Bij de lezingen
De zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren is een stille zondag, ‘Wezenzondag’ zegt men soms.
De jonge kerk zit in zak en as: Jezus is weg en de Helper is nog niet gekomen. Maar, in afwachting, blijven ze elkaar vinden in gebed, zo lezen we in de Handelingen van de apostelen: “Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.” De dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren zijn een tijd van bidden om de Geest: “Veni, sancte Spiritus: Kom, heilige Geest.”
Die gebedstrouw hadden ze zeker van Jezus die een man van gebed was, ook op de drempel van zijn lijden en zijn dood. We lezen op zondag 28 mei in flash back een stuk uit het Johannesevangelie, het persoonlijk gebed van Jezus tot God op de vooravond van zijn arrestatie. Je zou het kunnen samenvatten als volgt: “Laat mijn mensen niet verloren lopen, niet verdwalen in het kwaad van de wereld. Laat hen niet vallen, niet uiteenvallen. Hou hen bijeen, en help hen in Gods naam door te gaan met wat Ik begonnen ben. Laat hen voelen, dat Gij, Vader, zorg voor hen draagt, dat het leven in uw hand eeuwig is en van oneindige waarde, dat onze geest hun deel mag zijn.”
Geest heeft alles te maken met die liefdevolle ongrijpbare aanwezigheid van God. Niet zichtbaar, maar wel altijd aanwezig als de adem van ons leven.
Beide lezingen geven dus een getuigenis over biddend blijven geloven, ondanks angst, radeloosheid, lijden en dood. En zo zijn ze een oproep om ook vandaag een biddende gemeenschap te blijven vormen, met Jezus als voorbeeld en voorspreker.
En met Hem te bidden om de Geest, een frisse wind, die adem geeft, die bezielt, vernieuwt, die een nieuw begin mogelijk maakt.
De Werkgroep Liturgie