Bezinning
Take me to the alley
Ze versieren hun huizen
om de komst van de koning voor te bereiden
en ze zetten de wegen af
met glinsterende linten.
Dan zullen ze verbaasd staan
als ze hem horen zeggen:
Breng mij naar het steegje,
breng me naar degenen wier leven is geteisterd,
breng me naar de eenzamen
en naar hen die de weg kwijt zijn.
Dat zij het horen:
ik ben je vriend,
kom naar mijn tafel,
rust hier in mijn tuin,
ge zult amnestie krijgen.
lied van Gregory Porter (1971)
Bij de lezingen
Achtentwintigste zondag door het jaar A: een vreugdevol feest!
Dit weekend schuiven we aan tafel voor een rijkelijk banket én voor een bruiloftsmaal. God nodigt uit!
Slecht voor onze cholesterol, maar goed voor onze spirit, want je wordt er blij van!
Boven op de berg
Een visioen uit de profeet Jesaja (25, 6-10a) zegt:
“In die dagen zal de Heer van de hemelse machten
op de berg Sion voor alle volken
een maaltijd aanrichten,
een maaltijd van vette spijzen
en van belegen wijnen,
een maaltijd van vette, mergrijke spijzen
en van geklaarde, belegen wijnen …
Hij zal de dood voor eeuwig vernietigen
en van alle aangezichten zal Hij, de Heer,
de tranen wissen …
Op die dag zal men zeggen:
Dat is onze God, op wie wij hoopten:
Hij heeft ons gered!
Dat is de Heer op wie wij vertrouwden:
laat ons jubelen en ons verheugen
om de redding, die Hij ons gebracht heeft!”
God is Israël én de volkeren troostend nabij. Hij is een redder. Dit is een visioen dat alle volkeren aangaat en het speelt zich af boven op een berg, vindplaats van God!
Met een stralend gezicht
Als evangelie horen we een gelijkenis van Matteüs over een bruiloftsmaal (22,1-[10]14). We baseren ons op een commentaar van Harry Tacken.
De context van de parabel: “De gelijkenis van het bruiloftsmaal maakt deel uit van een groter geheel. We bevinden ons in het laatste gedeelte van het evangelie waarin de spanning steeds verder oploopt. De context van onze lezing wordt gevormd door de confrontatie van Jezus met zijn opponenten [= tegenstanders]. Aanvankelijk is Jezus in debat met de hogepriesters en de oudsten van het volk, later blijken ook de Farizeeën eraan deel te nemen. Terwijl Jezus in de tempel onderricht aan het geven is, confronteren ze hem met de vraag naar zijn bevoegdheid. Hoe legitiem is alles wat Jezus doet? Ongetwijfeld komt die vraag voort uit de gebeurtenissen van de dag ervoor: de feestelijke intocht in Jeruzalem en de daaropvolgende ‘reinigingsactie’ in de tempel. Dat alles heeft ook verontwaardiging teweeggebracht.
Jezus trekt in het debat het initiatief volledig naar zich toe door drie samenhangende gelijkenissen te vertellen:
- over iemand met twee zonen,
- over een landheer met een wijngaard,
- over een bruiloftsmaal.
De parabel van de koninklijke bruiloft sluit dus aan bij twee wijngaardparabels van de voorbije zondagen.
De volgorde is bepaald niet willekeurig, want elke gelijkenis gaat weer een stap verder dan de vorige. Jezus levert daarbij zelf al commentaar. En hij betrekt zijn toehoorders actief in het verhaal. De spanning loopt daardoor voelbaar op.
Jezus vertelt in de gelijkenis over een koning die een bruiloftsfeest wil geven voor zijn zoon. Voor een belangrijk feest liet de gastheer in de Bijbelse tijden meestal een dubbele uitnodiging uitgaan. De eerste uitnodiging werd ruim van tevoren verspreid en diende om het feest aan te kondigen. Eigentijds uitgedrukt: zo kon men de datum reserveren in de agenda. De tweede uitnodiging had plaats wanneer het feest aanstaande was en op punt van beginnen stond.
De gasten die aldus door de dienaren van de koning één en andermaal uitgenodigd worden, weigeren echter te verschijnen op het feest. De hele onderneming loopt zelfs uit op een drama met mishandeling en moord. De koning is zeer ontstemd en neemt ferme strafmaatregelen tegen de aanstichters van het kwaad …
Het bruiloftskleed in de gelijkenis verwijst naar een gezindheid die past bij het geroepen worden en naar een levenswijze die daarmee correspondeert. Uitgenodigd worden is één, maar op gepaste wijze daar gehoor aan geven is nog iets anders. Vrijblijvendheid is daarom ook uit den boze. Wie de uitnodiging en wat daarbij komt kijken niet hoogst serieus neemt, loopt alsnog een groot risico om buiten geworpen te worden.”
Of om het met de woorden van dominicaan B.J. Declercq te zeggen: “Het ging niet om de kleding maar om de gezindheid. Als je naar een feest gaat, moet je er echt aan deelnemen en bijdragen tot de feestelijke stemming. Je mag geen muurbloempje of bankzitter spelen …
Kerkgangers vergeten te licht dat ze per definitie feestgangers zijn. Vroeger zei men dat je naar de kerk moet gaan om je 'zondagsplicht te vervullen'. Nu doe je het om 'eucharistie te vieren'. Je gaat naar een feest, iedere zondag en nog een aantal keren op een kerkelijke hoogdag.
Waar christenen samenkomen om eucharistie te vieren, zouden ze elkaar moeten aansteken met feestelijke vreugde. De feestelijke gezindheid zou ook zichtbaar moeten blijven als we de kerkdeur achter ons dichttrekken. Ik zou durven zeggen: ze moet nog afstralen van ons gezicht. Dan kan het gebeuren dat iemand die we tegenkomen ons zegt: je ziet er vandaag stralend uit. En we antwoorden: ja, ik kom van een feest.”
De Werkgroep Liturgie