In mijn studententijd zat ik één jaar op de tuinbouwschool in Vilvoorde en één van de vakken ging over sierstruiken. Op geregelde tijdstippen waren er toetsen en moesten we takken van bomen en struiken herkennen, ook in de winter, zonder blad dus. Telkens een spannende bedoening voor mij. Ik herinner we nog weinig van al die soorten maar één struik zal ik nooit vergeten: de fluweelboom. Zelfs de Latijnse naam ken ik nog altijd: Rhus typhina. De twijgen zijn zacht behaard en voelen aan als fluweel, vandaar zijn naam. Na de bloei vormen de vruchten rode pluimen als vurige toortsen die staan te pronken tussen de bladeren die dieprood verkleuren in de herfst. Eens je de boom hebt ontdekt zal je hem niet gauw vergeten, je ziet hem wel eens in tuinen. Zijn beeld bleef me altijd nabij en de toortsvormige pluimen doen me vaak aan Pinksteren denken. De struik staat als het ware vol vurige tongen maar deze foto is maar een maand oud, helemaal geen Pinkstertijd dus. Maar toch, moet het vuur ook niet buiten de Paas- en Pinkstertijd in ons branden? ‘Dat het licht in ons mag blijven branden, laaiend vuur, het dove niet’ zingen wel eens in de liturgie. In de aanloop naar het nieuwe pastorale werkjaar wens ik aan eenieder dat vuur toe…