deze manier reis ik naar Zijn hart, om te voelen wat Hij voelt en om Zijn mededogen te ervaren. Ik reis ook naar mijn eigen hart om het te veranderen binnen deze relatie met het Hart van Jezus.”
“De discipel van wie Jezus het meest hield, degene die het hart van Jezus het beste kende, die zijn hoofd op Zijn borst legde (Joh 13,23), was ook de eerste die de verrezen Jezus herkende aan de oevers van het Meer van Galilea (Joh 21,7).
Hoe dichter we bij het Hart van Jezus zijn, hoe meer we Zijn vreugde voelen en hoe meer we waarnemen dat Hij lijdt voor de mannen, vrouwen en kinderen van deze wereld. We erkennen dat Hij vandaag de dag aanwezig is zoals in het verleden en dat Hij werkt in de wereld. Hoe dichter we bij het Hart van Jezus zijn, hoe minder onverschillig we staan tegenover de mensen om ons heen en hoe meer we ernaar verlangen ons met Jezus in deze wereld te verbinden, in dienst van Zijn missie van mededogen.”
Op 9 mei 2020 lanceerde het Wereldwijde Gebedsnetwerk van de Paus officieel het vormingsplatform, De Weg van het Hart.
De schat van het Apostolaat van het Gebed wordt nu zo gepresenteerd dat alle mensen er profijt van kunnen hebben. Dit is de sleutel tot de interpretatie van onze missie, het kompas voor het vernieuwingsproces dat begon in 2009.
We herinneren ons de gebedsintentie van de Paus in de Pauselijke Video boodschap van juni 2020:
“Veel mensen lijden onder de grote moeilijkheden die ze moeten doorstaan. Wij kunnen hen helpen door hen te vergezellen op een reis vol mededogen die het leven van mensen verandert. Dit brengt hen dichter bij het Heilig Hart van Christus dat ons allemaal welkom heet in de revolutie van tederheid. Wij bidden dat allen die lijden hun weg in het leven mogen vinden en zich laten aanraken door het Hart van Jezus.”
Pater Pedro Arrupe (vorig algemeen overste) zag de essentie van de devotie tot het Heilig Hart van Jezus in de vereniging in liefde met God en de naaste, en dat is wat hij wilde voorleven: “Onze manier van handelen is Jouw manier van handelen.”
(bron: https://www.kerknet.be/gebedsnetwerk-van-de-paus/artikel/devotie-tot-h-h...ïeten-daarbij)
Nog even dit: het Apostolaat van het Gebed is wellicht nog bij sommigen bekend door de affiches die elke maand uithingen in de kerken met daarop de gebedsintentie van de Paus.
Vanaf volgende week verleggen we onze aandacht naar de Heilige Catharina.
---------------
Onze patroonheilige: Sint-Catharina
De Heilige Catharina (Koninklijke Bibliotheek Nederland)
Haar naam
Sint-Catharina heeft een Griekse naam die afgeleid is van het woord ‘katharos’ wat “zuiver” betekent. Soms vindt men ook Ekatharina, ‘E’ staat dan voor het lidwoord en dan betekent haar naar: “De Catharina”. Soms voegt men ook aan haar naam “de grote martelares” aan toe.
Haar leven
Veel weten we niet ‘echt’ over haar leven. Eigenlijk zijn er vier verhalen in omloop.
Het eerste verhaal is dat van Eusebius. Hij heeft de eerste kerkgeschiedenis geschreven. Vermoedelijk stierf hij rond 340. Rond het jaar 320 vermeldt hij dat hij gehoord heeft van een adellijke jonge christelijke vrouw van Alexandrië. De Romeinse keizer beval haar naar zijn paleis te komen. Zij weigerde en werd gestraft door verbanning en haar goederen werden aangeslagen.
Is dit de Catharina van Alexandrië? Eusebius laat ons geen naam weten, en ook haar lot is verschillend van de andere verhalen. Toch is het juist dat er christenvervolgingen waren begin van de jaren 300. Een spoor van waarheid kan dit verhaal zeker bevatten.
Het tweede verhaal is ons beter bekend en duikt eerst in het Westen op bij de Italiaanse benedictijn en dichter Alfanus (1058-1085). Haar legende werd mogelijk meegebracht door kruisvaarders en opgenomen in de ‘Gouden Legende’ (einde 13de eeuw). In het Oosten zou het verhaal reeds bekend zijn rond de zesde eeuw. Er is ook een ‘Passio’ (lijdensverhaal) en een Vita (levensverhaal) van Catharina bekend..
In dit verhaal is Catharina de dochter van koning Costes. Zij is wel opgevoed en zeer intelligent. Als keizer Maxentius (305-311) iedereen vraagt om een offer voor de goden te brengen doet zij niet mee. Zij richt zich tot de keizer: “Alleen de ware God mag aanbeden worden”. Vervolgens is er een hele filosofische discussie.
Omdat de keizer het niet kan halen worden vijftig geleerden op Catharina afgestuurd, maar zij weet hen allen te overtuigen om christen te worden. De volgende poging is dat de keizer haar probeert te overhalen zijn vrouw te worden. Maar ook dat mislukt.
Dan volgt de beroemde episode met het Catharinawiel. Maar dat versplintert door de bliksem. Uiteindelijk wordt zij onthoofd. Uit haar hoofd vloeit geen bloed maar melk dat de stad bevrijdt van de pest.
Het derde verhaal is nog recenter. Eerst is het bekend in de Oosterse kerk, vanaf de vijftiende eeuw ook in het Westen. Daarin is Catharina nog steeds de buitengewoon verstandige en knappe maagd die een bruidegom zoekt. Niemand van de stervelingen beantwoordt echter aan haar eisen. Als zij bij een monnik een verschijning van Jezus krijgt wordt zij echter ook door Hem afgewezen. Pas als zij zich laat dopen wordt zij aanvaard als ‘bruid van Christus’ en krijgt zij een ring om haar vinger geschoven door Jezus.
Het vierde verhaal, wellicht uit de achtste of negende eeuw, heeft te maken met haar lichaam. Nadat zij gedood is dragen de engelen het aan het Sint-Catharinaklooster in de Sinaïwoestijn. Dit klooster werd gebouwd rond de jaren 500 door keizer Justinianus.
Wie graag een vollediger versie leest verwijzen wij naar www.heiligen.net met als zoekwoord ‘Catharina’. In het volgende artikel beschouwen wij een aantal kritische elementen bij deze verhalen.
---------------
Enkele kritische bedenkingen
We hebben in het vorige artikel vier verhalen naar voor gebracht over Sint-Catharina. Wat het eerste verhaal betreft, te vinden bij Eusebius, is er veel kans op historische waarheid. De gegevens van zijn verhaal stemmen niet helemaal overeen met de andere verhalen: er is geen naam bekend en ook het lot is verschillend: geen doodstraf maar verbanning en verlies van goederen. Wel stemt de tijdsperiode overeen met de andere verhalen.
Het tweede verhaal dan.
Wie is de heilige Catharina? We vinden veel verschillende versies.
De meest uitgebreide versie zegt dit: De vader van Constantijn de Grote had een zoon, Costes. Die trouwde met de enige dochter en erfgename van het Egyptische koningshuis, Sabellina. Hun eerste kind was Catharina. (zie hiervoor www.heiligen.net)
Elders is zij:
- dochter van een Romeins gouverneur in Egypte,
- dochter van de gouverneur van Alexandrië
- dochter van Cestus, rijk man van Alexandrië
- dochter van Alexandrijnse vorst Cosmas in Egypte
- dochter van koning Costus van Zypern (Cyprus?)
- dochter van koning Coste
- dochter van koning Custos
- dochter van patriciërsfamilie van Alexandrië
- dochter van Costus, gouverneur van Alexandrië
- dochter van adellijke Romeinse familie
- vrouw van Macedonische afkomst uit nageslacht van Alexander de Grote
- Egyptische koningsdochter
De keizer met wie het zich allemaal afspeelt is volgens velen Maxentius (306-312), volgens sommigen echter Maximianus (285-310) of Maximinus (305-313). De Romeinse keizerslijsten zijn in die tijd bijzonder ingewikkeld, de drie namen komen wel in dezelfde periode voor.
Haar geboortejaar en sterfjaar zijn ook weer heel verschillend:
We vinden zowel vermeld 287,282 (samen) als 290 als geboortejaar
Als sterfjaar wordt dikwijls 305 vermeld, maar evenzeer 307 en 310 als mogelijke jaren.
Verder zijn er nog heel wat verschillen in de weergave van het tweede verhaal. Zo gaat het op zeker ogenblik over 40 filosofen die zij bekeert, dan weer over 50 filosofen.
Het derde verhaal, over haar uitverkiezing tot bruid van Christus, is duidelijk van veel latere oorsprong en bevat wellicht geen historische waarheid.
Het vierde verhaal, over het Sint-Catharinaklooster, brengt ook kritische bedenkingen met zich mee. Reeds in de vierde eeuw stond een kapel op de berg Sinaï. Keizer Justinianus bouwt er in 527 een versterkt klooster. Geschriften van bezoekers vermelden haar niet. Eerst rond de jaren 800 zou haar lichaam ongeschonden zijn gevonden.
Het is erg begrijpelijk dat al deze kritische bedenkingen er toe leiden dat het bestaan van de Heilige Catharina in twijfel wordt getrokken. Volgens de Bollandisten (jezuïeten die de heiligenslevens bestuderen) heeft zij bestaan, maar in 1969 wordt zij toch uit de liturgische kalender geschrapt. In 2001 is zij echter weer teruggekomen op het Martyrologium Romanum als vrije gedachtenis. Het wordt onwaarschijnlijk geacht dat haar grootschalige verering op helemaal niets gebaseerd zou zijn. Over die grootschalige verering zullen we het in een volgend artikel hebben.
Nog een van de merkwaardige redenen om haar bestaan voor historisch aan te nemen is dat zij vaak zou verschenen zijn aan Jeanne d’ Arc en aan de heilige Dominicus. De Dominicanen beschouwden haar als hun speciale beschermster.
---------------
De populaire heilige
De heilige Catharina is een heel populaire heilige. We geven hier enkele voorbeelden van haar bekendheid;
In de Romeinse Canon (nu Eucharistisch Gebed 1) werd zij genoemd als een van de zeven primaire heiligen. Het lijstje bevat nu: Felicitas, Perpetua, Agatha, Lucia, Agnes, Cecilia, Anastasia. Maar vroeger werden Felicitas en Perpetua niet vernoemd, wel Maria Magdalena en Catharina.
Zij is een van de veertien noodhelpers. Met de Noodhelpers wordt een groep van veertien heiligen bedoeld die behalve individueel ook als groep worden vereerd en aangeroepen. Ze staan ook bekend onder de naam Veertien Heilige Helpers. Zij worden helpers genoemd omdat zij in het bijzonder zouden helpen bij allerhande ziektes en aandoeningen. Sint-Catharina wordt aanroepen tegen de pest.
“Zij is patrones van de jonge (ongehuwde) meisjes, maagden, meisjes in het algemeen en van echtgenoten en gehuwde vrouwen en van voedsters; van kloosterzusters; van scholieren, studenten, docenten (onderwijzend personeel), wijsgeren, filosofen en theologen, wetenschappers, hoogleraren, predikers, redenaars, schrijvers en dichters; van juristen, advocaten, notarissen en wetgeleerden; van leraren; van bibliothecarissen en boekdrukkers; op grond van het rad uit haar martelgeschiedenis van alle ambachtslieden waar draaibewegingen aan te pas komen zoals molenaars, pottenbakkers, messen- en scharenslijpers, wiel- en wagenmakers, leerlooiers, touwslagers, spinners en spinsters en van daaruit van wevers, naaisters, modisten, modeontwerpers, kleermakers, schoenmakers en lakenhandelaren; van kappers en kapsters; en van tabakshandelaren.
Zij is patrones van bibliotheken, meisjesscholen, van de onderwijzende stand, seminaries, universiteiten (waaronder Parijs).
Haar voorspraak wordt ingeroepen tegen ademnood, barenspijnen, gewrichtsziekten, hersenziekten, hoofdpijn, ringworm ('katrienenrad' of '-wiel'), migraine, ringworm, tongziekten, zweren; daarnaast om tot de dood te volharden en om verdronkenen terug te vinden.
In de Oosterse kerk wordt zij vereerd als heilige genezer.”
(bron: www.heiligen.net/heiligen/11/25/11-25-0310-catharina.php)
Weerspreuk(en)
'Als het vriest op Sint-Katrinadag,
Een harde winter men verwachten mag'
'Doet Sinte-Katrien haar witte mantel aan,
ze blijft er zeven weken rond mee gaan'
'Gelijk het weer is met Sinte-Katrien
zal men het in februari zien'
'Met Sint-Katrien
heeft elk hout wortel.'
'Op Sint Catharina sterkt de winter'
'Sint-Catharina
heeft dikwijls een witte mantel.'
'Sint Katrijn,
gooit de koude steen in de Rijn'
'Sinte-Katrien
houdt haar witte mantel zeven weken aan'
'Sinte Katrien
verschijnt graag in een witte mantel'
'Vorst op Sint-Catharina,
dan vriest het zeven weken lang.'
'Vriest het met Sint Katrien,
dan vriest 't nog zes weken nadien'
'Zo Katrien is in 't wit
volgt een harde winter'
'Zoals de dag van Sinte-Katrijn
zal het de laatste januari zijn'
(bron: www.heiligen.net/heiligen/11/25/11-25-0310-catharina.php)
---------------
Sint-Catharina in de kunsten
De heilige Catharina wordt voorgesteld als een jonge, gekroonde vrouw met los hangende haren. Haar attributen zijn een staf met kruis, boek, zwaard, palm, een meestal gebroken rad en onder haar voeten vaak een overwonnen keizertje (Maxentius).
Op vroege ikonen werd zij staande als een van de heilige keizerinnen uitgebeeld, later nam men in het Oosten de westerse attributen over bij een tronende heilige. In de middeleeuwen is zij vaak in gezelschap van groepen maagden, als patrones van de schenkster van het kunstwerk of met willekeurige heiligen afgebeeld. (nvdr: Dikwijls is zij samen met de heilige Barbara. In dat geval symboliseren zij in de westerse kunst het kloosterleven: Catharina het contemplatieve of beschouwende en Barbara het actieve of apostolische.).
Cycli, opgebouwd uit een keuze uit een kleine veertig scènes uit de Passio en latere legenden, vindt men op ikonen, muurschilderingen, gewelfschilderingen, en glasramen.
Soms werd haar leven in zijn geheel afgebeeld, meestal echter alleen het verhaal van haar marteldood.
Als losse scène overheerste vanaf de 14e eeuw de voorstelling van Catharina's mystieke verloving, zo goed als altijd met het Jezuskind meestal op de schoot van Maria of soms op de schoot van een Sint-Anna-te-Drieën); een enkele maal met de volwassen Christus.
Daarnaast komen ook het dispuut met de filosofen en haar apotheose voor.
Een Bretonse bewerking van de Catharina-tekst uit de Legenda Aurea, die in 1576 gedrukt werd, eindigt na een rake schildering van de dramatis personae met een verhaal over een naar de Sinaï gepelgrimeerde monnik, die daar zo vurig bad dat hij er een vingerkootje van de heilige als reliek ontving.
De humanist Pietro Aretino schreef in 1540 een fraai en dramatisch leven van Catharina.
In de 16e eeuw was de opvoering van Catharina-stukken populair, ongetwijfeld vanwege haar vermeende koninklijke afkomst, de triomfantelijke momenten in het dispuut van de maagd met de filosofen en haar martelingen. Jezuïetenauteurs leverden daar de teksten voor.
Rossi (ca. 1635), Predieri (1709) en Feo (1714) componeerden oratoria op het martyrium van Catharina. Zowel het mysteriespel van Liebling als het muziekdrama van Tinel) ontstonden in 1908.
Ingekort overgenomen uit: Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten
(1992)–Louis Goosen. Voor de volledige en zeer interessante tekst zie
https://www.dbnl.org/tekst/goos020vana03_01/goos020vana03_01_0039.php
---------------
Enkele volksgebruiken
Trijnsmelken, Katrijnsmelken of Sinte Catrijnsmelken was een boerengebruik in westelijk Nederland: het was iedereen geoorloofd andermans melkvee uit te melken dat nog rondliep in de wei in de nacht rond 25 november (de naamdag van Sint Catharina). Het gebruik is bekend in de provincie Zuid-Holland en de stad Utrecht.
(bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Trijnsmelken)
Catherinettes wordt gevierd op 25 november, de naamdag van St. Catharina van Alexandrië, maagd en martelares, de patroonheilige van jonge meisjes.
Deze traditie waarbij meisjes een spoedig huwelijk wordt toegewenst, is (in gewijzigde vorm) bewaard gebleven. Ze is afkomstig uit het milieu van naaisters en mode waar traditioneel een uiterste zorg werd besteed aan het maken van hoeden ("de la coiffe"). Het meisje kreeg een hoed op in de traditionele kleuren geel en groen, twee kleuren die eigenlijk voor een hoed niet bij elkaar passen. De traditie is aanzienlijk afgezwakt, maar in sommige professionele kringen bestaat ze nog steeds, soms ironisch.
Op de naamdag van St. Catherine worden vrijgezelle medewerkers van modehuizen in Parijs gewoonlijk ontvangen op het stadhuis. Ook worden geschenken door hun werkgevers aangeboden en van hun collega’s krijgen ze een hoed.
(bron: https://www.allesfrans.com/spip/spip.php?article2330)
Al sinds mensenheugenis gaan de Arendonkse kinderen op 25 november van deur tot deur om Sinte-Katharina te zingen. Vroeger gingen de kinderen van huis tot huis met een uitgeholde biet en daarin een kaarsje. Nu nemen ze een lampionnetje mee en hopen zo zakken vol met snoepgoed bij elkaar te zingen.
(bron: https://arendonk.be/vrije-tijd/toerisme-en-erfgoed/erfgoed-en-bezienswaa...)
Verder is er ook nog sprake van Sint-Catharinagebak (in de vorm van een wiel). Er zijn in Nederland verschillende oude Sint-Catharinagildes (van boogschutters) enz.
---------------
Rond de kerk van Sint-Catharina, op het kerkhof, staan er zeven kapelletjes met taferelen uit het leven van Sint-Catharina en Sint-Markoen. Enkele weken geleden verscheen hierover reeds een artikel van F.D.C. in het parochieblad (nr. 39, eind september van dit jaar).
Nog even, ter herinnering, de zeven kapelletjes gewijd aan Sint-Catharina zijn de volgende:
H. Catharina, voorbeeld van godsvrucht.
H. Catharina verdedigt haar geloof
H. Catharina bekeert de heidenen
H. Catharina, het mirakel
H. Catherina: glorierijke martelie
H. Catharina naar haar graf gedragen
H. Catharina onbeschadigd teruggevonden
In Vlaanderen en Brussel zijn er in het totaal 24 kerken toegewijd aan de Heilige Catharina, waarbij niet altijd duidelijk is of het onze Catharina is of Catharina van Siëna. Ze is dus nog niet vergeten. Twee gemeenten vernoemen onze heilige: Sint-Katarina Lombeek en Sint-Katelijne Waver
Hiermee beëindigen we onze reeks over Sint-Catharina.
In een volgend nummer zullen we Maria-Goretti behandelen. De gemeenschap van Maria-Goretti heeft immers jaren een sterke band gehad met de parochie van Sint-Vincentius.
---------------
Onze patroonheilige: Maria-Goretti
Vaandel Maria Goretti
Maria-Goretti, de naam die indertijd gekozen werd voor de kapel op de Blaisantvest, is de volgende in onze reeks heiligen. Om exact te zijn: de kerk van de Blaisantvest werd toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw Koningin, maar aangezien de eerste kapel (die in een fabrieksrefter was gevestigd) de naam van Maria-Goretti droeg is deze naam verder bekend gebleven.
Maria-Goretti is de jongste persoon die ooit werd heilig verklaard. Het is de moeite waard om haar levensloop hier eerst weer te geven.
Maria Goretti werd geboren op 16 oktober 1890 te Corinaldo in Italië. Op 17 oktober werd zij gedoopt en, zoals haar naam het suggereert, toegewijd aan Maria.
De familie Goretti was een arme familie. Het gezin had zeven kinderen, maar de oudste stierf heel vroeg. Maria was de derde van de zes overblijvende. Haar vader, Luigi Goretti, bezat een kleine boerderij maar moest deze opzeggen vanwege financiële moeilijkheden. Zo verhuisde het gezin naar de buurt van de Pontijnse moerassen in Zuid-Italië. Daar huurde haar vader een boerderij. De familie Goretti bewoonde de benedenverdieping, op de bovenverdieping verbleef een weduwnaar met zijn zoon, Alessandro Serenelli.
De vader van Maria overleed op 6 mei 1900 aan malaria. Zo werd Maria de grote steun van haar moeder in het huishouden. Ze deed het graag en zei vaak: “Jezus kan ons niet in de steek laten”. De Serenelli’s, die boven hen wonen en met hen de keuken delen, maakten ondertussen het leven van de familie Goretti moeilijk door hun liederlijk gedrag.
Maria was een vroom kind en had een groot verlangen om haar eerste communie te doen. Probleem was wel dat zij eerst nog moest leren lezen en schrijven. Daar kwam een oplossing voor en op 6 juni 1901 was het voor haar de stralende dag waarop zij de communie ontving. (noot: volgens weer andere bronnen was dit eerst op 29 mei 1902).
Snel opgegroeid leek zij reeds 15 jaar hoewel ze nog maar 12 was. Haar bovenbuur kreeg dan ook veel interesse in haar, maar Maria weerde hem gedurende maanden telkens af. Daarom vroeg ze haar moeder verschillende malen om haar niet alleen thuis te laten, zonder de reden echter te vertellen.
Op 5 juli 1902 slaagde Alessandro er in haar moeder van huis weg te lokken. Van die gelegenheid maakte hij gebruik om Maria op te zoeken. Deze zat op de drempel van het huis een hemd te verstellen en lette ondertussen op haar kleine zus. Hij wou met haar naar bed, maar zij weigerde en verweerde zich. Daarop stak hij haar neer. Door de veertien messteken werd zij zwaar gewond, maar kon toch nog om hulp roepen. Met de hulp van geburen werd zij naar het ziekenhuis gebracht, maar daar stierf ze op 6 juli 1902. Bij haar overlijden had zij een kruisbeeld vast en een medaillon van Onze Lieve Vrouw.
Voor te sterven echter kon ze nog kunnen biechten, de communie ontvangen en – wat toch wel heel bijzonder is –haar moordenaar vergeven: “Ik vergeef hem, en ik wens dat hij ook later bij mij in de hemel zal zijn”.
Alessandro werd vrijwel onmiddellijk vastgegrepen. Omdat hij nog minderjarig was (hij was toen 19 jaar) kreeg hij geen levenslang, maar ‘slechts’ dertig jaar. Tijdens zijn gevangenschap zou hij nog een bekering doormaken, waarover we later uitgebreider zullen vertellen. Na de dood van Maria kon haar moeder niet langer voor de kinderen zorgen. Zij stond ze af voor adoptie.
In de jaren na de dood van Maria werden haar buren aangetrokken door haar jong leven, goed gekende vroomheid en haar verlangen naar zuiverheid. Geleidelijk aan groeide de devotie tot haar. Er werden mirakels aan haar toegeschreven en in 1947 werd zij zalig verklaard, op 24 juni 1950 werd zij heilig verklaard.
Kort daarop, rond kerstmis 1950, begon de missie van de paters Jezuïeten op de Blaisantvest. De keuze voor Maria Goretti als patroonheilige was vlug gemaakt.
---------------
Na de dood van haar moordenaar, Alessandro Serenelli (6 mei 1970), vond men in een verzegelde enveloppe de volgende brief:
‘Ik ben nu bijna tachtig jaar oud; mijn leven loopt ten einde. Wanneer ik terugkijk op vroeger moet ik bekennen dat ik in mijn jeugd een slechte weg ben gegaan; ik maakte er een puinhoop van. Ik bezag de wereld door de ogen van het nieuws, het vermaak en de slechte voorbeelden die door vele jongeren worden gevolgd zonder na te denken. Er waren ook mensen die hun geloof in praktijk brachten, maar daar schonk ik geen enkele aandacht aan, verblind als ik was door een brute kracht die mij steeds meer bergafwaarts duwde.
Op mijn twintigste beging ik een lustmoord; alleen al als ik eraan terugdenk vervult mij dat nu met afschuw. Maria Goretti is nu een heilige. Zij was de goede engel die de Voorzienigheid op mijn pad had gebracht om mij te redden. Haar woorden van verwijt en vergeving staan mij in mijn ziel gebrand. Zij bad voor mij; zij was een voorspraak voor haar moordenaar. Dertig jaar gevangenschap waren het gevolg. Als ik niet minderjarig was geweest, zou ik levenslang gekregen hebben. Ik berustte in het vonnis dat ik had verdiend. Ik was schuldig.
De kleine Maria was inderdaad mijn licht, mijn beschermster. Met haar hulp gaf ik in de gevangenis zevenentwintig jaar lang blijk van goed gedrag. Ik verlangde ernaar een eerzaam leven te leiden, als de mensengemeenschap mij tenminste nog een kans wilde geven. Zonen van Sint Franciscus, de kleine Kapucijnen van Marche, verwelkomden mij met engelachtige liefde, niet als een knecht, maar als een broeder. Ik heb nu vierentwintig jaar lang hun leven mogen delen. Nu wacht ik in alle zuiverheid op het moment dat ik God zal mogen zien en mijn geliefden van weleer zal mogen omhelzen, en dat ik dichtbij mijn beschermengel mag zijn en haar lieve moeder Assunta.
Ik hoop dat degenen die deze brief van mij zullen lezen, mogen leren van het prilste begin af het kwaad te ontvluchten en altijd het goede te doen. Houd het geloof voor ogen met zijn regels: niet als iets waar je ook zonder zou kunnen, maar veeleer als een ware vertroosting, de enige veilige weg in alle omstandigheden, al zijn die nog zo ellendig. Vrede en alle goeds voor jou.
Alessandro Serenelli.’
(bron: http://www.heiligen.net/heiligen/07/06/07-06-1902-maria.php)
---------------
De heiligverklaring van Maria-Goretti in 1950 werd door velen bijgewoond. Voor de eerste keer in de kerkgeschiedenis vond deze plaats op het Sint-Pietersplein. Aanwezig zowel haar moeder als haar moordenaar. Deze had vooraf vergeving gevraagd aan haar moeder.
Nog enige andere wetenswaardigheden:
Maria Goretti wordt afgebeeld in boerenkleding of in een witte jurk. Vaak draagt ze witte lelies en een dolk. Tevens is zij patroonheilige tegen armoede en de dood van ouders en voor kinderen, meisjes, martelaren, slachtoffers van verkrachting en armen.
(bron: https://kro-ncrv.nl/katholiek/encyclopedie/g/goretti-maria)
Over haar leven zijn er boeken geschreven en verscheidene filmen gemaakt.
Wat kan Maria-Goretti betekenen voor onze tijd?
Het ideaal van ‘zuiverheid’ en ‘maagdelijkheid’ waarvoor Maria-Goretti staat is voor velen iets van het verleden. Toch blijft dit nog altijd betekenis hebben. In deze tijd maakt zij duidelijk dat niemand slachtoffer mag zijn van de verlangens van anderen. Wat met haar gebeurd is blijft een pijnlijke verwijzing dat ook vandaag al te veel kinderen, jongeren en volwassenen lijden onder soortgelijke situaties, soms tot de dood toe.