Op Aswoensdag verzamelden heel wat parochianen in de kerk van Sint-Vincentius voor de aswijding.
Het betekende meteen ook de start van de veertigdagentijd, de vasten.
Het werd letterlijk en figuurlijk een warme viering.
Warm van het vuur van de palmtakjes, doorspekt met warme woorden van hoop en geloof, van ommekeer en nieuw begin.
Bij de ritus van de asoplegging hoorden we de woorden uit psalm 1:
Gelukkig de mens
die niet gaat naar de plaats
waar onrecht wordt beraamd.
Gelukkig wie niet het pad kiest
van de aanstokers van het kwaad.
Gelukkig wie niet zit in de kring
van de verwaanden met hun grootspraak,
maar die wel genoegen vindt
in de leefregels van de Ene
en zijn aanwijzingen zoekt dag en nacht.
Zo iemand is als een boom
die zijn wortels uitstrekt
tot in de waterbedding
en vrucht draagt op zijn tijd,
een boom die altijd groen is.
Wat zo iemand doet,
het zal gedijen.