Bezinning
Weet je het nog
– vraagt God –
vorige week?
Hoe Ik je uitnodigde
met Mij de berg op te gaan en
te ervaren dat Ik je ‘nieuw leven’ geef?
Datzelfde kan elke dag gebeuren.
Ook jij kan ‘levend water’ zijn
voor de mensen om je heen,
net zoals Jezus dat was
voor de Samaritaanse.
Misschien heb je het gemerkt
in de voorbije weken:
dat mensen die jou ontmoeten,
‘nieuw leven’ vonden,
of omgekeerd:
dat jij ‘nieuw leven’ vond bij anderen.
Misschien ook niet.
Je hebt nog enkele weken tijd
om ‘nieuw’ te worden, op je paasbest.
Erwin Roosen In Een vuurwerk van tederheid p. 35
Naar de bron
De lezingen van de derde zondag van de vasten gaan over ‘dorst’ en ‘water’. Over water dat de dorst niet lest en over water dat leven geeft.
Dorst en water zijn hier metaforen voor een bepaalde manier van in het leven staan, ze zijn beeldspraak voor een zekere levenshouding.
In de eerste lezing staan Mozes en het volk tegenover elkaar. In het evangelie ontmoet Jezus een Samaritaanse vrouw bij een waterput, vindplaats van nieuw leven.
Mozes en het volk
De eerste lezing van de vasten gaat steeds over een belangrijk moment uit het Oude Testament. In de passage uit het boek Exodus klaagt het volk van Israël tegen Mozes. In de woestijn hebben ze dorst en ze voelen zich door God in de steek gelaten en ze zeggen tot Mozes: “Geef ons te drinken, geef ons water!”
Het volk maakt Mozes ook verwijten alsof de uittocht zijn project zou zijn, terwijl Mozes zelf er diep van overtuigd is dat het God is die door hem werkt en die zijn volk uit Egypte leidt. Daarom antwoordt hij hen: “Waarom maakt u mij verwijten? Waarom stelt u de HEER op de proef?”
Het volk antwoordt hem: “Waarom hebt u ons uit Egypte weggevoerd? Om ons van dorst te laten sterven, met onze kinderen en ons vee?”
Mozes roept dan God aan. En hij krijgt de volgende opdracht: “Ga samen met een aantal van de oudsten van Israël voor het volk uit. Neem de staf waarmee je op de Nijl hebt geslagen in je hand en ga op weg. Ik zal je opwachten op de rots bij de Horeb. Als je op de rots slaat, zal er water uit stromen, zodat het volk te drinken heeft. Mozes deed dit, in het bijzijn van de oudsten van Israël.”
Een opstand was niet ver af. Het volk moest in de woestijn leren wie God eigenlijk is, een God die zijn volk niet in de steek laat.
Het vertrouwen van Mozes staat tegenover de twijfel van het volk. Twee contrasterende levenshoudingen …
Jezus en de Samaritaanse vrouw
Het thema van het water speelt ook een cruciale rol in de lange evangelietekst uit het Johannesevangelie. Jezus is op doortocht door Samaria. Dat alleen is al ongehoord. Doorheen de tijd hadden de Samaritanen zich vermengd met de Assyriërs. Voor het Joodse volk waren ze dus onrein. Men moest absoluut vermijden met Samaritanen in contact te treden en hun grondgebied te betreden. Had je de pech toch met een Samaritaan in contact te komen, dan werd je zelf onrein.
En Jezus? Tegen alle vooroordelen, tegen alle religieuze geboden, tegen alle vanzelfsprekendheden die de joden van generatie op generatie door hebben gegeven, trekt Jezus doorheen Samaria. Meer nog, hij knoopt een gesprek aan met iemand uit Samaria. En niet met een gewoon iemand uit het volk, maar met een vrouw. En bovendien met een vrouw die zelfs door haar eigen gemeenschap als een grote zondares wordt beschouwd. Het is immers veelzeggend dat de vrouw alleen en in de ondraaglijke middaghitte water moet komen halen. Water putten doen de vrouwen immers in groep. En in vele culturen is de waterput de plek bij uitstek om te roddelen en nieuwtjes uit te wisselen. Deze Samaritaanse vrouw hoort er duidelijk niet meer bij. Ze heeft vijf mannen gehad en diegene waar ze nu bij is, ‘is haar man niet’, zo lezen we.
En met deze vrouw, deze paria, deze zogenaamd onreine mens, start Jezus een gesprek. De vrouw zelf is verbijsterd. ‘Hoe kunt u als jood drinken vragen aan mij? Joden willen namelijk niets met Samaritanen te maken hebben.’ Maar Jezus herhaalt zijn vraag. En wat begint als een banaal gesprek over water en dorst hebben, neemt al gauw een andere wending. Jezus spreekt over het water in de put dat de echte dorst niet lest. En hij belooft dat hij water zal geven aan mensen. Water dat als een diepe bron opborrelt in het innerlijk van mensen en ervoor zorgt dat men nooit meer dorst zal lijden. Bovendien maakt Jezus duidelijk dat geloven eerder een levenshouding is, een manier van zijn, van omgaan met andere mensen. Het maakt allemaal niet uit waar je gaat bidden of waar je je geloof beleeft. Het gaat er om hoe je het beleeft. Ondermeer door vooroordelen te negeren en naar mensen toe te stappen. Door te praten met anderen, door hen te zien staan. Door hen letterlijk te ont-moeten. Je dwingt de andere tot niets. Hij moet niets doen of denken voor jou. In het gesprek met jou moet de andere niets. Hij mag ont-moeten.
De Samaritaanse vrouw begrijpt wat Jezus bedoelt. Zij begrijpt waar de apostelen nog totaal geen besef van hebben. De leerlingen bevinden zich immers nog in de fase dat ze zich louter blindstaren op het materiële eten en drinken. Tijdens het gesprek tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw zijn de leerlingen naar de stad om voedsel. En tegen Jezus zeggen ze: ‘Eet toch iets.’ Wanneer Jezus antwoordt: ‘Ik heb al iets te eten, voedsel dat jullie niet kennen,’ zijn de leerlingen stomverbaasd. Ze denken dat iemand anders Jezus al eten gebracht heeft.
De Samaritaanse vrouw begrijpt het helemaal. Ze keert terug naar de stad en vertelt er over haar wonderlijke ontmoeting met de man aan de waterput. Ze vertelt erover hoe je moet geloven en over het levengevende water dat voor iedereen bestemd is. Nog voor de apostelen in het openbaar getuigen over een geloof dat nieuw leven geeft, is er die éne vrouw die mensen ervan overtuigt dat Jezus een bijzonder mens is.
Willen we echte volgelingen van Jezus zijn, dan moeten we proberen zo ontvankelijk te zijn als de Samaritaanse vrouw en ook de ontmoeting durven aangaan. Praten met anderen. En het hoeven uiteraard niet altijd diepgravende bespiegelingen te zijn. Gewoon een praatje over het weer of over hoe het met de ander gaat. Gewoon de ander zien staan. En dan zullen we merken hoe we leven geven aan de ander en hoe in ons levengevend water opborrelt.
(We maakten dankbaar gebruik van de commentaren van Harry Tacken en Eric Joris in het Franciscaanse Tijdschrift voor Verkondiging.)
Water verbindt Noord en Zuid
In Burkina Faso, het land dat Broederlijk Delen vooruitschuift in 2017, is er echt water tekort!
In het hoge Noorden van het land kappen vrouwen als Amssetou stenen en ze bouwen erosiedijken op de landbouwvelden om de schaarse regen op te vangen. Door de dijken kan de hevigere regenval later op het jaar de vruchtbare grond en zaden niet wegspoelen. De grond levert daardoor tot vier keer meer oogst op.
Water is voor de Burkinezen levensnoodzakelijk. De partnerorganisaties van Broederlijk Delen helpen de inlandse bevolking, maar ze hebben onze steun nodig bij deze campagne die als slogan heeft: “Stort regen voor Burkina Faso”. Wij kunnen 115.000 Burkinese boerenfamilies een eerlijke kans te geven om te kiezen voor gezond voedsel, onderwijs en toekomstkansen. Ondanks het gebrek aan regen.
Water kan hier ook teken zijn van nieuw leven. De veerkrachtige aanpak van de mensen uit Burkina Faso kan ons tot voorbeeld zijn. We kunnen de Burkinezen een financiële duw in de rug geven in hun pogingen om van hun land een tuin van belofte te maken. Laten we daarom de omhalingen voor Broederlijk Delen op de zondagen 26 maart en 9 april (Palmzondag) gul steunen.
Op zondag 19 maart zullen onze vormelingen hun naam opgeven voor hun vormsel en een kruisje ontvangen. De vormselviering heeft plaats op zaterdag 29 april.
De Werkgroep Liturgie
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.