Het grote pijporgel boven
In 1947 begon Leo Leysen zijn 21ste jaar als pastoor van Onze-Lieve-Vrouw Middelares. Op 22 april 1946 was hij 40 jaar priester gewijd. De parochiegemeenschap bood hem, ter gelegenheid van zijn priesterjubileum, een orgel voor zijn parochiekerk aan.
Het instrument werd gebouwd door het Huis Alfons Joris uit Hasselt. Alfons Joris, geboren in Zichem op 6 december 1907, leerde het orgelbouwersvak bij zijn vader Felix en zijn oom Leonard in Averbode. Hij was naast orgelbouwer ook onderwijzer. Bij zijn overlijden in 1975 werden de activiteiten van de familie Joris in de orgelbouw beëindigd.
Het orgel in onze kerk had 18 spelen, 25 handregisters, 2 voettreden, 7 koppelingen aan de voeten en 1079 pijpen.
Op 19 oktober 1947 werd het instrument plechtig gewijd en ingehuldigd door E.H. Emile De Winter, pastoor-deken van Berchem, bijgestaan door pastoor Leo Leysen. Dat gebeurde “onder het roerend gezang van de gregoriaanse psalm 150”, zoals het Handelsblad op 21 oktober 1947 berichtte.
Daarop volgde een plechtig lof “waarin het parochiaal zangkoor zich onderscheidde bij de wel verzorgde uitvoeringen van Planus-Cantusmotetten (d.i. eenstemmig gregoriaans) onder begeleiding van orgelist-titularis Jos Joris die ons tevens de edele klanken van het nieuwe speeltuig deed waarderen in keurbladzijden van Johan Sebastian Bach, Heinrich Scheidemann en Wilhelm Friedrich Bach”, zo verslaat journalist E. Painparé het gebeuren in dezelfde krant. Dat wordt bevestigd door een recensie in La Métropole van daags erop. Het parochiale zangkoor zong “Oculi omnium”, het graduale van Sacramentsdag, en “Benedicta est Tu”, het graduale van het feest van Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen. Het lof werd afgesloten met een samen gezongen “Tantum ergo”.
Daarop volgden nog twee recitals, verzorgd door eminente organisten als Albaan de Witte, verbonden aan Sint-Joriskerk en leraar, en Clement D’Hooghe, verbonden aan Sint-Pauluskerk, leraar aan het Koninklijk Conservatorium en directeur van de Berchemse Muziekacademie. Clement D’Hooghe (Temse, 21/04/1899-Wilrijk, 01/04/1951) woonde in de parochie aan de Elisabethlaan.
Albaan De Witte bracht drie stukken ten gehore: de Prelude en de Fuga in Es van Johan Sebastian Bach, de “Prière à notre Dame” van Léon Boëllman en het Derde Koraal van César Franck.
Clément D’Hooghe speelde de Toccata en Fuga in d van Johan Sebastian Bach, “De Beiaard van Westminster” van Louis Vierne, de Toccata uit de 5de Symfonie van Charles-Marie Widor en bracht uit eigen werk zijn Elegie (een in memoriam van de slachtoffers 1940-1944), een stuk uit zijn 2de Symfonie en een Allegro assai.
Jos Joris was titularis-organist van onze kerk van 1944 tot 1964. Voor hem speelden August Beyens, koster-organist van december 1926 tot bij zijn overlijden in oktober 1934, en Emiel van den Buys, koster-organist van februari 1935 tot oktober 1944. Jos Joris werd in september 1964 opgevolgd door Paul Matthyssens.
Luc Thiessen die sinds 2015 regelmatig op dat orgel speelt, kwam erop uit dat die beschrijving niet meer klopt en dat het orgel vandaag geen 18, maar 22 registers heeft.
De uitbreiding van het orgel
Om meer te weten te komen over die uitbreiding, raadpleegde Luc op zijn speurtocht organist Jan Van Mol die ons orgel ook vaak bespeeld heeft.
Jan bezit het boek “De inventaris der orgels van 1983”.
De schrijver daarvan baseert zich op een referentielijst van Orgelbouwer Stevens uit Duffel.
De voormalige orgelmakerij van de familie Stevens, is één van de oudste en vermaardste orgelbouwers van België. De zaak was in 1822 gesticht door orgelbouwer Th. Smet Van Thienen; het bedrijf is vermoedelijk circa 1892 overgebracht naar de Leopoldstraat in Duffel.
Zo werd duidelijk dat ons groot orgel in 1962 verbouwd werd door Orgelbouwer Stevens uit Duffel.
De speeltafel is van Jos Stevens, en waarschijnlijk ook de orgelkas.
Jos Stevens zal dus waarschijnlijk de dispositie uitgebreid hebben.
De dispositie is het geheel van registers, speelhulpen, manueelverdeling en technische details van een pijporgel. Elk orgel heeft zijn eigen dispositie, en die maakt het karakter van het orgel uit. Een dispositie wordt voor elk te bouwen orgel apart door de orgelbouwer in ruggenspraak met de opdrachtgevers vastgesteld. Factoren die de keuze voor een dispositie beïn-vloeden zijn de omvang van het instrument, de beschikbare ruimte, de akoestiek en de financiële mogelijkheden.
Het is wel eigenaardig dat er nergens melding gemaakt wordt van het (plechtig) inspelen van het vernieuwde orgel.
In het parochieachief is daarover niets te vinden. Misschien in dat van de kerkfabriek? Dat wordt nog opgezocht.Wordt vervolgd
Het instrument wordt nagezien en hersteld door orgelmaker de Munck-Claessens uit Sint-Niklaas.