We gaan op bedevaart naar Assisi omdat Franciscus blijft boeien. Zijn geboortestad is gelegen in de prachtige streek van Umbrië met zijn begroeide heuvels en betoverende, heerlijke vergezichten. Voor veel tijdgenoten is hij een gids en een bron van inspiratie. Hij wordt een pelgrim genoemd die in eenvoud leefde in een wonderlijke harmonie met God, met de natuur en met zichzelf. Daarvoor heeft hij echter een innerlijke strijd moeten leveren.
De vader van Franciscus was een rijke lakenkoopman, zijn moeder Pica was van vermoedelijk Franse afkomst. Toen er eens een bedelaar in de winkel kwam en om een aalmoes vroeg, wees Franciscus hem eerst af. Hij kreeg echter spijt, ging de man achterna en gaf hem een rijke aalmoes. Na veel problemen met zijn vader die zijn gedrag afkeurde en hem zelfs opsloot, gaf Franciscus in het bijzijn van de bisschop, die als bemiddelaar wou optreden, zelfs zijn kleren terug aan zijn vader Pietro Bernardone, met de woorden dat hij zijn vader niet meer was maar dat alleen de Vader in de hemel zijn vader was. Op een dag kwam hij voorbij het kerkje van San Damiano waar het kruisbeeld plotseling tot hem begon te spreken: ‘Franciscus, herstel mijn huis dat in verval is geraakt’. Dit vatte hij eerst letterlijk op en begon aan het herstel van het kerkje. Op dat moment had paus Innocentius III (1161 - 1216) een droom waarin hij zag dat de basiliek in Rome bijna een ruïne was. Maar een kleine, arme man stutte haar met zijn eigen rug.
Niet veel later ontmoette hij een melaatse waarbij hij eerst afkeer voelde bij het zien van diens misvormd gelaat. Hij ging evenwel naar de melaatse toe en kuste zijn hand. Hij kreeg van de melaatse de vredeskus. Toen hij zich omdraaide, was de melaatse plots verdwenen. Spoedig kwamen er broeders die hem wilden volgen. Samen met hen ging hij naar de paus in Rome om goedkeuring te verkrijgen van hun levenswijze. Franciscus vond het heel belangrijk om steeds met de kerk verbonden te blijven Ze vestigden zich in een verlaten hut voor dieren.
Eens was Franciscus in Gubbio dat werd geteisterd door een vraatzuchtige wolf die dieren en mensen aanviel en verslond. Franciscus ging naar de wolf toe die grommend op hem kwam afgestormd met opengesperde muil. Hij maakte een kruis over de wolf en sprak hem bestraffend toe, maar steeds met de aanspreking: ‘broeder wolf’. De wolf werd mak als een lam, legde zijn poot in die van de heilige en ging mee naar de stad. Franciscus zei dat het omwille van hun zonden was dat God deze beproeving toeliet. De bewoners van Gubbio beloofden de wolf voortaan te eten te geven. Nog twee jaar ging de wolf in de stad rond, deed niemand kwaad en werd door de bewoners gevoed tot hij stierf. In die tijd leefden er ook 3 beruchte rovers die bij het klooster van Monte Casale om aalmoezen kwamen bedelen. In eerste instantie wezen de broeders de rovers af. Franciscus zei echter dat zondaars gemakkelijker tot God werden gebracht door goedheid in plaats van door bittere verwijten. Daarom liet hij de broeders naar hen toegaan met brood en wijn. Door dit hartelijk gebaar en de vriendelijkheid die hen werd bewezen, bekeerden ze zich later en traden in als broeder. Hun schedels zijn bewaard gebleven. Aan Franciscus hebben we ook de kerststal te danken ter herinnering aan de geboorte van Christus. Hij liet hooi aanvoeren en een os en een ezel brengen en preekte over de geboorte van de arme koning. Toen er een kruistocht werd georganiseerd, ging Franciscus mee met hen, niet om te vechten maar om een gesprek aan te gaan met de sultan al Malek die een vredelievend man was. Hierdoor werd aan de franciscanen voortaan de toelating gegeven om de heilige plaatsen te bezoeken. Franciscus liep een oogziekte op in het heilig land wat haast tot blindheid leidde. Hij trok zich een tijdlang terug in de grotten van la Verna omdat de broederschap een andere richting uitging dan hijzelf wilde en hij geen leider meer wilde zijn. Christus verscheen hem daar in de vorm van een gekruisigde seraf, een engel met 6 vleugels als vertegenwoordiger van Gods’ liefde, waarbij hem de wondtekenen werden ingeprent. Tot zijn dood, 2 jaar later, verborg hij deze wonden die hem veel pijn bezorgden. Bij zijn dood in Santa Maria Degli Angeli zag een broeder zijn ziel opstijgen in de vorm van een lichtende ster.
Franciscus wou leven met alle schepselen in een wonderlijke harmonie met elkaar als broeders, in alle eenvoud en soberheid en zonder uitoefening van macht over anderen. Alleen het liefdevolle omgaan met alle schepselen was voor hem de leidraad in zijn leven.
In onze getormenteerde wereld waar alleen macht en bruut geweld heersen, is hij een lichtend voorbeeld van hoe we met elkaar kunnen omgaan, zoals God het heeft gewild.
Laat ons evenwel Clara niet vergeten die zich ‘het plantje van Franciscus’ noemde. Ze was een adellijk meisje dat Franciscus had horen spreken en zijn voorbeeld wou volgen. Zij heeft een leven van luxe afgezworen om een teruggetrokken, biddend leven te leiden. Haar strijd om volledig bezitloos te leven, in harmonie met haar medezusters, werd de leidraad in haar leven. Hun voorbeeld laat ons zien dat het wel degelijk mogelijk is om zo in de wereld te staan en God te dienen en te eren.
We voelen de aandrang om het levensprogramma van Franciscus in onze tijd opnieuw gestalte te geven: het bevorderen van medemenselijkheid, een dialoog aangaan met andersdenkenden, sober leven en oproepen tot zorgzaam omgaan met de natuur.
Acht eeuwen scheiden ons van de ‘broeder uit Assisi’ maar zijn vriendelijke groet:
‘Vrede en alle goeds’ blijft nazinderen in onze harten.
Lidwina Martien
Franciscus en de melaatse