BEZINNING
Psalm 25 - Een lied van David
Heer, ik verlang naar u.
Op u vertrouw ik, God.
Laat me niet alleen!
Zorg dat mijn vijanden me niet verslaan,
laat ze niet om me lachen.
U helpt mensen die op u vertrouwen,
maar u straft mensen die u niet trouw zijn.
Heer, laat mij zien hoe ik moet leven,
wijs mij de goede weg.
Leer me om trouw te zijn aan u,
zeg me wat ik moet doen.
Want u bent mijn God, u bent mijn redder.
Ik hoop op uw hulp, elke dag weer.
U bent altijd goed geweest voor uw volk.
Wees dan nu ook goed voor mij.
Toen ik jong was, heb ik veel verkeerd gedaan.
Heer, vergeet het! Denk daar niet meer aan.
U bent toch goed en trouw?
De Heer is goed en eerlijk,
hij leert slechte mensen om goed te leven.
Hij wijst ook de goede weg
aan mensen die op hem vertrouwen.
Hij zegt hun wat ze moeten doen.
De Heer is altijd goed en trouw
voor mensen die hem gehoorzaam zijn.
Ik weet hoe goed u bent, Heer.
Vergeef me mijn zonden, hoe groot die ook zijn!
De Heer wijst de goede weg
aan mensen die hem trouw zijn.
Hij zegt hun hoe ze moeten leven.
Dan worden ze gelukkig,
en hun kinderen zullen in vrede leven.
De Heer is dichtbij voor mensen die hem trouw zijn.
Hij geeft hun zijn wetten en regels.
Heer, ik denk steeds aan u,
want u redt mij van mijn vijanden.
Kom bij me en laat me uw liefde zien,
want ik ben ongelukkig en alleen.
Ik word steeds banger,
bevrijd me uit de ellende!
Zie hoe moeilijk ik het heb,
en vergeef me al mijn zonden.
Zie hoeveel vijanden ik heb,
zie hoe ze mij haten en bedreigen.
Bescherm mij en red mij!
Bij u zoek ik hulp, laat me niet alleen.
Ik wil altijd goed en eerlijk leven,
en ik vertrouw op u.
God, bevrijd Israël,
bevrijd uw volk uit alle gevaar.
Vertaling Bijbel in gewone taal
BIJ DE LEZINGEN
Geen woorden, maar daden
Er zijn mensen die altijd tegensputteren, ze zeggen neen als je hen iets vraagt, maar uiteindelijk doen ze toch wat van hen gevraagd wordt, zij het misschien met slepende voeten.
Er zijn ook mensen die ja zeggen, maar ze denken neen, ze beloven alles wat hun gevraagd wordt, maar als puntje bij paaltje komt, brengen ze er niets van terecht.
Schijn bedriegt, in de twee gevallen.
Een parabel van Jezus
Daarover gaat het in de korte parabel van de vader met zijn tegenstribbelende en zijn gewillige zoon (Mt. 21, 28-32). Jezus vertelt die Jezus toen Hij in een fel dispuut met de priesters en Schriftgeleerden gewikkeld was. Jezus was aangekomen in Jeruzalem en door het volk onthaald als ‘de profeet uit Nazaret’. In de tempel vragen de leiders Jezus naar zijn gezag om hem daarmee te strikken. Jezus doorziet hen en ontmaskert hun opzet door te vragen hoe zij tegenover Johannes de Doper staan. Als ze negatief reageren op Johannes de Doper, wacht hen de hoon van het volk, als ze positief antwoorden kunnen ze de vraag verwachten: ‘waarom handelen jullie dan niet in de geest van Johannes?’ En ze zeggen huichelachtig: we weten het niet.
Daarop houdt Jezus hun de gelijkenis van twee zonen die anders handelen dan ze zeggen, van wie de één wel en de ander niet de wil van vader doet.
De parabel eindigt met de vraag: wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan? De hogepriesters en oudsten van het volk antwoordden: ’De zoon die neen zei en ja deed.’
Jezus zegt hun dan: ‘Luister goed naar mijn woorden: ‘Tollenaars en hoeren komen eerder in Gods nieuwe wereld dan jullie. Want Johannes de Doper kwam bij jullie. Alles wat hij deed, was Gods wil. Jullie geloofden hem niet, maar de tollenaars en de hoeren geloofden hem wel. Jullie zagen dat, maar jullie kregen geen spijt van je ongeloof.’
De parabel laat haarscherp zien dat het niet aankomt op fraaie woorden, maar op het doen. Niet de praatjesmakers, pochers en wijsneuzen, niet de machthebbers in hun grootheid hebben deel aan waarachtig leven, maar zij die doorgaan voor zondaars en hoeren zullen voorgaan in levenskunst. Zij hebben het hart van God geraakt in hun vaak armzalig, maar waarachtig zoeken naar levensgeluk.
Leven en sterven bij Ezechiël
Dat zegt ook de passage van de profeet Ezechiël in de eerste lezing. De profeet Ezechiël was priester in de tempel in Jeruzalem en werd in 597 voor Christus met een eerste groep ballingen weggevoerd naar Babel. Daar trad hij vanaf 593 voor Christus op als profeet, enerzijds om zijn volk, zijn medeballingen, te vermanen vanwege hun ontrouw aan JHWH en anderzijds om het volk te bemoedigen in deze ballingschap door te wijzen op de voortdurende trouw van JHWH.
De gekozen passage zegt: “Als een goed mens ophoudt met goed te leven, en slechte dingen gaat doen, dan zal hij sterven. En als een slecht mens spijt krijgt van zijn misdaden, en zich goed gaat gedragen, dan zal hij blijven leven. Hij hoeft niet te sterven.” (Ez. 18, 25-28)
Hoe de woorden leven en sterven verstaan? Wim van Stiphout verwoordt het zo: “Leven is een manier van handelen, waarin men naar de geboden van JHWH leeft, waarin men omziet naar de naaste door rechtvaardig te handelen. Sterven is daarentegen een wijze van handelen waardoor men op een dood spoor zit en slechts kwaad en rampspoed veroorzaakt, zich buiten de gemeenschap plaatst en daarmee buiten de genade of barmhartigheid van JHWH.”
Jezus vertelde niet alleen die parabel, hij was hem ten voeten uit. Kijk maar welke mensen Hij rond zich verzamelde en met wie Hij gemeenschap wilde vormen. Uitgestotenen, mensen die het volgens de klerikale leiders van toen niet hadden verdiend. De mens mag mens blijven, ook al heeft hij gefaald.
Met psalm 25, de psalm van deze zondag, bidden we: ’Maak mij, Heer, met uw wegen vertrouwd, zet mij op het spoor van uw waarheid … God is goed en geen bedrieger, wie dwalen wijst hij rechte wegen. Arme en ootmoedige mensen geeft hij de kracht zijn wegen te gaan.’
De Schola gregoriana zal de viering meditatief omlijsten met gepaste gezangen.
De Werkgroep Liturgie