Micha 5, 1-4 / Lucas 1, 39-45
Zondag 22 december 2024
Er zijn twee manieren om naar de toekomst van de wereld te kijken: We kunnen zeggen dat het altijd zo geweest is en dat het allemaal wel zo zal blijven, onder het motto dat er niets nieuws onder de zon is, zoals de oude Grieken zegden. Of we kunnen zeggen dat de moeilijkheden van nu moeten opgelost worden en dat we dan ook de moeite doen om verandering te brengen. Vanaf in de Oudheid spraken de vrome mensen van de wil van de goden, die het zo geschikt hadden, maar het joodse volk vertrouwde op een barmhartige God Jahwe die redding zou brengen. Dat is dan ook de boodschap van de profeten, zoals we ook vandaag in de eerste lezing van Micha hoorden. Het is wel een merkwaardige tekst, want hij ziet de tussenkomst van God niet als een oppermachtige en gewelddadige ingreep in de geschiedenis, maar als een gebeuren door iemand die geboren wordt in een onbeduidend dorp Bethlehem. Toch komt Hij uit het geslacht van David en zal Hij als een herder voor het volk zorgen. Dit alles zal hij doen met de kracht die God Hem zal geven. Deze hoop op een Messias zonder machtsmiddelen die reeds acht eeuwen voor Jezus’ geboorte werd uitgesproken, botste met heel wat verwachtingen van een machtig leider die Israël met militaire macht over de andere volken moest overheersen.
Wanneer Lucas zijn lezers uit het Hellenistisch heidendom de boodschap van Jezus moet duidelijk maken, bereidt hij hen voor door wat we kennen als het kindheidsevangelie met de verhalen vanaf de geboorte van Johannes de Doper tot twaalfjarige Jezus in de tempel. Deze duidelijk niet historische teksten willen ook ons de sfeer laten aanvoelen, waarin de boodschap van Jezus begrepen moet worden, tegen elke tijdsgeest in van macht en onderdrukking van mensen in. In het grote gebeuren dat aangekondigd wordt, gaat het steeds om de zachte krachten van het leven. Als Maria die zo belangrijke rol als moeder van de verlosser op zich gaat nemen, doet ze al wat Jezus ons wil leren: ze denkt in de eerste plaats aan de andere, de zwangere Elisabeth die ze wil gaan helpen. Volgens het verhaal zou ze wel meer dan honderd kilometer te voet en zwanger over de bergen afgelegd hebben om haar nicht bij te staan. Zo zal de verlossing mogelijk zijn als deze begint met iedereen die zijn verantwoordelijkheid op zich wil nemen en in Jezus’ spoor de nood van de naaste ziet en stap voor stap met de kleine goedheid de liefde onder de mensen verspreidt. Zo kon Elisabeth Maria prijzen als de gelovige vrouw die niet alleen door de geboorte maar ook door de realisatie van Gods boodschap in hulpvaardigheid de verlossing van de mensheid in gang zette.
Nu we de komst van Jezus met Kerstmis gaan gedenken, rust ook op ons de opdracht zijn boodschap naar Maria’s voorbeeld uit te voeren. In een maatschappij waar alles meer en meer georganiseerd wordt en heel wat problemen als armoede en werk maar definitief opgelost kunnen worden door politieke beslissingen zoals we in de Welzijnsactie voor waardig werk duidelijk hebben gehoord, is toch de stimulans tot verbetering niet door de structuren begonnen, maar elke keer door de fijngevoeligheid van iemand die zich tot naaste maakte van iemand in nood. Zo weten we met het voorbeeld van de Frans-joodse filosoof Levinas dat de ambtenaar in zijn functie van ambtenaar de tranen van iemand aan het loket niet ziet maar als medemens ziet hij ze wel en kan hij werken aan de verbetering van de wettelijke bepalingen. Kunnen we bovenop ons politiek bewustzijn ook zoals Maria aanvoelen wat de andere aan hulp nodig heeft? Niet alleen met Kerstmis maar heel het jaar door moeten we haar voorbeeld volgen en Jezus’ boodschap tot in de kleinste situaties erkennen. Dan beseffen we dat Bethlehem belangrijker is dan de hoofdstad Jeruzalem!
Rik Corens