Bezinning
DE HEER IS ONZE REISGENOOT
De Heer is onze reisgenoot,
Hij die ons zijn gezelschap bood
en sprekend over kruis en graf
geduldig tekst en uitleg gaf.
Zo valt een lange weg ons licht,
de Schrift opent een vergezicht
en brengt verdwaalden dicht bij huis,
verloren zonen komen thuis.
De avond daalt, blijf bij ons Heer
Hij zet zich aan de tafel neer
en breekt het brood en schenkt de wijn,
die gast, het moet de Gastheer zijn!
Wij keren naar Jeruzalem,
ons brandend hart verneemt zijn stem,
Hij deelt met ons het daaglijks brood,
de Heer is onze reisgenoot.
Jaap Zijlstra (1933 –2015), Nederlands dichter, schrijver en predikant
Uitleg bij de lezingen
Groeien in geloof
Volgende zondag is het “de DERDE zondag van Pasen”. Het is een van de zeven zondagen die de brug slaan tussen Pasen en Pinksteren. Tot en met Sinksen is de eerste lezing telkens genomen uit de Handelingen van de apostelen. De evangelielezing is meestal van Johannes, een enkele keer van Lucas: dat gebeurt op 30 april, wanneer het evangelieverhaal van de Emmaüsgangers centraal staat. Net zoals vorige week, volgt er in het evangelie een verhaal van geloofsgroei. Vorige week was het de beurt aan Tomas, volgend weekend stappen we mee met de Emmaüsgangers. Het gaat om een écht paasverhaal van twee mensen die onderweg zijn en een hele ommeslag meemaken.
De toespraak van Petrus (Handelingen 2,14 en 22-33)
Dat Jezus door God gezonden is, is voor de naaste kring rond Jezus vanzelfsprekend. Voor hen is de moeilijkheid vooral hoe zij de kruisdood moeten plaatsen binnen deze goddelijke zending. Is die dood het einde? Voor het volk gaat de vraag verder: als zij de Messias gekruisigd hebben, is er dan voor hen nog wel leven en toekomst? In de Pinksterrede spreekt Petrus de verzamelde menigte in Jeruzalem toe en houdt het dan ook niet bij het verklaren vanuit de Schriften, hij nodigt hen uit tot een doop ter bekering en vergeving van de zonden (Hand. 2,38). Immers, al wie de Heer aanroept zal gered worden (Hand. 2,21).
Om te verhelderen dat de gekruisigde Jezus toch ook Gods Messias is, verwijst Petrus naar de davidische beloften en Psalm 16. Jezus is de davidische Messias, waarvan de leerlingen getuigen dat God hem heeft doen opstaan. Van bange en ongelovige mensen zijn de leerlingen zo tot getuigen uitgegroeid. Nu is het aan het volk om tot erkenning en inkeer te komen.
De Emmaüsgangers (Lc 24,13-35)
Frans Broekhoff, pastoraal werker in Zwolle, ontsluit het verhaal op de volgende manier.
“Twee mensen zijn op weg. Ze verlaten Jeruzalem, gaan de poorten door en lopen de weg van de berg af naar Emmaüs. Een dorp ongeveer elf kilometer verderop. En bij het wandelen praatten ze met elkaar. Opeens komt er een man bij hen lopen. Hij vraagt hen: ‘Waar hebben jullie het over?’ Verbazing alom: ‘Weet je het dan niet van Jezus, die gekruisigd is? Van Jezus die een man was groot als profeet, machtig in woord en daad?
Het verhaal vertelt dus dat de kruisiging van Jezus een grootse gebeurtenis was. Zo’n gebeurtenis waar de hele stad vol van was. Eindelijk een man die Israël zou verlossen, en nu is die man gekruisigd, gestorven. Weg alle toekomstdromen. Weg alle hoop, de werkelijkheid is nog even grauw als daarvoor.
‘Wat moeten we nou?’, schijnen de leerlingen te zeggen. De liefde van de leerlingen voor Jezus is overduidelijk, het vertrouwen dat ze in Hem hadden is groot. Dat is zonneklaar, maar nu is dat voorbij. Er was hoop en er was vertrouwen, maar nu is het over en uit. En dat blijkt ook: ze keren Jeruzalem, de stad van God, de rug toe. Ze gaan weg van de plaats waar Jezus is gestorven. Ze gaan terug naar hun dorp. Ze laten alles achter. Ze hadden vertrouwen in de mens Jezus, maar het is de vraag of ze eigenlijk wel goed wisten wie Jezus werkelijk was.
‘Hij was groot in woord en daad’, zeggen ze, maar dat zijn meer mensen. Er zijn meer mensen die van alles kunnen. Ze hadden vertrouwen in Jezus zolang Hij bij hen was, maar nu Hij weg is, is het vertrouwen ook weg. En dat verwijt Jezus hen ook: ‘Moest de Messias dit alles niet lijden?’ Eigenlijk zegt Jezus, dat het lijden bij de Messias hoort. Dat lijden een onderdeel is van zijn opdracht. En dat gaat in tegen wat wij als mensen belangrijk vinden. Wat wij als succesvol zien.
Als wij geloven in Jezus, geloven we niet in een mens met succes. Dan geloven we niet in de mens die het allemaal wel regelt. Geloven in Jezus betekent geloven in een mens die weet wat lijden is. Die door het lijden heengaat. Het is misschien maar een schrale troost als je zelf lijdt. Als je lijdt door ziekte, door ruzie, door echtscheiding, door werkeloosheid. Het is niet veel als het leven zwaar is, maar het is wel de kern van ons geloof. Het gezicht van de God, dat we niet kennen, geloven we te zien in een mens, in Jezus. Als we willen weten wie God is, mogen we naar Jezus kijken en dan zien we een mens, die met ons meegaat door de ellende heen.
En datzelfde thema kun je in de hele Bijbel vinden. God trekt steeds weer opnieuw mee met het volk Israël. Toch is ook voor Israël het geloof in God geen garantie op een goed en mooi leven. Maar steeds opnieuw is hij hun houvast, hun maatje, die met hen meetrekt door de woestijn, die met hen meegaat in de ballingschap, die altijd en overal met het volk meetrekt.
En het is dat besef dat de twee leerlingen van Emmaüs kwijt zijn. Ze voelen zich verlaten, in de steek gelaten. Ze hadden succes verwacht, ze hadden verwacht dat Jezus de werkelijkheid zou veranderen dat er met Jezus een nieuwe wereld begint ... En dan blijkt dat Jezus onderhevig is aan de wetten van de mensen, dan blijkt dat ook Hij kan worden opgepakt, dat ook Hij kan lijden en kan sterven. En als ze dat meemaken, dan is Jezus toch niet wie ze zoeken. ‘We dachten dat Hij het was die ons zou redden’, zo zeggen ze.
Jezus is echter niet de man die alles zomaar verandert. Hij is de man, de vriend misschien, die met mensen meetrekt. Als Jezus de Messias is, de man die God naar ons toezendt, dan is Hij dat omdat Hij, net als God zelf, met de mensen meegaat. Daarom ook vertelt Jezus op de weg naar Emmaüs het verhaal van God met de mensen, te beginnen bij Mozes. En zo legt Hij uit wie de Messias is en wie Hij zelf wilde zijn.
Toch zien de leerlingen, ook als Hij dat vertelt, nog steeds niet wij Hij is. Dat zien ze pas op het moment dat Jezus brood met hen deelt. Dat zien ze als hij samen met hen aan tafel zit. Als Hij doet wat hij zegt.
Geloven in God, vertrouwen op Jezus is niet de genezing van alle kwalen. Is niet de grote oplossing van al onze problemen. Geloven in God kan ons misschien vooral kracht geven. Maakt dat we ons niet alleen hoeven voelen.
God belooft dat Hij met mensen wil zijn, met de mensen op al de momenten van het leven, de goede en de slechte. Ook als hij naar ons eigen gevoel ver weg is. En het enige dat ik u kan toewensen is dat die nabijheid van God u kracht geeft op de momenten dat het moeilijk is. Dat Hij u de kracht geeft, net als aan die twee leerlingen van Emmaüs die opeens weer toekomst zagen. Die niet meer bij de dood van Jezus bleven stilstaan, maar verder gingen. Ze keerden terug naar Jeruzalem, naar de andere leerlingen om te vertellen wat er was gebeurd en begonnen opnieuw met het volgen van Jezus, maar dan wel op een nieuwe manier.”
Bij deze gedachten van Frans Broekhoff sluit het gedicht aan van Jaap Zijlstra. Tot zondag?
De Werkgroep Liturgie