Bezinning
Wij geloven in Jezus van Nazareth,
de Mens die werkte en leefde tussen de armen
als één van hen.
Hij was machtig in woord en daad.
Hij kwam op voor de verdrukten
en verdedigde de zaak van de zwakkeren.
Hij liep langs allerlei wegen
en nodigde de mensen uit
om verbonden met elkaar te leven.
Hij leerde ze op een nieuwe wijze liefhebben.
Hij doorstond alle pijn en lijden
en ook het onrechtvaardig handelen van de machtigen.
Tenslotte stierf Hij en had nog steeds de mensen lief.
Wij geloven in die Jezus en in zijn droom:
een wereld van iedereen en voor iedereen,
een wereld van vrije mensen,
één lange tafel van broers en zussen.
Wij geloven in die Jezus en in zijn droom:
geen onrecht meer, geen honger meer,
Een wereld van vriendschap en vrede.
Wij geloven in die Verrezen Jezus.
hij die werd voor ons: de Weg, de Waarheid
en het opwekkend leven.
Wij geloven in die Jezus
die blijvend aanwezig komt
in ons dagelijks bestaan,
in onze broer en zus,
in de angst van de arbeider,
in de gekromde rug van de landbouwers,
in de strijd voor rechtvaardigheid.
Wij geloven in die Jezus,
sterkte voor de armen,
hoop voor de zwakken.
Wij geloven in die Goede Vader
die Jezus droeg
en ook ons allen wil dragen.
Bron onbekend
Bij de lezingen
Zondag 22 oktober: negentwintigste zondag door het jaar A en Missiezondag
De lezingen uit Jesaja en het evangelie van Matteüs brengen beide een grote buitenlandse heerser ter sprake die in hun tijd het wereldtoneel domineert. Jesaja noemt koning Cyrus de Grote van Perzië (6de eeuw voor Christus). Matteüs zinspeelt op Tiberius (keizer van 14-37 na Christus).
God en de belastingen (Mt 22, 15-21)
Ter overweging bij het evangelie een homilie van dominicaan Rob Moens (1930-2013):
“In Jezus’ tijd haatte iedereen de Romeinse bezetter en de keizer van Rome. De Romeinen zelf hadden geen enkel respect voor het Joodse volk. Maar sommige Joodse kringen probeerden commercieel profijt te halen uit de situatie. Zo waren de Herodianen, aanhangers van koning Herodes. Ze waren slippendragers van de keizer en de Romeinen. Uit schrik waren ze kruiperig en gedwee en verborgen hun innerlijke haatgevoelens. Ze wilden alleen munt slaan uit de Romeinse bezetting, macht en invloed krijgen en hun rijkdom vermeerderen. Zoals ze probeerden in het gevlei te komen bij de Romeinen, begonnen ze Jezus te vleien wanneer ze hem ontmoetten om hem, samen met de Farizeeën, te kunnen strikken;
Ze bewierookten Jezus en zeiden dat hij totaal oprecht was en niemand naar de ogen zag. Ze stelden de netelige vraag of men belasting moest betalen aan de keizer of niet. Jezus wist dat ze hem wilden vangen. Als hij zei dat ze belasting moesten betalen, verloor Hij zijn gezicht bij zijn landgenoten, want die belasting was het symbool bij uitstek van de gehate Romeinse overheersing. Als Hij zei dat ze geen belasting moesten betalen, kon men hem aanklagen bij de Romeinen, die Hem dan konden arresteren.
Jezus doorzag hun valsheid. Hij vroeg hen een belastingmunt te tonen. Vrome joden hadden dat nooit op zak, want de beeltenis van de keizer stond er op. Op het randschrift kon je lezen: ’Keizer Tiberius, zoon van de goddelijke Augustus.’ Dat was voor de joden een gruwel. Het was immers godslasterlijk! Een goddelijke keizer! Zo’n geldstuk was voor de joden letterlijk ‘slijk der aarde’. Dat de Herodianen zo’n vuil en verachtelijk geld bij zich hadden, bracht hen al in verlegenheid.
Nog meer het antwoord van Jezus: ’Geef terug aan de keizer wat hem toekomt en aan God wat God toekomt.’ In feite zei Jezus: als jullie, Herodianen, commercieel profijt halen uit de bezetting en het met de Romeinen op een akkoordje gooit en met hen handeldrijft, betaal dan maar belasting en geef de keizer zijn smerige geld terug. Maar veel belangrijker is dat je God geeft wat hem toekomt.
Jezus wilde geen politieke figuur zijn. Voor de Joden waren godsdienst en politiek niet gescheiden. De volgelingen van Jezus dachten dat hij vroeg of laat koning zou worden en de Romeinen zou verdrijven. Ze konden zich geen Messias voorstellen die niet tegelijk een politieke rol zou spelen. Maar Jezus was geen soort ayatollah. Hij had geen politieke, maar een profetische opdracht. Hij wilde aan God geven wat God toekomt. Als we geloven dat God liefde is en niets anders dan liefde, dan komt God wederliefde toe. Lof, eer, dankbaarheid in gebed en liturgie. Maar die godsliefde is gelijkoorspronkelijk met mensenliefde. De profeet Jezus beaamde het eerste gebod van de godsliefde, maar hij voegde er het tweede aan toe dat eraan gelijk is, dit van de mensenliefde. Wie geraakt is door Gods liefde, wil die doorgeven. In Matteüs 25 staat het als fundament en als uiteindelijk criterium: ’Wat je aan de minste van de mijnen doet heb je aan mij gedaan!’ We kunnen God en mens nooit van elkaar scheiden.
In de Bijbel zullen de profeten erop wijzen dat God moet gedààn worden. God gebeurt. Hij is altijd een geassocieerde God, geen vreemde en verre God. Hij is één met ons. Profeten roepen op, om in ons leven God de kans te geven om te gebeuren. Daarom gaat het altijd in de Bijbel om de God van bevrijding. God wil bevrijden uit alles wat wij ’slavenhuis’ noemen: uit alle vormen van uitbuiting en mensonwaardigheid. Profeten roepen op tot ‘gerechtigheid’.
Zoals wij op 22/10, Missiezondag, opnieuw oproepen tot gerechtigheid. Dat betekent niet alleen dat we opnieuw in onze portemonnee tasten. Het hart gaat boven het geld. Geld redt de wereld niet en maakt niet gelukkig. Waar het gaat om missie, werd de economische wereld té sterk benadrukt. De missie heeft natuurlijk geld nodig, maar allereerst moet het geld een missie krijgen. De zakken met geld vullen kan niet het doel zijn van missionering. Daar kwam het soms op neer. Vroegere missionarissen waren handige bedelaars. De armen in de derde wereld mogen we niet langer slaafs afhankelijk maken van het rijke Westen. Ze moeten zelf middelen vinden om te kunnen bestaan. We moeten hen helpen tot zelfredzaamheid, door solidariteit, gebaseerd op bevrijdende broederlijke relaties. Het komt aan op gemeenschap met elkaar: armen met elkaar en rijken met armen.
Destijds bezocht ik in Kinshasa een abdij van Norbertijnen, gesticht door de abdij van Postel. Iedereen, blanken en Afrikanen waren volledig gelijkwaardig en leefden gemeenschappelijk op dezelfde voet. Op gebied van gebedsleven, werk, huisvesting, studie, ontspanning was er geen enkel onderscheid. Iedereen leefde in dezelfde Congolese stijl. Christenen in de Derde Wereld moeten ijveren om levende, dynamische gemeenschappen te vormen waar ze met elkaar participeren in volledige openheid. Er zijn dan ook geen bazen en knechten meer en geen rijken en bedelaars, maar enkel ‘broers en zussen’, kinderen van dezelfde God-Vader.
En als wij christenen van het Westen aan God geven wat hem toekomt, nl. zijn wil tot bevrijding en gerechtigheid, dan moeten onze christelijke gemeenschappen en verenigingen veel méér bezig zijn met wat aan de armen toekomt. Dan komen we bij onze keizer terecht, bij de staat en de politiek. Zowel hier als in de wereld van de derde landen is de staat en de politiek oorzaak van armoede, door slecht beleid, door slechte economische en sociale structuren, en bovenop nog door ‘verkeerde mensen’. Denk maar aan onze eigen banken met hebzuchtige bankiers en nog meer hebzuchtige lonen en hun weigering om rechtvaardig te verdelen. Dan komen we terecht in de heikele en complexe controversen van kerk en staat, godsdienst en politiek, geld en christendom.”
De campagne van Missio
Rob Moens legt de link naar Missiezondag: “Missionering vandaag heeft daar alles mee te maken. In Jezus’ tijd was kritiek op de keizer levensgevaarlijk. In onze tijd is kritiek op politiek beleid levensnoodzakelijk. Als het hart boven het geld gaat en de gemeenschapszin boven het individualisme, raken we aan Gods universele Liefde. Dit staat niet afgebeeld op een geldstuk, maar wel ingeprent in het diepste van ons hart.”
Op de website van Missio lezen we de slogan van de oktobercampagne 2017 met uitleg. De slogan luidt ‘tegen de stroom in’. Want wie tegen de stroom ingaat, komt uit bij de bron!
“Missio kiest ervoor bewust stil te staan daar waar de samenleving maar blijft verder razen. Missio nodigt uit om staan stil bij onszelf, ons geloof en de mensen rondom ons. Omdat Missio gelooft in verbondenheid. In de wereldkerk. Dat vertaalt zich in een nieuwe visie op 'missie': samen bouwen aan een wereldwijde kerkgemeenschap, in verbondenheid en uitwisseling. Het land dat Missio vooruitschuift, is Zuid-Korea. Zuid-Koreanen weten beter dan wie ook wat het betekent te leven in een razendsnelle, hoogtechnologische samenleving. En toch hebben tradities en religies er een plaats. Meer nog, het christendom groeit er. De dynamiek in de geloofsgemeenschap draagt daartoe bij. En daar kunnen wij nog van leren. In verbondenheid met elkaar en lokale kerkgemeenschappen wereldwijd.”
De band tussen evangelie en de eerste lezing (Jes. 45,1.4-6)
Jezus spreekt en handelt in de lijn van Bijbelse profeten. Zij roepen op tot ‘gerechtigheid’ en keren zich tegen alle vormen van uitbuiting en mensonwaardigheid. Dat horen we ook in de eerste lezing van Jesaja waarin de Perzische koning Cyrus de joden zal bevrijden van de Babylonische ballingschap en zo gestalte geeft aan een bevrijdende God. Cyrus wordt “de gezalfde van de Heer” genoemd, een bevrijder in Gods naam. Een gedurfd beeld voor een ‘heidense’ machthebber, niet?
Conclusie
De lezingen doen ons nadenken! Hoe geven wij in onze tijd en situatie aan God wat hem toekomt? Wat stralen wij in ons doen en laten uit als beelddragers van de Schepper en Bevrijder? Wat betekent dat voor ons, omgaan met de schepping en met onze medeschepselen? Wat leren we van zijn menslievendheid, van zijn gerechtigheid en barmhartigheid? Waar zetten wij dat in, in ons dagelijks leven? Van waaruit leef ik, denk ik na, zeg ik en doe ik dingen? Geef ik eigenlijk aan God, waar Hij waarde aan hecht?
De Werkgroep Liturgie