Ze verzamelen namelijk met honderden in Scherpenheuvel voor de Vlaamse Misdienaarsdag. Ook vier misdienaars uit de Bavoparochie zullen erbij zijn. Het stemt vreugdevol om te zien dat jonge mensen zich willen engageren in ons kerkwerk. Het doet terugdenken aan de preek van Frédéric Caulier enkele weken geleden. Hij gaf een prachtig getuigenis over zijn tijd als misdienaar. Ideaal om de misdienaarsdag aan te kondigen.
Donderdagavond werd ik even overmand door wat paniek. Zondag zou ik immers moeten preken. Maar de bladzijden die voor mij lagen waren om half tien ‘s avonds nog steeds blanco. Dat hoeft geen drama te zijn, als de ideeën voor een preek maar al in het kopje zitten maar ook daar was het ‘leegte’ troef. Lege bladzijden, tabula rasa, op papier en in het hoofd. En diep in mijzelf welde een stoute gedachte op: ‘waarom moet er in een viering toch altijd worden gepreekt?’
Emmaüs
In het prachtige Emmaüsverhaal uit het Lucasevangelie, zijn er, net als in mijn hoofd de voorbije week, ook leegtes en onduidelijkheden, zaken die niet gezegd worden. Problemen zijn er al met het dorpje Emmaüs, dat zich op 60 stadiën ofwel 11,5 kilometer van Jeruzalem bevindt. Archeologen en bijbelgeleerden hebben zich gek gezocht om Emmaüs te lokaliseren, maar op de aangegeven afstand is geen spoor van enig dorpje te vinden. Sommige geleerden menen dat er een schrijffout in het spel is. Emmaüs zou niet op 60 maar op 160 stadiën van Jeruzalem vandaan liggen en op die afstand zijn wel degelijk resten van een dorp gevonden. Maar ik wil het opnemen voor de evangelist Lucas. Zou deze gecultiveerde evangelist, patroonheilige van kunstenaars, zijn werk niet nagelezen hebben voor hij het de wereld instuurde? En Lucas was bovendien arts. Die mensen kunnen toch juiste cijfers op een briefje schrijven? Van een arts kan je je toch niet voorstellen dat hij 160 mg antibiotica zal voorschrijven, als dat maar 60 mg moet zijn.
Ons dorp
Is het mogelijk dat Lucas het bewust over een fictief dorp heeft, een dorp enkel bestaande in de verbeelding, een dorp door niemand gekend, maar juist daardoor een plek waar iedereen zichzelf kan in herkennen? Emmaüs kan je naar eigen goeddunken invullen. Leerlingen van Jezus die uit Nazareth kwamen konden evengoed lezen: ‘na de dood en begrafenis van Jezus gingen twee volgelingen van Jeruzalem naar Nazareth’. Wij mogen hier vandaag misschien zeggen: ‘na de gebeurtenissen op Goede Vrijdag keerden wij ontmoedigd naar ons eigen dorp terug’, om… ja, om wat te doen eigenlijk? Ook dat wordt niet verteld, wat die twee in dat onooglijk dorpje te zoeken hebben. Maar de richting die zij uitstappen onthult iets over hun gevoelstoestand: zij stappen weg van het lege graf, weg van de plek waar de poort van hoop en geloof mysterieus geopend stond…, weg ook van de vrouwen die als eerste getuige zijn van de verrijzenis. Lieten die vrouwen zich immers niet leiden door valse emoties en verkondigden zij geen beuzelpraat?
Leegte
En er zijn nog leemtes in het verhaal. Eén van de Emmaüsgangers, Kleopas, wordt bij naam genoemd, maar waarom vermeldt Lucas niet ook de naam van de tweede wandelaar? Mogen wij dat element ook naar eigen goeddunken invullen? Kunnen wij daar ook onze naam in de plaats zetten: ‘Op de eerste dag van de week waren twee leerlingen, Kleopas en Fré (of Johan, of Chris), op weg van Jeruzalem naar Lochristi?’ Als we ons echt inleven, moeten we toegeven dat we ons na de gebeurtenissen van Goede Vrijdag net zo gevoeld moeten hebben als de Emmaüsgangers: die Jezus waar we zo veel van verwacht hadden, maar die nu zo vernederd is gestorven aan een kruis, is blijkbaar niet de Messias. Het is een oneerbiedige vergelijking, maar wat doen heel wat voetbalsupporters als hun ploeg zwaar op verliezen staat: juist, ze verlaten het stadion nog voor het eindsignaal weerklinkt, kwestie van sneller bij de wagen en terug thuis te zijn. Ook voor de Emmaüsgangers was de match van de hoop verloren… En in grote stilte vertrokken zij, weg van Jeruzalem… met versteende en verkilde harten.
Vreemdeling zonder praatjes
Maar, een vreemdeling vervoegt ons tweetal. Geen vreemdeling die onmiddellijk met wijze praatjes, met gouden raad van tante Kaat ‘om zich beter te voelen’ op de proppen komt. Wel een vreemdeling die eerst de Emmaüsgangers laat praten, hun hart laat luchten, die ruimte maakt voor hen gevoelens en verzuchtingen. Wij, kwetsbare mensen, mogen oprecht tegen God spreken. Wij, kleingelovige mensen, mogen ons ongeloof tegen God uiten. Wij, wanhopige mensen, mogen ons verdriet aan Hem tonen. Had Jezus het ons trouwens zelf niet voorgedaan op het kruis toen hij tegen zich Vader riep: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’
En dan legt onze mysterieuze vreemdeling de oude Schriften uit. Die blijken heel wat meer waarheid en inhoud te bevatten dan de Emmaüsgangers voor mogelijk hadden gehouden. Ze raken gefascineerd, begeesterd. Langzaam krijgen ze andere ogen. Wie is die man toch? Zijn woorden klinken zo warm, zo vertrouwd en tegelijk ook zo… nieuw.
Gepreek
Maar onze vreemdeling weet dat ‘gepreek’ niet voor het grote inzicht zal zorgen. En dat brengt me terug tot mijn grote vraag: ‘moet er altijd gepreekt worden??’ Jezus brengt de Emmaüsgangers tot de plek waar er niet gepreekt, maar waar iets gedaan kan worden. En aan de herberg worden de Emmaüsgangers ‘volgelingen’ in de echte betekenissen van het woord, en ze worden dat niet door simpelweg te luisteren maar door iets te doen: ze nodigen een man die ze nog niet waarachtig kennen uit om met hen maaltijd te houden. En aan de tafel waar het brood wordt gebroken en gedeeld: herkennen ze Hem, met hoofdletter H.
Klokken
Goede mensen, als ik even terugdenk aan hoe ik zelf gelovige ben geworden, dan herken ik mezelf in de Emmaüsgangers die Jezus herkenden door wat er gebeurde aan de Tafel en niet door wat er allemaal gezegd werd. En in de Paastijd, zeker in de Goede Week gebeuren er meer zaken in de kerken dan dat er dingen worden uitgelegd.
Als misdienaar raakte ik vroeger gefascineerd door de kerklokken die plots luid tekeer gingen in de dienst op Witte Donderdag en ik vroeg me af waarom de koster nog tijdens de mis de altaardoek al weg nam, ik voelde het juk van het kruis door op Goede Vrijdag echt een zwaar kruis te moeten dragen omringd door kandelaars en ik kreeg tranen in mijn ogen op de paaswake toen dat eenvoudige maar hartverwarmende licht de donkere kerk werd binnen gedragen. En op die avond waren de kerklokken daar terug en ze klonken precies… opgewekter!
To do
Ook buiten de kerk, op onze persoonlijke weg van Jeruzalem naar Emmaüs en terug moet het geloof eerder gedaan ipv gepreekt worden. Er valt in de maatschappij en in deze parochie zoveel te doen. En we mogen ons in onze Bavoparochie gelukkig prijzen met al die broodbrekers in kerk op zondag, zij die staan te zingen en te musiceren, die op het einde van de viering een kopje koffie of drankje voorzien, die de vormelingen begeleiden op weg naar hun zalving, die zorg dragen voor zieken en rouwenden, die … Het to do-lijstje is lang.
Er is in onze taal een mooi spreekwoord dat op de Emmaüsgangers zeker van toepassing is: ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt’. Wel, ook onze Emmaüsgangers konden na het brood dat ze aten in de herberg niet zwijgen en ze keerden terug naar Jeruzalem om hun verhaal te delen met de leerlingen.
Misschien moet ik over 14 dagen maar wat enthousiaster zijn, als ik terug ‘mag’, en niet ‘moet’, preken over die verrezen Heer.
Frédéric Caulier