HOMILIE VAN RONALD SLEDSENS IN DE VIERING VAN DE PASTORALE EENHEID OP ZONDAG 19 OKTOBER
Nu weten jullie ineens waar dat gebaar van de priester die in de mis zijn armen naar omhoog steekt om te bidden, vandaan komt. Die eerste lezing die jullie hoorden is best wel een grappige lezing, denk ik. De Amalekieten – dat is in de Bijbel het woord voor de slechteriken – zijn aan het vechten met de Israëlieten. En Mozes staat opzij met zijn armen naar boven en, zolang dat hij die naar boven houdt, winnen de Israëlieten, maar, als hij ze laat zakken, verliezen ze. Mozes lijkt een beetje de coach aan de rand van het voetbalveld, maar dan een coach die het niet volhoudt, want hij moet hulp vragen van Aäron en Chur om zijn armen in de hoogte te houden. Nu, dat herkennen we allemaal. Als je het moeilijk krijgt, als je de moed verliest en je armen laat zakken, dan ben je blij dat je vrienden of mensen hebt die jou er weer bovenop helpen.
Nu zegt die lezing nog iets anders: Mozes steekt zijn armen in de hoogte om te bidden. En dus wil dat verhaal ook zeggen dat je niet mag ophouden met bidden en met geloven. En ook dat je dat geloven niet volhoudt, als je het alleen moet doen. Daarom krijgt Mozes hulp. Daarom komen wij hier samen vandaag met een grote groep mensen om duidelijk te maken dat we dat geloven niet alleen doen. Daarom staan jullie, ouders van de vormelingen, achter jullie zonen en dochters omdat ze het niet moeten alleen doen.
Maar dat onophoudelijk bidden? Waar is dat goed voor? Die soldaten van Mozes waren waarschijnlijk een beetje bijgelovig; het feit dat hun coach erin geloofde, maakte hen sterk. Maar God heeft die opgeheven armen van Mozes niet nodig om wondere dingen te doen en, had Mozes zijn armen omlaag gedaan, zou God het niet hebben opgegeven. Maar die jonge krijgers misschien wel.
Mozes bidt dus. Maar bidden wat is dat? Ooit hoorde ik mijn neefje bij mijn zus in de living luid roepend tegen God zeggen: “Lieve God, geef me asjeblieft een crossfiets!” Waarop mijn zus zei: “Je hoeft niet zo te roepen. God is niet doof.” Maar mijn neefje antwoordde nuchter: “Nee, maar opa zit in de keuken!”
Meestal bidden mensen om iets te vragen. En dat is gezond want dat drukt hoop en vertrouwen uit. Maar dan bidden ze eigenlijk toch een beetje tot een God die ze zelf bedacht hebben als een soort van Sinterklaas. En dat is gevaarlijk, want als je ziekte niet geneest en je wordt gebuisd op je examen, dan stelt die God wel erg teleur.
Hoe moet bidden dan wel? Laten we eens kijken wat Jezus daarvan vindt. Als Hij bidt, zegt Hij “Onze Vader”. Hij zegt papa tegen God. En dan blijkt dat Jezus van zijn papa helemaal niks wil. Hij zet hem niet op de plek van Sinterklaas. Hij vraagt geen gezondheid, uiteraard geen crossfiets. Hij houdt gewoon van die papa daarboven. Daarom zegt hij: “Laat je toch zien! Laat je kennen, laat van je horen.” Hij zegt het een beetje anders: “Uw rijk kome, uw wil geschiedde, uw naam worde geheiligd.” Maar het betekent: “Papa, kom!”
Voor Jezus is God degene die hij zo hartstochtelijk mist. Degene die er niet is. Die komen zal. Jezus zegt eenvoudig: “Vader, papa.” Vervolgens vraagt hij niet om het een of het ander. Hij drukt alleen driemaal zijn verlangen uit naar Gods koninkrijk. Dat is zijn gebed: “Uw wil ..., Uw Rijk ..., uw Naam...!” Niet mijn wil, niet mijn verlangens zullen me gelukkig maken, maar uw naam, ‘vrede en gerechtigheid.'
En Jezus is een realist. Aan de ene kant ziet Hij de werkelijkheid zoals ze is. En die zit voor Hem vol arme weduwen, verloren gelopen zoons, collaborerende tollenaars, corrupte rechters en een man die beroofd wordt door een paar onverlaten, maar geholpen wordt door een migrant alias Samaritaan. En met dat zootje ongeregeld bouwt God zijn Koninkrijk op.
En daarom ziet Jezus aan de andere kant tegelijk altijd de werkelijkheid zoals die worden kan. Dat laatste station noemt hij Gods koninkrijk.
En volgens Hem zijn we geroepen om daarvoor onze handen uit de mouwen te steken. Want als Jezus naar het hier-en-nu kijkt, ziet Hij met pijn dat God er niet is. Zijn koninkrijk ontbreekt. Dit hier is niet zijn wil. Het mag zijn naam niet hebben. Er is geen brood voor iedereen vandaag. Er is te weinig barmhartigheid en mildheid en er is te veel kwaad dat ons verscheurt.
“Geeft ons het nodige brood, vergeef ons onze schuld en laat het kwaad zwichten.” Bidden is voor Jezus niet iets vragen, maar verlangen naar een betere planeet. Dat is de kern van Jezus' gebed. En daar kunt ge volgens Hem nooit genoeg voor bidden omdat diegene die daarvoor bidt, tegelijk ook altijd iemand is die bereid is om er iets voor te doen. En als we dat volhouden, dan komt het er vroeg of laat ook van – net zoals die weduwe in het evangelie die blijft geloven in het recht tegen de corrupte rechter in – en dan zal dit gebed verhoring vinden. Voor Jezus is bidden een lied van verlangen, niet van behoefte.
En als jullie, jonge mensen, beste vormelingen voortdurend zijn verlangen naar een betere planeet delen, dan zijn jullie onafgebroken aan het bidden en klaar voor jullie vormsel.
Ronald Sledsens